Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt C.P.Prater als gezagvoerder gedurende:
* 1815 van de bark “Ipenrode”, gebouwd in 1807 te Engeland, 240 ton o.m., geen vermelding van reeder en thuishaven.
Het Archief van de Amsterdamsche Waterschout in het Stadsarchief van Amsterdam11a bevat monsterrollen met als gezagvoerder Cornelis Pietersz Prater op de:
“Pieter & Cornelis”, dd 28 juli 1786; 21 augustus 1788;
“Eendragt”, dd 09 mei 1798;
“Jan Jacob”, dd 05 december 1801; 31 juli 1802’
“Margo”, dd 12 november 1803;
“Vriendschap”, dd 30 januari 1804;
“Ipdenrode”, dd 24 november 1815
Overige bijzonderheden
Rotterdamsche Courant 09 januari 1816
Amsterdam, 6 januari. Den 1 januari is voor Medemblik aangekomen het schip IPENRODE, kapt. C.P. Prater, van Amsterdam naar Surinamenn; heeft de fokkemast, boegspriet en het want verloren; de kapitein heeft een schuit voor NLG 550 aangenomen, om het schip te Medemblik binnen te brengen.
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt J.Prater als gezagvoerder gedurende:
* 1816 van de bark “Ipenrode”, gebouwd in 1807 te Engeland, 240 ton o.m., geen vermelding van reeder en thuishaven.
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma vermeldt M.Charlau als gezagvoerder gedurende:
* 1817 t/m 1820 op de bark “Ipenrode”, gebouwd in 1807 in Engeland, 240 ton o.m., reeder en thuishaven worden niet genoemd;
* 1829 t/m 1832 van de bark “Ipenrode”, gebouwd in 1807 te Engeland, 240 ton o.m., varend voor Roquette & v/d Poll te Amsterdam. Het schip werd in 1832 geveild, (gekocht door G.C.Bosch Reitz en herdoopt in “Sophia Cecilia”.086).
In het Archief van de Amsterdamse Waterschout11a zijn monsterrollen op naam van Michel Charlau op de :
“Drie Vrienden”, dd 17 oktober 1814; 28 november 1815
“Ipenrode”, dd 15 augustus 1817; 31 augustus 1818; 04 september 1819; 14 augustus 1820;
“Amstel”, dd 15 augustus 1821; 08 augustus 1822; 04 augustus 1823; 27 augustus 1824; 29 augustus 1825; 30 augustus 1826;
”Ipenrode”, dd 25 augustus 1827; 04 augustus 1828; 20 oktober 1829 en 05 november 1830.
Overige bijzonderheden
Kajuitwachter Jan Hendrik Stoelman werd vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam per 1 december 1815 geplaatst op de “Drie Vrienden” onder kapitein Michiel Charlau voor een reis vanuit Amsterdam naar Suriname varend voor de heer van Heukelom. Kajuitwachter Stoelman kwam weer terug op school per 31 oktober 1816004(531-1146).
Rotterdamsche Courant 08 juni 1815114
Amsterdam, 6 juni. Kaptein J. Halsen, …..met dezelve heeft men bericht, dat de 20 dito uit die Kolonie naar Amsterdam zouden vertrekken de schepen MARIANNE, kapt. J. Visser, en NICOLETTE JEANE, kapt. K. Duurhagen, en de 24e of 25e dito het schip de DRIE VRIENDEN, kapt. M. Charlenu (vermoedelijk Charlau); al de overige schepen zouden in het laatst van april of uiterlijk in het begin van mei volgen.
Rotterdamsche Courant 19 juni 1815114
Amsterdam, 18 juni. Het schip de DRIE VRIENDEN, kapt M. Charlan (vermoedelijk Charlau), in Texel binnengekomen, is de 23e april laatstleden van Suriname gezeild en breng bericht, dat het schip NICOLETTE JEANE, kapt. K. Duurhagen, bij het uitzeilen van Bramspunt, op de 21e te voren, op de Lijwal was geraakt en adsistentie bekomen had om weder in vlot water te komen (opm: zie ook RC 250715). De schepen SUSANNA MARIA, kapt J. de Vries, VROUWE JEANNE, kapt. B. Calgren, VRIENDSBELEID, T.J. Vlieger en de GOEDE HOOP, J. Dogger, zouden successievelijk acht of tien dagen na kaptein Charlan vertrekken.
Rotterdamsche Courant 19 april 1821114
Amsterdam, 17 april. Kapt. Claas Jansen, voerende het schip MARGARETHA JOHANNA, den 15 april in Texel binnen van Surinamen, is den 7 maart vertrokken; twee dagen te voren was van daar gezeild het schip SOPHIA MARIA, kapt. J. Watson en een dag na hem zou vertrekken het schip (opm: pink) de VROUW CORNELIA, kapt. D. Steenveld, naar Amsterdam; ook lag gereed het schip (opm: brik) IPENRODE, kapt. M. Charlau, mede naar Amsterdam, benevens verscheiden anderen.
Rotterdamsche Courant 28 april 1821114
Amsterdam, 26 april. Kapt. M. Charlau, voerende het schip (opm: brik) IPENRODE, van Surinamen den 21 april in Texel binnen, heeft de reis in 35 dagen afgelegd; dezelve berigt, dat twee dagen na hem zou zeilen het schip de VEREENIGING, kapt. A. Roos, naar Amsterdam.
Rotterdamsche Courant 23 maart 1822114
Amsterdam, 21 maart. Volgens brief van Paramaribo, van den 28 januari, zouden van daar vertrekken de schepen de VEREENIGING, kapt. W. de Boer, en de AMSTEL, Charlau, en in maart het schip CORNELIA, kapt. C. van der Meij, allen met koffij naar Amsterdam; het schip GUIJANA, G. Straatman, had den 31 januari de retourlading aan boord.
Rotterdamsche Courant 02 mei 1822114
Amsterdam, 30 april. Van Surinamen zouden vertrekken de volgende schepen, als den 15 maart de VEREENIGING, kapt. W. de Boer; in het laatst dier maand de AMSTEL, kapt. M. Charlau; den 31 dito de VRIENDSCHAP, J. Visser, en den 21 april WILLEM DEN EERSTEN (opm: fregat WILLEM DE EERSTE), kapt. J. Johannesen, alle vier naar Amsterdam.
Rotterdamsche Courant 30 mei 1822114
Amsterdam, 28 mei. Het schip de JONGE LODEWIJK ANTHONIE (opm: bark, ook wel JONGE LODEWIJK ANTONIE), kapt. P.C. Staghouwer, den 24 mei in Texel binnen van Surinamen, is den 28 maart van daar gezeild, en zoude 2 à 3 dagen daarna gevolgd worden door het schip de AMSTEL, kapt. M. Charlau, mede naar Amsterdam.
Rotterdamsche Courant 06 juni 1822114
Amsterdam, 4 juni. Het schip de AMSTEL, kapt. M. Charlau, in Texel binnen van Surinamen, is den 7 april van daar gezeild, tegelijk met het schip de JUFVROUW AAGJE, kapt. K.H. Ruijl (opm: brik, kapt. Klaas Harms Ruyl); ook lag destijds gereed het schip VRIENDSCHAP, kapt. J. Visser, naar Amsterdam.
(zie ook bij Osterloh)
Familiegegevens en opleiding
Arent Friedrich Osterloh werd geboren te Bürstel op 18 september 1792.
Hij huwde met Johanna Elisabeth Kok, geboren te Amsterdam op 15 mei 1788.003
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
A.F.Oosterlo werd met vlagnummer 079 effectief lid van Zeemanshoop. Zijn schip was de “IJstroom”, doorgestreept en vervangen door “Elize”. Toegevoegd is “overleden”002.
In de Algemene Ledenvergadering van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” op 12 oktober 1824 werd A.F.Oosterloo, 32 jaar, wonende op de Haarlemmerdijk bij de Buiten Dommerstraat, met vlagnummer 79 aangenomen als effectief lid op voordracht van C.Koert023.
Hij werd deelnemer van het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 03 mei 1826 en in 1852 bedankt003. (Gezien de opgave omtrent de plaatsing van zijn zoon op de IJstroom betreft het hier A.F.Osterloh SENIOR!)
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
lid van het zeemanscollege “Zeemanshoop” te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
79 1825-1826 brik Ipenrode Roquette & van de Poll
1827-1829 fregat Amstel idem
1830-1835 fregat IJstroom idem
45 1836 fregat IJstroom idem
1837-1838 fregat IJstroom Broen & Co
1839-1848 fregat Elize idem
1849-1851 geen vermelding van schip en boekhouder
A.F.Oosterloo was gezagvoerder van de “Elize” (c.500 last), te water gelaten op 15 april 1840 op de werf “St.Jago” van Jan Nuveen, Groote Bikkerstraat te Amsterdam voor rederij Broen & Co 027.
Bouma025 vermeldt A.F.Oosterloo als gezagvoerder gedurende:
* 1821 t/m 1827 op de bark “Ipenrode”, gebouwd in 1807 te Engeland, 240 ton o.m., varend voor Roquette & v/d Poll te Amsterdam;
* 1828 t/m 1829 op het 3/m schip “Amstel, gebouwd in 1807, bouwplaats niet vermeld, 310 ton o.m., varend voor Roquette & v/d Poll te Amsterdam;
* 1831 t/m 1838 op het 3/m schip “IJstroom”, gebouwd in 1830 te Amsterdam, 380 ton o.m., varend voor Roquette & v/d Poll te Amsterdam;
* 1838 op hetzelfde schip, maar nu varend voor de Wed. van Hasselt & Co te Amsterdam;
* 1840 t/m 1847 op het 3/m schip de “Elisa”, gebouwd in 1840 te Amsterdam, 950 ton o.m., varend voor Broen & Co te Amsterdam;
* 1849 op het hetzelfde schip en dezelfde rederij.
In het Archief van de Waterschout op het Stadsarchief van Amsterdam bevinden zich monsterrollen op naam van kapitein Arend Fredrik Oosterloo als gezagvoerder van de :
“Ipenrode”, dd 07 mei 1821; 07 maart 1822; 13 maart 1823; 11 september 1823; 12 april 1824; 28 maart 1825; 05 oktober 1825; 27 april 1826; 13 oktober 1826;
“Amstel”, dd 26 oktober 1827; 22 september 1828; 09 mei 1829; 20 maart 1830 (proc. a. C.J.Kat);
“IJstroom”, dd 9 november 1830; 01 juli 1833; 17 juli 1834; 12 augustus 1835; 10 augustus 1836; 21 september 1837 en 10 oktober 1838.
Overige bijzonderheden
Arend Friederich Osterloh werd door de Kweekschool voor de Zeevaart op 29 juni 1833 als 3de stuurman geplaatst op de IJstroom onder kapitein A.F.Osterloh vanuit Amsterdam met bestemming Batavia. Hij meldde zich weer op school per 29 mei 1834004(532/1670).
“Astrea” onder kapitein Sikke IJsbrands Parma bij het eiland Anjer kort na vertrek uit Batavia naar Nederland057:
25 november 1833 ” …. om 3u passeerden anjer en het eiland dwars in de weg zagen een schip inkomende toonende de amsterdamsche collegievlag no 79 zijnde kapt. oosterloo ...“.
(Dwars in de Weg is een eiland in Straat Soenda. Anjer is een havenplaats op de W-kust van Java)
Het fregat de “Ystroom” onder gezag van Arend Frederik Oosterloo en met 22 manschappen dateerde de monsterrol op 01 juli 1833 met bestemming Batavia. Boekhouder Rocquette & v.d.Poll011.
A.F.Oosterloo vertrok per 06 november 1837 vanuit Texel met de “IJstroom” en 1 militair. Zij aankomstdatum te Batavia en reisduur zijn niet vermeld065*.
Rotterdamsche Courant 23 april 1822114
Rotterdam, 22 april. Uittreksel uit de Lloyd’s Lijsten van den 16 en 19 april:
Het schip IPENRODE, Oosterloo, van Surinamen naar Amsterdam, is den 15 dezer te Deal binnengelopen.
Te Falmouth is den 15 binnengelopen het schip KOOPHANDEL, Jansen, van Batavia naar Amsterdam, door gebrek aan levensmiddelen en water; hetzelve heeft Batavia den 5 oktober 1821 verlaten, en is in december, met verlies van het roer, aan de Kaap binnen geweest. (opm: zie RC 190222 en 140322)
Rotterdamsche Courant 25 juli 1822114
Amsterdam, 23 juli. Van Surinamen zoude half juni vertrekken het schip INDUSTRIE, A. Brons, naar Rotterdam; den 15 juli het schip HENRIETTE, J.E. Schneebeke, naar Amsterdam, en ultimo juli de schepen MARIA, F.H. Zeijlstra, HARLINGEN, L. Buisman; IPENRODE, A.F. Oosterlo, GODEFRIDA, H. Hansen; de STREVER, M. Spreeuw, MARIA FREDRIKA (opm: brik MARIA FREDERICA), W. Swart; CONCORDIA, W. Groen en l’AUGUSTE, J. Hulsen Jr, alle mede naar Amsterdam, en HYPERION, H.S. Bruinsma, naar Rotterdam.
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma vermeldt M.Charlau als gezagvoerder gedurende:
* 1817 t/m 1820 op de bark “Ipenrode”, gebouwd in 1807 in Engeland, 240 ton o.m., reeder en thuishaven worden niet genoemd;
* 1829 t/m 1832 van de bark “Ipenrode”, gebouwd in 1807 te Engeland, 240 ton o.m., varend voor Roquette & v/d Poll te Amsterdam. Het schip werd in 1832 geveild, (gekocht door G.C.Bosch Reitz en herdoopt in “Sophia Cecilia”.086).
In het Archief van de Amsterdamse Waterschout11a zijn monsterrollen op naam van Michel Charlau op de :
“Drie Vrienden”, dd 17 oktober 1814; 28 november 1815
“Ipenrode”, dd 15 augustus 1817; 31 augustus 1818; 04 september 1819; 14 augustus 1820;
“Amstel”, dd 15 augustus 1821; 08 augustus 1822; 04 augustus 1823; 27 augustus 1824; 29 augustus 1825; 30 augustus 1826;
”Ipenrode”, dd 25 augustus 1827; 04 augustus 1828; 20 oktober 1829 en 05 november 1830.
Overige bijzonderheden
Kajuitwachter Jan Hendrik Stoelman werd vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam per 1 december 1815 geplaatst op de “Drie Vrienden” onder kapitein Michiel Charlau voor een reis vanuit Amsterdam naar Suriname varend voor de heer van Heukelom. Kajuitwachter Stoelman kwam weer terug op school per 31 oktober 1816004(531-1146).
Rotterdamsche Courant 08 juni 1815114
Amsterdam, 6 juni. Kaptein J. Halsen, …..met dezelve heeft men bericht, dat de 20 dito uit die Kolonie naar Amsterdam zouden vertrekken de schepen MARIANNE, kapt. J. Visser, en NICOLETTE JEANE, kapt. K. Duurhagen, en de 24e of 25e dito het schip de DRIE VRIENDEN, kapt. M. Charlenu (vermoedelijk Charlau); al de overige schepen zouden in het laatst van april of uiterlijk in het begin van mei volgen.
Rotterdamsche Courant 19 juni 1815114
Amsterdam, 18 juni. Het schip de DRIE VRIENDEN, kapt M. Charlan (vermoedelijk Charlau), in Texel binnengekomen, is de 23e april laatstleden van Suriname gezeild en breng bericht, dat het schip NICOLETTE JEANE, kapt. K. Duurhagen, bij het uitzeilen van Bramspunt, op de 21e te voren, op de Lijwal was geraakt en adsistentie bekomen had om weder in vlot water te komen (opm: zie ook RC 250715). De schepen SUSANNA MARIA, kapt J. de Vries, VROUWE JEANNE, kapt. B. Calgren, VRIENDSBELEID, T.J. Vlieger en de GOEDE HOOP, J. Dogger, zouden successievelijk acht of tien dagen na kaptein Charlan vertrekken.
Rotterdamsche Courant 19 april 1821114
Amsterdam, 17 april. Kapt. Claas Jansen, voerende het schip MARGARETHA JOHANNA, den 15 april in Texel binnen van Surinamen, is den 7 maart vertrokken; twee dagen te voren was van daar gezeild het schip SOPHIA MARIA, kapt. J. Watson en een dag na hem zou vertrekken het schip (opm: pink) de VROUW CORNELIA, kapt. D. Steenveld, naar Amsterdam; ook lag gereed het schip (opm: brik) IPENRODE, kapt. M. Charlau, mede naar Amsterdam, benevens verscheiden anderen.
Rotterdamsche Courant 28 april 1821114
Amsterdam, 26 april. Kapt. M. Charlau, voerende het schip (opm: brik) IPENRODE, van Surinamen den 21 april in Texel binnen, heeft de reis in 35 dagen afgelegd; dezelve berigt, dat twee dagen na hem zou zeilen het schip de VEREENIGING, kapt. A. Roos, naar Amsterdam.
Rotterdamsche Courant 23 maart 1822114
Amsterdam, 21 maart. Volgens brief van Paramaribo, van den 28 januari, zouden van daar vertrekken de schepen de VEREENIGING, kapt. W. de Boer, en de AMSTEL, Charlau, en in maart het schip CORNELIA, kapt. C. van der Meij, allen met koffij naar Amsterdam; het schip GUIJANA, G. Straatman, had den 31 januari de retourlading aan boord.
Rotterdamsche Courant 02 mei 1822114
Amsterdam, 30 april. Van Surinamen zouden vertrekken de volgende schepen, als den 15 maart de VEREENIGING, kapt. W. de Boer; in het laatst dier maand de AMSTEL, kapt. M. Charlau; den 31 dito de VRIENDSCHAP, J. Visser, en den 21 april WILLEM DEN EERSTEN (opm: fregat WILLEM DE EERSTE), kapt. J. Johannesen, alle vier naar Amsterdam.
Rotterdamsche Courant 30 mei 1822114
Amsterdam, 28 mei. Het schip de JONGE LODEWIJK ANTHONIE (opm: bark, ook wel JONGE LODEWIJK ANTONIE), kapt. P.C. Staghouwer, den 24 mei in Texel binnen van Surinamen, is den 28 maart van daar gezeild, en zoude 2 à 3 dagen daarna gevolgd worden door het schip de AMSTEL, kapt. M. Charlau, mede naar Amsterdam.
Rotterdamsche Courant 06 juni 1822114
Amsterdam, 4 juni. Het schip de AMSTEL, kapt. M. Charlau, in Texel binnen van Surinamen, is den 7 april van daar gezeild, tegelijk met het schip de JUFVROUW AAGJE, kapt. K.H. Ruijl (opm: brik, kapt. Klaas Harms Ruyl); ook lag destijds gereed het schip VRIENDSCHAP, kapt. J. Visser, naar Amsterdam.
Familiegegevens en opleiding
David Charlau werd geboren ca. 1811 te Amsterdam als zoon van Machiel Charlau en Sara Anna Broers.
Uit de tekst van de overijdensadvertentie is te concluderen dat hij ongetrouwd is gebleven.
David overleed te Stompwijk bij Den Haag op 02 juli 1846
Algemeen Handelsblad 06 juni 1846
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
D.Charlau, adres A.van Hoboken en Zn, werd met nr.346 effectief lid van Zeemanshoop per 08 november 181x(niet volledig ingevuld) op voorspraak van J.Sipkes Fz. Zijn schip was de "Menado"002.
In de Algemene Vergaderingen van 01/08 november 1831 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop werd voorgedragen/benoemd tot effectief lid David Charlau, 22 jaar, voerend de bark Ipenrode, wonende op de Korte Prinsengragt 42 te Amsterdam, op voordracht van kapitein J.Sipkes Jr. Er is geen vlagnummer vermeld.023.
D.Charlau was met vlagnummer R116 van 1835 t/m 1847 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van het College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
346 1832-1834 geen opgave van schip en boekhouder
1835 fregat Borneo Jean Donnet en Zn te Rotterdam
234 1836 fregat Borneo idem
1837-1838 fregat Menado A.van Hoboken en Zn te Rotterdam
1839 geen opgave van schip en boekhouder
1840 fregat Amboina A.van Hoboken en Zn te Rotterdam
1841-1845 fregat Europa idem
D.Charlau was in 1840 gezagvoerder van de "Amboina" (ruim 400 last) op 14 juli 1840 te water gelaten op de werf "Het Land van Belofte" van de Wed.Visser te Rotterdam voor rederij A.van Hoboken & Zn 027.
Bouma vermeldt D.Charlau als gezagvoerder gedurende:
* 1835/1837 op het fregat “Borneo”, gebouwd in 1830, 679 ton o.m., varend voor Jean Donnet & Co te Rotterdam. Het schip werd in 1838 verkocht aan van Hoboken en herdoopt in “Decima”;
Verhoeff meldt dat de “Borneo” in 1837 overging van J.B.Donnet & Co naar A. van Hoboken en werd herdoopt in “Menado” (zie p. 789). Dus niet in “Decima” (zie p. 259). Zowel bij de “Menado” als de “Decima” wordt in 1838 als gezagvoerder D.Charlau genoemd en in beide gevallen varend voor A.van Hoboken
* 1838 van het 3/m schip “Decima” ex Borneo, gebouwd in 1830, bouwplaats niet vermeld, 679 ton o.m., varend voor van Hoboken & Zn te Rotterdam
* 1838 t/m 1840 op het fregat “Menado” ex Borneo, gebouwd in 1830 te Rotterdam, 645 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam. (Deze opgave is door Bouma geschrapt.)
* 1841 op het fregat “Amboina”, gebouwd in 1840 te Rotterdam, 722 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* niet vermeld in Bouma;
* 1842 t/m 1846 op het fregat “Europa”, gebouwd in 1840 te Maassluis, 1154 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam.
Van Sluijs013 vermeldt in zijn kapiteinslijst D.Charlau als gezagvoerder van de “Ipenrode” (1832), de “van der Werf” (1834), de “Borneo” (1835-1837), de “Menado” (1838-1839) en de “Europa” (1841-1846). De “Sectio” wordt niet genoemd. Zie ook bij M.Charlau
Overige bijzonderheden
“Uit de stortingsregisters van het college “Zeemanshoop” blijkt dat Dirk Jan Bulsing, D.Charlau, Carl Friedrich Hempel, S.van de Koppel, Joannes Andries Scott en F.W.E.Schuchard een maandgage van negentig gulden genoten. Zij waren in dezelfde periode actief in de Oost-Indië vaart als Douwe de Boer, dat wil zeggen in de jaren dertig en veertig van de negentiende eeuw” (die had een maandgage van honderd gulden).005
Bij terugkomst vanuit Batavia op de reede van Hellevoetsluis rapporteerde op 06 juni 1838 kapitein D.J.Bulsing: “Den 2 juni (1838) op de hoogte van Staartpunt 4 mijl van ons zagen de “Menado” kapt. Charlau.”.005
D.Charlau maakte de volgende reizen005:
* Borneo 1834 Hellevoetsluis - Batavia geen lading vermeld
* Menado 1838 Batavia - Hellevoetsluis geen lading vermeld
1838/39 Hellevoetsluis - Batavia - Hellevoetsluis geen lading vermeld
* Amboina 1840/41 Hellevoetsluis - Batavia - Hellevoetsluis geen lading vermeld
* Sectia 1841 New Castle - Hellevoetsluis geen lading vermeld
* Europa 1841/42 Hellevoetsluis - Batavia - Hellevoetsluis terug: rijst, koffie
1843 Batavia - Rotterdam rijst
D.Charlau verzorgde per 13 november 1834 vanuit Hellevoetsluis per “Borneo” een troepentransport van 5 officieren en 100 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 23 februari 1835 na 102 dagen. Onderweg waren 5 militairen overleden065.
Hij voer vanuit Hellevoetsluis op 07 januari 1836 wederom met de “Borneo” en een contingent van 5 officieren en 160 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 05 mei 1836 na 119 dagen, terwijl onderweg 2 militairen waren overleden065*;
Hij voer op 30 juni 1838 met de “Menado” (vertrekhaven niet vermeld) en een contingent van 3 officieren en 170 manschappen. De gehele groep van officieren en manschappen bleef achter in St. Georg d’ Elmina. Aldaar kwamen aan boord 3 officieren, 5o manschappen en 120 Afrikaanse recruten, waarvan er onderweg 3 overleden. Hij arriveerde te Batavia op 31 oktober 1838, waarbij onderweg nog twee (Europesche) manschappen waren overleden065
Hij vertrok op 30 december 1841 vanuit Hellevoetsluis met de “Europa” en een contingent van 8 officieren en 41 manschappen. IIn St.georg d’Elmina werden 6 Europesche en 158 Afrikaanse recruten aan boord genomen. Van de Afriakenen overleed er 1 onderweg. Hij arriveerde te Batavia op 06 mei 1842 na 147 dagen.
Op 18 juni 1844 vertrok hij wederom van Hellevoetsluis met de “Europa”en een transport van 3 officieren en 180 manschappen. Hij kwam aan op 06 oktober 1844 na 110 dagen065.
Familiegegevens en opleiding
Bandick Friedrich Ipsen werd geboren te Hooge in het Holsteinische op 07 augustus 1798.
Hij trouwde met Maria Frederica de Bruyn, geboren te Amsterdam 02 oktober 1803.
Bandick overleed in 1839
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
B.F.Ipsen werd met nr.304 effectief lid van Zeemanshoop per 17 november 1829 op voorspraak van D.Krayer. Zijn schip was de "Sophia Cecilia"002.
Bandik Frederik Ipsen, wonende in de Grote Wittenburgerstraat te Amsterdam op de werf de Vrede, oud 32 jaar, voerende de brik Rosina, werd op 10/17 november 1829 met vlagnummer 304 voorgedragen/benoemd als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop op voordracht van kapitein D.Krayer023.
Hij werd deelnemer van het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 09 juli 1832003.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 31 oktober 1839 vraagt de wed. van kapitein B.F.Ipsen, geb. M.H. de Bruijn om een uitkering voor haar en haar 3 kinderen. Deze wordt haar in de vergadering dd 28 november 1839 toegekend met ingang van 01 augustus 1839 042
In de notulen dd. 17 december 1839 van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop staat het verzoek van M.F.de Bruijn, de weduwe van kapitein B.F.Ipsen, om en uitkering voor haar en haar drie kinderen welke werd toegestaan per 01 augustus 1839.023.
De schepen van de kapitein
lidmaaschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
304 1829-1830 brik Rosina geen opgave
1831 brik Sophia G.C.Bosch Reitz
1832-1833 barkentijn Sophia Cecilia idem
1834-1835 bark Sophia Cecilia idem
199 1836-1837 bark Sophia Cecilia idem
1838 fregat Wilhelmina Lucia idem
Bouma025 vermeldt B.F.Ipsen als gezagvoerder gedurende:
* 1830 t/m 1838 van de brik “Rosina”, gebouwd in 1809, bouwlocatie niet vermeld, 200 ton o.m., varend voor F.Machielsen te Amsterdam;
Volgens Verhoeff086 is deze brik in 1809 gebouwd te Amsterdam als “Amalia Elisabeth”, in 1829 verkocht aan F.Machielsen te Amsterdam, die het schip herdoopte in “Rosina”. Dezelfde reeder herdoopte het schip in 1831 in “Sophia”.
* 1831 van de brik “Sophia”, gebouwd in 1809, bouwlocatie niet vermeld, 200 ton o.m., varend voor G.C.Bosch Reitz te Amsterdam;
* 1832 t/m 1837 van hetzelfde schip maar nu varend voor F.Machielsen te Amsterdam;
* 1833 t/m 1838 van de barkentijn “Sophia Cecilia”, gebouwd in 1807, bouwlocatie niet vermeld, 310 ton o.m., varend voor G.C.Bosch Reitz te Amsterdam;
Uit de diverse vaarperioden van kapitein B.F.Ipsen blijkt dat hier iets niet klopt. Ook de vergelijking met de opgaven uit de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart001 (zie hiervoor) duidt daarop. Ik houd het erop dat de opgaven uit de AAKZ correct zijn en die uit Bouma niet. En zie ook de bovenstaande opmerking van Verhoeff.
* 1839 t/m 1840 van het 3/mschip “Wilhelmina Lucia”, gebouwd in 1838 te Middelburg, 755 ton o.m., varend voor G.C.Bosch Reitz te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
"De Drie Gebroeders" op de rede van Paramaribo057:
13 december 1837 "... heden vertrok hier Captijn Ipsen bark Sophia Sesilia ...".
Monsterrol dd. 27 oktober 1836 van de bark "Sophia Cecilia" onder gezag van Remke de Weerd pp. van Bi.F.Ipsen en met 15 manschappen. Bestemming Suriname. Boekhouder Bosch Reitz011.
p.p.=plaatsvervanger. De datering van de monsterrol is vrij lang vòòr de vertrekdatum uit Paramaribo i.c. 14 maanden eerder. Vermoedelijk heeft er nog een reis tussen gezeten die onder gezag van Ipsen stond.
Familiegegevens en opleiding
Jan Christiaan Radeloff woonde op de Geldersekade te Amsterdam.. Hij werd geboren op 01 september 1799 in Pruisen. Zijn religie was Evangelisch Luther.098.
Hij was getrouwd met Maria van der Wijde, geboren op 18 maart 1794 en overleden 02 maart 1862.
Jan Christiaan overleed begin 1854.118
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.C.Radeloff werd per 29 mei 1838 met vlagnummer 407 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop op voordracht van kapitein J.H.Seepe. Zijn schip was de “Sophia Cecilia”. Toegevoegd is “overleden” 002. Ten tijde van de inschrijving was de man 40 jaar en zijn vrouw 46 jaar002a.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” van 15/22 mei 1838 werd als effectief lid ingeschreven J.C.Radeloff (alleen initialen vermeld), oud 40 jaar, voerend de bark “Sophia Cecilia”, wonend aan de Korte Prinsengracht nr. 53 te Amsterdam, op voordracht van kapitein J.H.Seepe. Hij kreeg vlagnummer 407023.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 24 januari 1854 wordt aan de weduwe van kapitein J.C.Radeloff een uitkering toegekend ingaande 01 februari 1854.042.
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 21 februari 1854 staat de vermelding dat aan de weduwe van kapitein J.C.Radeloff per 01 februari 1854 een uitkering is toegekend.023.
De schepen van de kapitein
lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
407 1839-1841 bark Sophia Cecilia G.C.Bosch Reitz
1842-1843 sch.kof De Hoop J.C.Londt
1844 geen opgave van schip en boekhouder
1845-1846 brik Pallas geen opgave
1848-1851 bark Hillegonda Catharina Helena J.D.Taunay
1852-1853 geen opgave van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt J.C.Radeloff als gezagvoerder gedurende:
* 1839 t/m 1842 van de barkentijn “Sophia Cecilia” ex Ipenrode, gebouwd in 1807, bouwlocatie niet vermeld, 310 ton o.m., varend voor G.C.Bosch Reitz te Amsterdam;
* 1843 van de sch.kof “de Hoop” ex Margaretha (Koster), gebouwd in 1832, bouwlocatie niet vermeld, 142 ton o.m., varend voor J.C.Londt te Amsterdam;
* 1846 t/m 1848 van de brik “Pallas” ex Carolina Johanna, gebouwd in 1828 te Amsterdam, 236 ton o.m., varend voor J.de Graaf te Amsterdam.
* 1849 t/m 1852 van de bark “Hillegonda Catharina Helena” ex Sophia Maria, gebouwd in 1827 te Amsterdam, 310 ton o.m., varend voor J.D.Taunay te Amsterdam;
* 1854 van de 2/msch “Hollandia”, gebouwd in 1853 te Hoogezand, 142 ton o.m., varend voor J.Boubert te Amsterdam;
Overige bijzonderheden
Algemeen Handelsblad Verkregen via Douwe Keizer, e-mail 07 november 2004
Dingsdag 7 October 1851
Rotterdam, 5 Oct. Een particulier schrijven, d.d San Francisco 15 Aug. Deelt ons het volgende mede: Het schip Hillegonde Catharina Helena, kapt. Radeloff, heeft op 25 Maart een lek gestoten op Amanu (Marquetas Eilanden), welke die bodem, op reis van hier naar Callao, water te kort komende, aandeed. Volgens brieven van Oheite dd 20 Junij, bevond hij zich toen nog op dat eiland en was bezig te repareren, daar het schip bij expertise goed gekeurd en reparatie bevolen was. De kapitein meldt, dat het moeilijk was aldaar geld te bekomen.
Opmerking Douwe Keizer: Deze mededeling op zichzelf is niet voldoende om te mogen concluderen dat dit schip op de heenreis en later op de mogelijke terugreis ook werkelijk Kaap Hoorn heeft gerond. De heenreis zou via Ned Indië gelopen kunnen hebben.
De bark “Hillegonda Catharina Helena” onder kapitein J.C.Radelof vertrok uit Amsterdam op 24 mei 1850 en bereikte via Kaap Hoorn op 29 september Valparaiso. Het strandde op 25 maart 1851 te Tuamotu, oost can Tahiti in de Pacific.121
|