Familiegegevens en opleiding
Geen gegevens
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.J. van der Eb was met vlagnummer R217 in de periode 1846 t/m 1855 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
J.J.van der Eb was in 1852 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1855 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat de weduwe van kapitein J.J. van der Eb een uitkering kreeg van f 190,- voor haar en haar drie kinderen. In 1858 was de uitkering f 200,83 voor haar en drie kinderen incl. schoolgeld. In 1859 was deze f 205,60058.
In het Jaarverslag 1865 van de Maatschappij is vermeld dat de weduwe van J.J. van der Eb in 1865 is overleden058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein J.J. van der Eb met vlagnummer R217 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1849 van de brik “St. George Delmina” 100 last voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam
* 1851 van de bark “Celebes” 169 last voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam
Bouma025 vermeldt J.J. van der Eb als gezagvoerder gedurende:
* 1847 t/m 1849 van de sch.brik “Gouverneur v/d Eb” ex Equator, gebouwd in 1837 te Rotterdam, 165 ton o.m., varend voor H.van Rijckevorsel te Rotterdam;
* 1850 t/m 1852 van de brik “St.George de la Mina”, gebouwd in 1849 te Rotterdam, 188 ton o.m., varend voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam;
* 1851 t/m 1852 van de bark “Celebes”, gebouwd in 1841 te Rotterdam, 317 ton o.m., varend voor H.van Rijckevorsel te Rotterdam. Het schip voer in 1853 voor A.van Lier te Rotterdam en was herdoopt in “Adrianus Wilhelmus”.
Twee voorgaande opgaven bevatten overlap in vaarperioden
Overige bijzonderheden
De gezagvoerder die de “Gouverneur van Eb”gedurende de eerste drie jaar voor Huibert van Rijckevorsel voerde was kapitein J. J. van der Eb heette. Het schip moet een voorspoedige uit- en thuisreis gehad hebben, want begin 1848 ligt het weer te Hellevoetsluis met bestemming St. George d'Elmina. Dit blijkt uit een privé brief dd. 29 februari van dat jaar van Huibert van Rijckevorsel aan J. C. Baud te Den Haag, toen Minister van Koloniën, aanbiedende om zijn "snel zeilende schoenerbrik Gouverneur van der Eb Madeira te laten aandoen ter overreiking van depeches als anderzints en zulks zonder eenige geldelijke tegemoetkoming uitgenomen vergoeding van kosten wanneer die er mogten zijn". Een en ander omdat hij heeft vernomen "dat de stoomboot bestemd ter afhaling van Z.K.H. Prins Alexander te Madeira, die reis niet zoude doen, maar op nadere bestemming blijven wachten".
Het jaar 1852 bracht Huibert van Rijckevorseltwee tegenslagen die bewezen hoe gelukkig hij tot toen toe geweest was; de firma werd juist daar getroffen waar zij het meest floreerde. In de nacht van 27 op 28 mei strandde de schoener-brik Gouverneur van der Eb (I) op de kust bij Cape Coast, de hoofdplaats der Engelse Bezittingen ter Kuste, gelegen op slechts enige mijlen afstand van Elmina. Door medewerking van het Engelse Bestuur was het mogelijk een gedeelte van het casco en de lading te redden en de equipage werd met de St George de la Mina en de Curaçao naar het vaderland terug vervoerd.
Het was het eerste schip van de rederij H. van Rijckevorsel dat verloren ging door schipbreuk en ofschoon de firma er slechts voor de helft een aandeel in had, zal het haar beide partners toch aan het hart zijn gegaan het scheepje te moeten verliezen waarmee de basis voor hun Afrikaanse zaken was gelegd.
Gouverneur A. van der Eb, 1813 - 1852, was Gouverneur van Elmina van 1840 – 1846.
Anthony van der Eb, geboren in 1813 te Rotterdam, was als ambtenaar ter Kuste van Guinea sinds 1831 in verschillende betrekkingen werkzaam geweest toen hij aldaar de hoogste post bereikte, eerst van 1837 tot 1838 als Commandeur ad interim, en daarna tweemaal als Luit. Kol., Gouverneur nl. van 1840 tot 1846 en van 1847 tot zijn dood ter plaatse in 1852. In 1847 keerde hij van verlof te St. George d'Elmina terug met een naar hem genoemde schoenerbrik. Met die brik moet Huibert van Rijckevorsel zijn nieuwe onderneming hebben ingeleid.
Gouverneur Van den Bossche had als Gouverneur Ter Kuste van Guinea, hoofdvestiging Elmina, om gezondheidsredenen naar Nederland moeten terugkeren. Waarnemend gouverneur was Overste Cornelis Johannes Marius Nagtglas, geb. te Utrecht 16.5.1814, overleden te Harderwijk 10.1.1897. Later tot kolonel bevorderd. Hij is van 1858 tot 1862 gouverneur geweest. Van 1869 tot 1871 werd hij opnieuw naar de Goudkust gezonden, nu met de titel van Commissaris der Nederlandsche regeering.
Uit: http://www.engelfriet.net/Alie/Aad/elmina1.htm
Familiegegevens en opleiding
Willem van der Hoeven werd geboren op 09 maart 1823 te Rotterdam als zoon van de Remonstrantse Pieter Abrahamsz. van der Hoeven, kamerbewaarder, en Josina Snelleman. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Groote Draaisteeg Wijk 1 nr. 97 (nieuw nr. 15).
Hij huwde op 26 december 1849 te Rotterdam met Catharina Snelleman, geboren 18 oktober 1825 te Rotterdam als dochter van de Remonstrantse Johannes Snelleman en Catharina Story.
Hij overleed te Rotterdam aan het Willemsplein op 12 september 1885005.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
-
van der Hoeven was met vlagnummer R262 in de periode 1849 t/m 1883 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
W.van der Hoeven was president van de Maatschappij van 1862-1864 en 1868-1870 en vice president van 1865-1867058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein W. van der Hoeven met vlagnummer R262 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1849 van de sch. “Gouverneur van der Eb” 58 last voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam
* 1851 van de brik “St.Georg de la Mina” 100 last voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam
* 1855 van de bark “Van Bosse” `` 355 last voor Bonke & Co te Rotterdam
* 1858, 1859 van het fregat “Jedo” 399 last voor Bonke & Co te Rotterdam
* 1862 t/m 1867, 1874, 1877, 1878, 1880, 1881 geen vermelding van schip en reeder
Bouma025 vermeldt W.van der Hoeven als gezagvoerder gedurende:
* 1853 van de bark “Hendrik” ex Jonge Cornelis, gebouwd in 1840 te Alblasserdam, 335 ton o.m., varend voor Bonke & Co te Rotterdam. Het schip is op 31 december 1853 gestrand op Schouwen en wrak geraakt;
* 1853 t/m 1854 van de brik “St.George de la Mina”, gebouwd in 1849 te Rotterdam, 188 ton o.m., varend voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam. (Bouma administreert dit schip hier onder J.J. van der Hoeven, maar vanwege de opgaven in het Archief van het Rotterdamse zeemnascollege neem ik aan dat de initialen onjuist zijn);
* 1855 t/m 1856 van de bark “van Bosse”, gebouwd in 1854 te Bremerhaven, 665 ton o.m., varend voor Bonke & Co te Rotterdam;
* 1857 t/m 1861 van het 3/m schip “Jedo”, gebouwd in 1856 te Schiedam, 753 ton o.m., varend voor Bonke & Co te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
In september 2002 ontving ik van de heer R.van Staveren te Wilnis een kopie van een “Rekening Courant van ’t Nederlandsch Barkschip WILLEM BARENDS gevoerd door C.Jaski van Een O.Indische reis.”.(13 pp A-4) De heer van Staveren schreef: “Het origineel bevindt zich in het familie archief, dat momenteel in bezit is van Christiaan Michiel Jaski (vier generaties deze tijdkant op).”
Op 02 februari 1857 (Batavia) staat er de post “Aan Kapt v.d. Hoeven 1 vat brood 32,00”.
-
van der Hoeven werd op 01 mei 1861 expert van het bureau Veritas. Dit bureau was belast met het toezicht op de bouw van nieuwe schepen en toezicht op onderhoud en herstellingen aan bestaande schepen. Veritas “classificeerde” dwz hield op die manier toezicht op 96% van de Nederlandse koopvaardijvloot.
Hij werd op 21 november 1866 lid van de gemeenteraad van Rotterdam 090
-
31. De N.V.Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart-Maatschappij werd op 18 april 1873 opgericht. “Tot president-directeur werd benoemd W. van der Hoeven, oud-kapitein, die als expert voor Veritas en speciaal agent van de Nederlandsche Handel-Maatschappij een belangrijke positie in de Rotterdamse scheepvaartwereld innam..”
p.49. “Het bestuur van de rederij (NASM) leedd een gevoelig verlies door het uittreden van de heer Van der Hoeven die, gedwongen door een slechte gezondheid, in 1884 ontslag nam als president-directeur. Lang heeft hij, die van het begin af de rederij op kundige wijze had geleid, niet van zijn rust kunnen genieten. Een jaar later overleed hij.”
Uit:” Brug over den oceaan. Een eeuw geschiedenis van de Holland Amerika Lijn”, door A.D.Wentholt, 1973 Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam/’s Gravenhage
Willem van der Hoeven werd, als president-directeur van de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaartmaatschappij te Rotterdam, geïnterviewd door de Commissie inzake de “Enquete omtrent den Toestand van de Nederlandsche Koopvaardijvloot 1874-1875”, p.339.
In vraag 5920 wordt gesteld: “Gij zijt geruimen tijd gezaghebber op Indië geweest; gij zijt dus ook bekend met den Indische handel en zijn belangen. Meent ge dat het reederijbedrijf met houten schepen nog voordeel kan opleveren?”
Het antwoord was:
“Ja wel, ik geloof dat in de vaart met houten schepen op Indié nog groote voordeelen te behalen zijn. Wij heben in onze omtrek, gelukkig, verscheidene voorbeelden uit lateren tijd, dat de reederij van houten schepen zeer gunstige resultaten heeft opgeleverd.”
Familiegegevens en opleiding
Geen gegevens
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.J. van der Eb was met vlagnummer R217 in de periode 1846 t/m 1855 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
J.J.van der Eb was in 1852 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1855 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat de weduwe van kapitein J.J. van der Eb een uitkering kreeg van f 190,- voor haar en haar drie kinderen. In 1858 was de uitkering f 200,83 voor haar en drie kinderen incl. schoolgeld. In 1859 was deze f 205,60058.
In het Jaarverslag 1865 van de Maatschappij is vermeld dat de weduwe van J.J. van der Eb in 1865 is overleden058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein J.J. van der Eb met vlagnummer R217 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1849 van de brik “St. George Delmina” 100 last voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam
* 1851 van de bark “Celebes” 169 last voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam
Bouma025 vermeldt J.J. van der Eb als gezagvoerder gedurende:
* 1847 t/m 1849 van de sch.brik “Gouverneur v/d Eb” ex Equator, gebouwd in 1837 te Rotterdam, 165 ton o.m., varend voor H.van Rijckevorsel te Rotterdam;
* 1850 t/m 1852 van de brik “St.George de la Mina”, gebouwd in 1849 te Rotterdam, 188 ton o.m., varend voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam;
* 1851 t/m 1852 van de bark “Celebes”, gebouwd in 1841 te Rotterdam, 317 ton o.m., varend voor H.van Rijckevorsel te Rotterdam. Het schip voer in 1853 voor A.van Lier te Rotterdam en was herdoopt in “Adrianus Wilhelmus”.
Twee voorgaande opgaven bevatten overlap in vaarperioden
Overige bijzonderheden
De gezagvoerder die de “Gouverneur van Eb”gedurende de eerste drie jaar voor Huibert van Rijckevorsel voerde was kapitein J. J. van der Eb heette. Het schip moet een voorspoedige uit- en thuisreis gehad hebben, want begin 1848 ligt het weer te Hellevoetsluis met bestemming St. George d'Elmina. Dit blijkt uit een privé brief dd. 29 februari van dat jaar van Huibert van Rijckevorsel aan J. C. Baud te Den Haag, toen Minister van Koloniën, aanbiedende om zijn "snel zeilende schoenerbrik Gouverneur van der Eb Madeira te laten aandoen ter overreiking van depeches als anderzints en zulks zonder eenige geldelijke tegemoetkoming uitgenomen vergoeding van kosten wanneer die er mogten zijn". Een en ander omdat hij heeft vernomen "dat de stoomboot bestemd ter afhaling van Z.K.H. Prins Alexander te Madeira, die reis niet zoude doen, maar op nadere bestemming blijven wachten".
Het jaar 1852 bracht Huibert van Rijckevorseltwee tegenslagen die bewezen hoe gelukkig hij tot toen toe geweest was; de firma werd juist daar getroffen waar zij het meest floreerde. In de nacht van 27 op 28 mei strandde de schoener-brik Gouverneur van der Eb (I) op de kust bij Cape Coast, de hoofdplaats der Engelse Bezittingen ter Kuste, gelegen op slechts enige mijlen afstand van Elmina. Door medewerking van het Engelse Bestuur was het mogelijk een gedeelte van het casco en de lading te redden en de equipage werd met de St George de la Mina en de Curaçao naar het vaderland terug vervoerd.
Het was het eerste schip van de rederij H. van Rijckevorsel dat verloren ging door schipbreuk en ofschoon de firma er slechts voor de helft een aandeel in had, zal het haar beide partners toch aan het hart zijn gegaan het scheepje te moeten verliezen waarmee de basis voor hun Afrikaanse zaken was gelegd.
Gouverneur A. van der Eb, 1813 - 1852, was Gouverneur van Elmina van 1840 – 1846.
Anthony van der Eb, geboren in 1813 te Rotterdam, was als ambtenaar ter Kuste van Guinea sinds 1831 in verschillende betrekkingen werkzaam geweest toen hij aldaar de hoogste post bereikte, eerst van 1837 tot 1838 als Commandeur ad interim, en daarna tweemaal als Luit. Kol., Gouverneur nl. van 1840 tot 1846 en van 1847 tot zijn dood ter plaatse in 1852. In 1847 keerde hij van verlof te St. George d'Elmina terug met een naar hem genoemde schoenerbrik. Met die brik moet Huibert van Rijckevorsel zijn nieuwe onderneming hebben ingeleid.
Gouverneur Van den Bossche had als Gouverneur Ter Kuste van Guinea, hoofdvestiging Elmina, om gezondheidsredenen naar Nederland moeten terugkeren. Waarnemend gouverneur was Overste Cornelis Johannes Marius Nagtglas, geb. te Utrecht 16.5.1814, overleden te Harderwijk 10.1.1897. Later tot kolonel bevorderd. Hij is van 1858 tot 1862 gouverneur geweest. Van 1869 tot 1871 werd hij opnieuw naar de Goudkust gezonden, nu met de titel van Commissaris der Nederlandsche regeering.
Uit: http://www.engelfriet.net/Alie/Aad/elmina1.htm
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt J.F. van Boven als geagvoerder gedurende:
- 1855 t/m 1859 van de brik “St.George de la Mina”, gebouwd in 1849 te Rotterdam, 188 ton o.m., varend voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt H.W. v/d Velden als gezagvoerder van/in:
* 1858 van de kof “Riga”, gebouwd in 1838 te Delfzijl, 120 ton o.m., varend voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam;
* 1858 t/m 1859 van de brik “Ivoorkust” ex Komeet, gebouwd in 1849 in Capelle aan de IJssel, 182 ton o.m., varend voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam;
* 1860 t/m 1861 van de brik “St.George de la Mina”, gebouwd in 1849 te Rotterdam, 188 ton o.m., varend voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam;
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Ernst Willem Fabritius werd geboren op 28 september 1832 te Alkmaar als zoon van de Nederlands Hervormde Ernst Willem Fabritius en Jacoba Merck. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Mauritsstraat Wijk 15 nr. 12 (nieuw nr. 67). Hij vertrok op 02 mei 1872 naar Den Helder en behaalde op 26 november /03 december 1859 het diploma voor 1e stuurman op de grote vaart, en had daarbij kennis van het stoomwerktuig en de besturing van een stoomschip.
Hij huwde op 13 juni 1866 te Rotterdam met Maria Philomena Elizabeth Quekel, geboren 08 september 1837 te ’s Hertogenbosch als dochter van de Rooms-Katholieke Andrea Quekel, schoenmaker, en Maria Elisabeth Rijswijk005
Er wordt gesproken over de resultaten aan de zeevaartschool in Rotterdam tussen 1860-1865. “De behaalde diploma’s in de stuurmanskunst hadden overigens vooral betrekking op de zeilvaart. De stoomvaart had nauwelijks belangstelling. Alleen de uit Alkmaar afkomstige kapitein Ernst Willem Fabritius had kennis van het stoomwerktuig en de besturing van een stoomschip”005.
Op 20 nov. 1881 te Haarlem overleed op bijna 14-jarige leeftijd de oudste dochter Jacoba Maria Elisabeth, na een hevige ziekte.
Na zijn varend bestaan werd E.W. Fabritius bij Koninklijk Besluit van 28 maart 1884 per 1 april aangesteld als Commissaris van het Loodswezen te Terschelling en werd met ingang van 1 april 1886 in dezelfde functie aangenomen te Vlissingen. Hij heeft op deze standplaats slechts 6 maanden gewerkt, want hij overleed na een kortstondige ziekte op 29 oktober 1886 en werd begraven op de algemene begraafplaats te Vlissingen.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
E.W.Fabritius was met vlagnummer R138 van 1865 t/m 1870 lid voor de vlag van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. Hij voerde dus wèl de collegevlag, maar had geen recht op financiële tegemoetkomingen058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein E.W.Fabritius met vlagnummer R138 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1864 t/m 1867 van de bark “G.K. Graaf van Hogendorp” 399 last voor Hartog & Glazener te Rotterdam
Bouma025 vermeldt E.W.Fabritius als gezagvoerder gedurende:
* 1862 van de brik “St.George de la Mina”, gebouwd in 1849 te Rotterdam, 188 ton o.m., varend voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam;
* 1864 t/m 1871 van de bark “Gijsbert Karel van Hoogendorp”, gebouwd in 1864 te Lekkerkerk, 756 ton o.m., varend voor Hartog & Glazener te Rotterdam;
* 1873 van het ijzeren schroefstoomschip “Prins van Oranje”, gebouwd in 1871 te Glasgow, 1829 ton o.m., varend voor de Stoomvaart Maatschappij “Nederland”(1870) te Amsterdam;
* 1875 t/m 1881 op het schroefstoomschip “Prinses Amalia”, gebouwd in 1874 te Glasgow, 3495 ton o.m., varend voor de Stoomvaart Maatschappij “Nederland” (1870) te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
E.W.Fabritius vertrok per 05 oktober 1872 van Nieuwediep met de “Prins van Oranje” en een detachement van 3 officieren en 100 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 12 november 1872 na een reis van 38 dagen.
Hij vertrok per 06 maart 1873 van Nieuwediep met de “Prins van Oranje” en een detachement van 3 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 18 april 1873 na een reis van 43 dagen065.
Hij vertrok op 05 augustus 1873 van Nieuwediep met de “Prins van Oranje” en een detachement van 3 officieren en 300 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 16 september 1873 na een reis van 42 dagen. Onderweg was 1 manschap overleden065*.
E.W.Fabritius transporteerde met de “Prinses Amalia” vanuit Nieuwediep de volgende militaire detachementen naar Batavia065*:
* Vertrek 17 juni 1874. Aankomst 31 juli 1874 na 44 dagen. 5 officieren en 151 manschappen.
* Vertrek 21 november 1874. Aankomst 10 januari 1875 na 50 dagen. 3 officieren en 150 manschappen. Onderweg werd 1 manschap vermist.
* Vertrek 02 mei 1875. Aankomst 14 juni 1875 na 43 dagen. 5 officieren en 125 manschappen.
* Vertrek 03 oktober 1875. Aankomst 19 november 1875 na 47 dagen. 8 officieren en 555 manschappen. In Port Said werden 3 deserteurs van de “Hampton” en 1 van de “Conrad” aan boord genomen. In Batavia ontbraken 10 manschappen zonder opgaaf van redenen.
* Vertrek 18 maart 1876. Aankomst 26 mei 1876 na 69 dagen. 9 officieren en 158 manschappen.
* Vertrek 18 oktober 1876. Aankomst 10 december 1876 na 43 dagen. Onderweg zijn 3 manschappen gedeserteerd.
(Bossenbroek065 vermeldt op p. 70/71
“Uit het inschepingsregister en de litteratuur zijn mij veertien meer of minder ernstige gevallen van muiterij of pogingen daartoe bekend, die zich in deze periode tijdens het vervoer van koloniale soldaten naar Indië hebben voorgedaan. Ze vonden plaats aan boord van de …Prinses Amalia …”. De muiterij vond plaats in het Suez-kanaal. In een “… vechtpartij met den sabel” waren de muiters … er niet malsch afgekomen; sabelhouwen op het hoofd, en een twee ribben stuk” waren het resultaat”. … “Voor de muiterij op de Prinses Amalia werden ‘speciaal Franschen en Belgen’ verantwoordelijk gesteld065)
* Vertrek 07 april 1877. Aanlomst 19 mei 1877 na 42 dagen. 5 officieren en 260 manschappen. Onderweg was 1 manschap overleden.
* Vertrek 01 september 1877. Aankomst 15 oktober 1877 na 44 dagen.
* Vertrek 26 januari 1878. Aankomst 10 maart 1878 na 43 dagen. Onderweg ontbrak 1 manschap zonder opgaaf van reden.
Hierna waren de vertrekdata vanaf Amsterdam.
* Vertrek 30 augustus 1879. Aankomst 09 oktober 1879 na 40 dagen. 5 officieren en 60 manschappen.
* Vertrek 18 januari 1880. Aankomst 04 maart 1880 na 46 dagen. 3 officieren en 63 manschappen.
* Vertrek 05 juni 1880. Aankomst 19 juli 1880 na 44 dagen. 3 officieren en 54 manschappen.
* Vertrek 23 oktober 1880. Aankomst 08 december 1880 na 46 dagen. 2 officieren en 54 manschappen.
* Vertrek 12 maart 1881. Aankomst 08 mei 1881 na 57 dagen. 3 officieren en 50 manschappen. In het Suez-kanaal is het detachement overgegaan aan boord van de “Prinses Marie”.
In de Harlinger Courant dd 13 december 1874 staat het volgende bericht096:
“Het stoomschip Prinses Amalia, kapt. Fabritius, van Nieuwediep naar Batavia, is den 9 dezer des ochtends te Port-Saïd aangekomen.”
“De Prinses Amalia kreeg op de vijfde uitreis, vier uur na het verlaten van Suez op 7 april 1876, een gebroken krukas. Het schip werd teruggesleept naar Suez door het stoomschip Mandalay, maar kon daar niet worden gerepareerd. De lading ging uiteindelijk met de gecharterde Larington door naar Batavia. Het voor Indië bestemde landmachtdetachement aan boord vervolgde de overtocht met het SNM-schip Prins Hendrik (II) en het marinedetachement met het oorlogsschip Prins Hendrik der Nederlanden; de overige passagiers gingen verder met de Drenthe, de Prins Hendrik en een Franse mailboot. De Engelse sleper Anglia bracht de Pinses Amalia naar de Elder-werf in Port Glasgow.”
Uit: p.13 “De eeuw van ‘Nederland’. Geschiedenis en vloot van de Stoomvaart Maatschappij ‘Nederland’” door A.J.J.Mulder.c.s. Uitg. Asia Maior. 2003.
“Op 28 juni 1880 deed de Prinses Amalia een poging de Venetia van P&O vlot te trekken, die aan de grond was gelopen bij het eiland Jebel Zukar in dce Rode Zee. Nadat de trossen verscheidene malen waren gebroken, nam het SMN-schip ten slotte de pasagiers en mails over en bracht die naar Aden.”
Uit: p.14 “De eeuw van ‘Nederland’. Geschiedenis en vloot van de Stoomvaart Maatschappij ‘Nederland’” door A.J.J.Mulder.c.s. Uitg. Asia Maior. 2003.
“De Prinses Amalia kwam in maart 1881 tijdens haar zeventiende uitreis, opnieuw na het vertrek uit Suez, in aanvaring met drijvend wrakhout, waardoor de schroefas en de roersteven werden beschadigd. Het schip werd door het stoomschip Kamtschatka teruggesleept naar Suez.”
Uit: p.13 “De eeuw van ‘Nederland’. Geschiedenis en vloot van de Stoomvaart Maatschappij ‘Nederland’” door A.J.J.Mulder.c.s. Uitg. Asia Maior. 2003.
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt N.J.A.Maarschalk als gezagvoerder gedurende:
* 1860 van de sch.brik “Gouverneur v/d Eb” ex Polaris, gebouwd in 1845 te Rotterdam, 214 ton o.m., varend voor H.van Rijckevorsel te Rotterdam. Het schip voer in 1861 voor Boom & Co te Middelburg en was herdoopt in “Catharina Elisabeth”;
* 1861 van de brik “Gouverneur Schomereus”, gebouwd in 1853 te Rotterdam, 161 ton o.m., varend voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam;
* 1863 van de brik “St.George de la Mina”, gebouwd in 1849 te Rotterdam, 188 ton o.m., varend voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam;
* 1864 t/m 1867 van de schBrik “Hollandsch Accra” ex Maria Anna, gebouwd in 1848 te Amsterdam, 174 ton o.m., varend voor H.Muller & Co te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt A.Zillisen/Zillesen als gezagvoerder gedurende:
* 1860 van de schoenerbrik “Hollandsch Accra”, ex Maria Anna, gebouwd in 1848 te Amsterdam, 174 ton o.m., varend voor H.van Rijckevorsel te Rotterdam;
* 1861 van de 2-mastschoener “Goudkust”, gebouwd in 1852 te Rotterdam, 146 ton o.m., varend voor H.van Rijckevorsel te Rotterdam;
* 1863 van de brik “Gouverneur Schomerus”, gebouwd in 1853 te Rotterdam, 161 ton o.m., varend voor H.van Rijckevorsel te Rotterdam. Het schip was in 1863 ´in liquidatie” en ging over naar H.Müller & Co te Rotterdam;
* 1864 van de brik “St.George de la Mina”, gebouwd in 1849 te Rotterdam, 188 ton o.m., varend voor H.Muller & Co te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Willem Hendrik de Jong werd geboren op 17 april 1838 te Zuilen. Hij woonde te Zuilen. Hij behaalde op 07 februari 1857 het diploma 3e stuurman voor de grote vaart en volbracht 5 jaren kleine vaart en 4 reizen grote vaart. Op 28 mei 1861 behaalde hij het diploma 1e stuurman005.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
W.H. de Jong was met vlagnummer R194 in de periode 1865 t/m 1870 lid voor de vlag van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. Dit betekende dat hij wèl gerechtigd was de Maatschappijvlag te voeren, maar geen financiële aanspraken had058
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein W.H. de Jong met vlagnummer R194 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1865 van de sch. “President Benson” 77 last varend voor H.Muller & Co te Rotterdam
* 1866, 1867 geen vermelding van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt W.H. de Jong als gezagvoerder gedurende:
* 1866 van de “President Benson” ex Goudkust, gebouwd in 1852 te Rotterdam, 146 ton o.m., varend voor H.Muller & Co te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt kapitein van Duyn (zonder initialen) als gezagvoerder gedurende:
* 1865 van de brik “Ivoorkust” ex Komeet, gebouwd in 1849 aan de IJssel (Capelle?), 182 ton o.m., varend voor H.Muller & Co te Rotterdam. Het schip is in 1865 verongelukt op de kust van Guinea.
Overige bijzonderheden
Geen
|