Familiegegevens en opleiding
Doeke Gerrits Doeksen werd geboren op Terschelling op 04 mei 1778. (niet op Tresoar gevonden)
Hij huwde met Jantjen Johannes Euwouts, geboren op Terschelling op 11 januari 1770. Zij overleed op 15 januari 1850.003.
Doeke Gerritsz Doekzen trouwde op 23 december 1798 te Oosterend met Jantje Johannes Ewouts, gedoopt te Midsland op 17 juni 1770 als kind van Johannes Roelofs Ewouts en Christina Meyers. Zij overleed als Jantje Johannes Ewouds op 05 januari 1850, dochter van Johannes Ewouds en Christina Jurjens Meyer.
Hij overleed op 06 mei 1865 op Terschelling als weduwnaar, oud 87 jaar (dus geboren ca. 1887)
Op het kerkhof van Hoorn op Terschelling is het graf van:
Jantje J.Ewoud, overleden 5 januari 1850 in den ouderdom van 80 jaren en van haar echtgenoot Doeke G.Doekzen oud koopvaardijkapt overleden 6 Mei 1865 in den ouderdom van 87 jaren
Juni 2009, referentie S.Parma
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
D.G.Doeksen wordt vermeld als lid van het Amsterdamse zeemanscollege "De Blauwe Vlag" met vlagnummer 69 in 1827 t/m 1830 en vlagnummer 23 in 1832 t/m 1840008.
D.G.Doeksen werd met vlagnummer 107 effectief lid van “Zeemanshoop” per 01 maart 1825 op voorspraak van J.Sipkes Fz. Geen schip genoemd002.
In de notulen van de Algemene Ledenvergadering van Zeemanshoop van 22 februari/01 maart 1825 wordt Doeke Gerrits Doeksen voorgedragen/benoemd als effectief lid. Hij is dan 47 jaar, de voordracht geschiedde door Jan Sipkes Feikesz, hij woonde op Terschelling met als adres W.Leeuwrik op de Texelse Kaay te Amsterdam en zijn vlagnummer werd 108023.
D.G.Doeksen werd per 08 december 1827 deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop.003
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 09 januari 1840 vraagt D.G.Doeksen op rond van de artikelen 60 en 92 om een uitkering. (Deze artikelen regelen uitkeringen aan deelnemers boven de 60). In de notulen dd 30 april 1840 is een beslissing aangehouden, omdat men geïnformeerd wil worden omtrent de “behoeftige omstandigheden.” In de notulen dd 25 juni 1840 staat dat nader onderzoek heeft uitgewezen dat kapitein Doeksen niet in behoeftige omstandigheden verkeert en dat de aanvraag derhalve wordt afgewezen.042
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 25 maart 1841 vraagt D.G.Doeksen uit Terschelling wederom om een uitkering maar het Bestuur blijft bij het besluit dd 25 juni 1840.042.
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 28 oktober 1841 staat weer een verzoek van kapitein Doeksen van Terschelling “met attest van het plaatselijke bestuur van de waarheid van het in dien brief vermeld.” Het Bestuur besluit nader onderzoek te doen.042.
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 25 november 1841 gaat het Bestuur accoord met een uitkering in de 1e klasse per 01 november 1841 en wel voor een jaar.042.
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 07 december 1841 wordt aan kapitein D.G.Doeksen een ondersteuning toegestaan voor de duur van 12 maanden. In die van 08 november 1842 staat dat hem “het voortdurend regt op uitkeering is toegestaan, in plaats van de thans door hem genoten wordende tijdelijke uitkeering.”023
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van het College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
107 1825-1830 brik het Huis te Spijk Wed.J.S.van de Poll
1831-1833 fregat de Vriendschap idem
1834 pink de Vriendschap idem
1835 geen opgave van schip en boekhouder
61 1836 geen opgave van schip en boekhouder
1837-1838 bark Veronica Gebr.Hendrichs en Co
1839-1853 geen opgave van schip en boekhouder
20 1854-1864 geen opgave van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt G.Doeksen als gezagvoerder van/in:
* 1816 t/m 1818 van de kof “Vlashandel”, geen vermelding van bouwgegevens, thuishaven en eigenaar;
Krantenberichten
Rotterdamsche Courant 27 april 1830
Amsterdam, 25 april. Kapt. D.G. Doeksen (opm: brik HET HUIS TER SPIJK), van Suriname, in Texel binnen, rapporteert de 20e dezer gepraaid te hebben, vier mijlen N.O. van Portland, een gekoperde Nederlandse schoener-kof, tonende de nommervlag 50, zijnde wit met groene banden.
Rotterdamsche Courant 29 april 1830
Amsterdam, 27 april. De schoenerkof, de 20e dezer door kapt. D.G. Doeksen, van Suriname in Texel binnen, gepraaid, is genaamd CLÉMENCE, kapt. R.R. de Haan, van Antwerpen naar Buenos Aires.
Bouma025 vermeldt D.G.Doeksen als gezagvoerder gedurende:
* 1826 van de brik “Huis te Speijk”, gebouwd in 1800, bouwlocatie niet vermeld, 192 ton o.m., varend voor de Wed. J.S.v/d Poll te Amsterdam(?);
* 1832 t/m 1836 op de pink “Vriendschap”, gebouwd in 1830, 406 ton o.m., varend voor de Wed. J.S.van der Pol te Amsterdam;
* 1838 t/m 1839 van de bark “Veronica”, gebouwd in 1837 te Alblasserdam, 560 ton o.m., varend voor de gebr. Hendrichs & Co te Amsterdam.
Het Archief van de Amsterdamse Waterschout11a bevat monsterrollen op naam van kapitein Doeke Gerke/Gerrits Doeksen:
“Jonge Pieter”, dd 27 december 1813; 06 december 1814;
“Vlashandel”, 23 april 1816;
“Amstel”, dd 28 maart 1817; 20 februari 1818;
“Huis te Spijk”, dd 26 maart 1821; 22 maart 1822; 02 april 1823; 17 maart 1824; 25 maart 1825; 23 maart 1826; 05 april 1827; 24 maart 1828; 26 maart 1829; 20 oktober 1829; 07 mei 1830;
“Vriendschap”, dd 27 september 1831; 11 september 1832; 23 november 1833; 17 september 1834;
“Veronica”, dd 29 oktober 1838.
Overige bijzonderheden
Ligtmatroos Didericus van Ketwich werd vanuit de Amsterdamse Kweekschool voor de Zeevaart geplaatst op de "Vriendschap" onder kapitein D.G.Doeksen en wel op reizen van 23 november 1833 - 08 augustus 1834 naar Suriname en van 18 september 1834 - 30 september 1835 naar Batavia004-532/1677.
Rotterdamsche Courant 12 maart 1816114
Advertentie. J.H. de Witt, J.E. Lublink, F. der Kinderen en J.H. Schäffer, makelaars, zullen, ten overstaan van een daartoe bevoegd Beambte, op maandag den 18 maart 1816, des avonds ten 6 uren, te Amsterdam in het Nieuwezijds-Heeren-Logement, op de Haarlemmerdijk, verkopen: een extra ordinair welbezeild Kofschip, genaamd de JONGE PIETER, gevoerd door kaptein Doeke Gerrit Doekzen, lang over steven 96 voet, wijd, binnen zijn huid 21 voet, hol, in het ruim 11 en 1 half voet, alles Amsterdamse maat; breder bij de inventaris omschreven. Nader onderrigting te bekomen bij de voornoemde makelaars.
Rotterdamsche Courant 02 juli 1818114
Amsterdam, 30 juni. Den 27 mei lag te Madeira gereed om deszelfs reis te vervolgen het schip de AMSTEL, kaptein D.G. Doeksen, van Amsterdam naar Rio-Janeiro.
Rotterdamsche Courant 23 september 1819114
Amsterdam, 21 september. Sedert onze laatste zijn in Texel binnengekomen M. Spreeuw van Surinamen; dezelve ligt nog in het gat ten anker; kapitein Doeksen van Archangel, L.G. de Lange van Drontheim, H.H. Bleeker van Veere en M. Sanne van Dramme.
Rotterdamsche Courant 19 april 1821114
Amsterdam, 17 april.
….uitgezeild Zr.Ms. oorlogs-fregat MELAMPUS, kapt. A.W. de Man en J. Boele van Vlissingen, beide naar Batavia; H. Zoetlief naar Braziliën, P. Sturk en F.P. Madsen naar Demerarij, J.E. Schneebeke, T. Pieters, D.G. Doekse, J. van Dijl en T.J. Vlieger naar Surinamen; G.R. Engelman naar Triëst; H. Hollander naar Marseille; D.C. Brunger naar Oleron; P. Hansen naar Sables d’Olone; P.B. de Jong naar Plymouth, J.J. Arends naar Sheerness; D. Ouwerhand naar Hull; R.S. Visser en J.J. de Jong naar Londen en J. Matzen naar Ahrensdahl (opm: Arendal)…..
Rotterdamsche Courant 17 september 1822114
Amsterdam, 15 september. Volgens brief van Paramaribo, van den 25 juli, zouden, behalve de reeds als vertrokken opgegeven, den 31 juli van daar vertrekken de schepen l’AUGUSTE, kapt. J. Hulsen Jr; HARLINGEN, kapt. L.L. Buisman, en SOFIA MARIA, kapt. G.L. Röperhoff, naar Amsterdam, en de HARMONIE kapt. F. Petersen, naar Middelburg; en 15 augustus de schepen de KOLONIST, L. Wildschut, en SPECULATION, Th. Pietersz, beide met suiker; PAULINA, H.J. Strijk, de SURINAAMSCHE VRIEND, T.C. Claus en HUIS TE SPIJK, D.G. Doeksen, met koffij, allen naar Amsterdam, en de VROUW GERARDA, C. Schultz, met koffij naar Rotterdam.
Rotterdamsche Courant 15 oktober 1822114
Amsterdam, 13 oktober. Het schip de SURINAAMSCHE VRIEND, kapt. T.C. Claus, in Texel binnen van Surinamen, is den 15 augustus van daar gezeild, tegelijk met de schepen SPECULATION, kapt. T. Pietersz, het HUIS TE SPIJK, kapt. D.G. Doeksen, en PAULINA, kapt. A.J. Struijk, en zou den 1 september gevolgd worden door het schip de KOLONIST, L. Wildschut, allen naar Amsterdam.
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma vermeldt M.Charlau als gezagvoerder gedurende:
* 1817 t/m 1820 op de bark “Ipenrode”, gebouwd in 1807 in Engeland, 240 ton o.m., reeder en thuishaven worden niet genoemd;
* 1829 t/m 1832 van de bark “Ipenrode”, gebouwd in 1807 te Engeland, 240 ton o.m., varend voor Roquette & v/d Poll te Amsterdam. Het schip werd in 1832 geveild, (gekocht door G.C.Bosch Reitz en herdoopt in “Sophia Cecilia”.086).
In het Archief van de Amsterdamse Waterschout11a zijn monsterrollen op naam van Michel Charlau op de :
“Drie Vrienden”, dd 17 oktober 1814; 28 november 1815
“Ipenrode”, dd 15 augustus 1817; 31 augustus 1818; 04 september 1819; 14 augustus 1820;
“Amstel”, dd 15 augustus 1821; 08 augustus 1822; 04 augustus 1823; 27 augustus 1824; 29 augustus 1825; 30 augustus 1826;
”Ipenrode”, dd 25 augustus 1827; 04 augustus 1828; 20 oktober 1829 en 05 november 1830.
Overige bijzonderheden
Kajuitwachter Jan Hendrik Stoelman werd vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam per 1 december 1815 geplaatst op de “Drie Vrienden” onder kapitein Michiel Charlau voor een reis vanuit Amsterdam naar Suriname varend voor de heer van Heukelom. Kajuitwachter Stoelman kwam weer terug op school per 31 oktober 1816004(531-1146).
Rotterdamsche Courant 08 juni 1815114
Amsterdam, 6 juni. Kaptein J. Halsen, …..met dezelve heeft men bericht, dat de 20 dito uit die Kolonie naar Amsterdam zouden vertrekken de schepen MARIANNE, kapt. J. Visser, en NICOLETTE JEANE, kapt. K. Duurhagen, en de 24e of 25e dito het schip de DRIE VRIENDEN, kapt. M. Charlenu (vermoedelijk Charlau); al de overige schepen zouden in het laatst van april of uiterlijk in het begin van mei volgen.
Rotterdamsche Courant 19 juni 1815114
Amsterdam, 18 juni. Het schip de DRIE VRIENDEN, kapt M. Charlan (vermoedelijk Charlau), in Texel binnengekomen, is de 23e april laatstleden van Suriname gezeild en breng bericht, dat het schip NICOLETTE JEANE, kapt. K. Duurhagen, bij het uitzeilen van Bramspunt, op de 21e te voren, op de Lijwal was geraakt en adsistentie bekomen had om weder in vlot water te komen (opm: zie ook RC 250715). De schepen SUSANNA MARIA, kapt J. de Vries, VROUWE JEANNE, kapt. B. Calgren, VRIENDSBELEID, T.J. Vlieger en de GOEDE HOOP, J. Dogger, zouden successievelijk acht of tien dagen na kaptein Charlan vertrekken.
Rotterdamsche Courant 19 april 1821114
Amsterdam, 17 april. Kapt. Claas Jansen, voerende het schip MARGARETHA JOHANNA, den 15 april in Texel binnen van Surinamen, is den 7 maart vertrokken; twee dagen te voren was van daar gezeild het schip SOPHIA MARIA, kapt. J. Watson en een dag na hem zou vertrekken het schip (opm: pink) de VROUW CORNELIA, kapt. D. Steenveld, naar Amsterdam; ook lag gereed het schip (opm: brik) IPENRODE, kapt. M. Charlau, mede naar Amsterdam, benevens verscheiden anderen.
Rotterdamsche Courant 28 april 1821114
Amsterdam, 26 april. Kapt. M. Charlau, voerende het schip (opm: brik) IPENRODE, van Surinamen den 21 april in Texel binnen, heeft de reis in 35 dagen afgelegd; dezelve berigt, dat twee dagen na hem zou zeilen het schip de VEREENIGING, kapt. A. Roos, naar Amsterdam.
Rotterdamsche Courant 23 maart 1822114
Amsterdam, 21 maart. Volgens brief van Paramaribo, van den 28 januari, zouden van daar vertrekken de schepen de VEREENIGING, kapt. W. de Boer, en de AMSTEL, Charlau, en in maart het schip CORNELIA, kapt. C. van der Meij, allen met koffij naar Amsterdam; het schip GUIJANA, G. Straatman, had den 31 januari de retourlading aan boord.
Rotterdamsche Courant 02 mei 1822114
Amsterdam, 30 april. Van Surinamen zouden vertrekken de volgende schepen, als den 15 maart de VEREENIGING, kapt. W. de Boer; in het laatst dier maand de AMSTEL, kapt. M. Charlau; den 31 dito de VRIENDSCHAP, J. Visser, en den 21 april WILLEM DEN EERSTEN (opm: fregat WILLEM DE EERSTE), kapt. J. Johannesen, alle vier naar Amsterdam.
Rotterdamsche Courant 30 mei 1822114
Amsterdam, 28 mei. Het schip de JONGE LODEWIJK ANTHONIE (opm: bark, ook wel JONGE LODEWIJK ANTONIE), kapt. P.C. Staghouwer, den 24 mei in Texel binnen van Surinamen, is den 28 maart van daar gezeild, en zoude 2 à 3 dagen daarna gevolgd worden door het schip de AMSTEL, kapt. M. Charlau, mede naar Amsterdam.
Rotterdamsche Courant 06 juni 1822114
Amsterdam, 4 juni. Het schip de AMSTEL, kapt. M. Charlau, in Texel binnen van Surinamen, is den 7 april van daar gezeild, tegelijk met het schip de JUFVROUW AAGJE, kapt. K.H. Ruijl (opm: brik, kapt. Klaas Harms Ruyl); ook lag destijds gereed het schip VRIENDSCHAP, kapt. J. Visser, naar Amsterdam.
(zie ook bij Osterloh)
Familiegegevens en opleiding
Arent Friedrich Osterloh werd geboren te Bürstel op 18 september 1792.
Hij huwde met Johanna Elisabeth Kok, geboren te Amsterdam op 15 mei 1788.003
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
A.F.Oosterlo werd met vlagnummer 079 effectief lid van Zeemanshoop. Zijn schip was de “IJstroom”, doorgestreept en vervangen door “Elize”. Toegevoegd is “overleden”002.
In de Algemene Ledenvergadering van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” op 12 oktober 1824 werd A.F.Oosterloo, 32 jaar, wonende op de Haarlemmerdijk bij de Buiten Dommerstraat, met vlagnummer 79 aangenomen als effectief lid op voordracht van C.Koert023.
Hij werd deelnemer van het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 03 mei 1826 en in 1852 bedankt003. (Gezien de opgave omtrent de plaatsing van zijn zoon op de IJstroom betreft het hier A.F.Osterloh SENIOR!)
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
lid van het zeemanscollege “Zeemanshoop” te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
79 1825-1826 brik Ipenrode Roquette & van de Poll
1827-1829 fregat Amstel idem
1830-1835 fregat IJstroom idem
45 1836 fregat IJstroom idem
1837-1838 fregat IJstroom Broen & Co
1839-1848 fregat Elize idem
1849-1851 geen vermelding van schip en boekhouder
A.F.Oosterloo was gezagvoerder van de “Elize” (c.500 last), te water gelaten op 15 april 1840 op de werf “St.Jago” van Jan Nuveen, Groote Bikkerstraat te Amsterdam voor rederij Broen & Co 027.
Bouma025 vermeldt A.F.Oosterloo als gezagvoerder gedurende:
* 1821 t/m 1827 op de bark “Ipenrode”, gebouwd in 1807 te Engeland, 240 ton o.m., varend voor Roquette & v/d Poll te Amsterdam;
* 1828 t/m 1829 op het 3/m schip “Amstel, gebouwd in 1807, bouwplaats niet vermeld, 310 ton o.m., varend voor Roquette & v/d Poll te Amsterdam;
* 1831 t/m 1838 op het 3/m schip “IJstroom”, gebouwd in 1830 te Amsterdam, 380 ton o.m., varend voor Roquette & v/d Poll te Amsterdam;
* 1838 op hetzelfde schip, maar nu varend voor de Wed. van Hasselt & Co te Amsterdam;
* 1840 t/m 1847 op het 3/m schip de “Elisa”, gebouwd in 1840 te Amsterdam, 950 ton o.m., varend voor Broen & Co te Amsterdam;
* 1849 op het hetzelfde schip en dezelfde rederij.
In het Archief van de Waterschout op het Stadsarchief van Amsterdam bevinden zich monsterrollen op naam van kapitein Arend Fredrik Oosterloo als gezagvoerder van de :
“Ipenrode”, dd 07 mei 1821; 07 maart 1822; 13 maart 1823; 11 september 1823; 12 april 1824; 28 maart 1825; 05 oktober 1825; 27 april 1826; 13 oktober 1826;
“Amstel”, dd 26 oktober 1827; 22 september 1828; 09 mei 1829; 20 maart 1830 (proc. a. C.J.Kat);
“IJstroom”, dd 9 november 1830; 01 juli 1833; 17 juli 1834; 12 augustus 1835; 10 augustus 1836; 21 september 1837 en 10 oktober 1838.
Overige bijzonderheden
Arend Friederich Osterloh werd door de Kweekschool voor de Zeevaart op 29 juni 1833 als 3de stuurman geplaatst op de IJstroom onder kapitein A.F.Osterloh vanuit Amsterdam met bestemming Batavia. Hij meldde zich weer op school per 29 mei 1834004(532/1670).
“Astrea” onder kapitein Sikke IJsbrands Parma bij het eiland Anjer kort na vertrek uit Batavia naar Nederland057:
25 november 1833 ” …. om 3u passeerden anjer en het eiland dwars in de weg zagen een schip inkomende toonende de amsterdamsche collegievlag no 79 zijnde kapt. oosterloo ...“.
(Dwars in de Weg is een eiland in Straat Soenda. Anjer is een havenplaats op de W-kust van Java)
Het fregat de “Ystroom” onder gezag van Arend Frederik Oosterloo en met 22 manschappen dateerde de monsterrol op 01 juli 1833 met bestemming Batavia. Boekhouder Rocquette & v.d.Poll011.
A.F.Oosterloo vertrok per 06 november 1837 vanuit Texel met de “IJstroom” en 1 militair. Zij aankomstdatum te Batavia en reisduur zijn niet vermeld065*.
Rotterdamsche Courant 23 april 1822114
Rotterdam, 22 april. Uittreksel uit de Lloyd’s Lijsten van den 16 en 19 april:
Het schip IPENRODE, Oosterloo, van Surinamen naar Amsterdam, is den 15 dezer te Deal binnengelopen.
Te Falmouth is den 15 binnengelopen het schip KOOPHANDEL, Jansen, van Batavia naar Amsterdam, door gebrek aan levensmiddelen en water; hetzelve heeft Batavia den 5 oktober 1821 verlaten, en is in december, met verlies van het roer, aan de Kaap binnen geweest. (opm: zie RC 190222 en 140322)
Rotterdamsche Courant 25 juli 1822114
Amsterdam, 23 juli. Van Surinamen zoude half juni vertrekken het schip INDUSTRIE, A. Brons, naar Rotterdam; den 15 juli het schip HENRIETTE, J.E. Schneebeke, naar Amsterdam, en ultimo juli de schepen MARIA, F.H. Zeijlstra, HARLINGEN, L. Buisman; IPENRODE, A.F. Oosterlo, GODEFRIDA, H. Hansen; de STREVER, M. Spreeuw, MARIA FREDRIKA (opm: brik MARIA FREDERICA), W. Swart; CONCORDIA, W. Groen en l’AUGUSTE, J. Hulsen Jr, alle mede naar Amsterdam, en HYPERION, H.S. Bruinsma, naar Rotterdam.
Familiegegevens en opleiding
Cornelis Jansz Kat werd gedoopt te Ameland op 12 oktober 1797 als zoon van Jan Cornelis Kat en Antje Sents.
Hij trouwde op 13 maart 1830 te Amsterdam als koopvaardijkapitein met Marina Elisabeth van Staveren, geboren te Amsterdam 07 augustus 1803 als dochter van Jacob van Staveren en Marina Knikkenberg. Zij overleed te Amsterdam op 09 maart 1847.
Cornelis overleed te Amsterdam op 22 mei 1844 als zeeman, 47 jaar.Stadsarchief Amsterdam
Uit opmerkingen in de notulen van “ Zeemanshoop” blijkt dat Cornelis in zijn nadagen een tapperij had.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
C.J.Kat werd per 12 april 1825 met vlagnummer 175 en op voordracht van J.K.de Jong ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege "Zeemanshoop". Zijn schip ten tijde van de inschrijving was de "Goede Hoop". Toegevoegd is "Overleden"002.
In de Algemene Bestuursvergaderingen van het College Zeemanshoop van 01/08 augustus 1826 werd Cornelis Jansz Katt als effectief voorgedragen door kapitein T.K.de Jong. Katt was 29 jaar, voerde de pink “De Vriendschap”, adres Bikkersgracht nr.52 boven. Hij kreeg vlagnummer 175023.
C.J.Kat was effectief lid van “Zeemanshoop” in de periode 1825 t/m 1844 met de vlagnummers 175 (1825 t/m 1836) en 105 (1836 t/m 1844).
C.J.Kat werd per 08 oktober 1830 deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop. Toegevoegd is: “van beroep veranderd, weder ingetrokken"003
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 26 april 1838 wordt een brief vermeld van kapitein Cornelis Jansen Kat “berigtende de binnebeurt tusschen Amsterdam en Veendam te zullen gaan waarnemen, wenschende zijne betrekking tot het Collegie en Fonds te behouden.”. Het Bestuur gaat accoord met inachtneming van art. 58 van het Regelement.042(Dit artikel geeft de mogelijkheid tot beroepsverandering en toch het behoud van het deelgenootschap, maar de contributie wordt dan met de helft verhoogd.)
In de notulen van de Bstuursvergadering dd 24 juni 1841 staat het verzoek van kap.C.J.Kat om “ontslag van voldoening eener verhoogde contributie.”
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 25 augustus 1842 vraagt kapitein C.J.(kennelijk de initialen omgedraaid) Kat om een ondersteuning “uit hoofde van gebrek aan het gezigt.”. In de notulen dd 29 september 1842 wordt besloten aan hem vanwege zijn ziekte een maandelijkse bijdrage van f 12,- toe te kennen voor de periode van 1 jaar ingaande 01 november 1842. 042.
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 26 oktober 1843 staat een verzoek om uitkering door C.J.Kat te Amsterdam. In de vergadering van30 november 1843 geeft het Bestuur hem een uitkering van f 8,- per maand voor een periode van 12 maanden “in aanmerking genomen dat dezelve eene tapperij en dus nog middelen van bestaan heeft.”
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 30 mei 1844 vraagt de wed. C.J.Kat, geb. van Staveren om een uitkering. Deze wordt haar en haar 3 kinderen in de vergadering van 25 juli 1844 toegekend met ingang van 01 augustus 1844.042.
In de notulen van de Bestuursvergaderingn dd 28 maart 1847 staat de melding van J.B.Singerling dat de wed. C.J.Kat is overleden en hij vraagt een uitkering voor de kinderen.042
In de notulen van de Algemene Vergadering dd 15 oktober 1842 van Zeemanshoop staat een aanvrage van kapitein C.J.Kat voor onderstand. Deze werd toegestaan per 01 november 1842 voor 12 maanden ad f12,- per maand. In de vergadering van 05 december 1843 is er weer sprake van een verzoek tot uitkering. Er wordt: “… besloten, om uit overrweging, dat de verzoeker nog middelen van bestaan blijkt te hebben, aan denzelven bij continuatie toe te leggen, eene uitkering van f8,- ’s maands voor den tijd van twaalf maanden.”023.
In de notulen van de Algemene Vergadering van 06 augustus 1844 van Zeemanshoop staat de aanvrage van mej. van Staveren, de weduwe van kapitein C.J.Kat, voor een uitkering voor haar en drie kinderen welke wordt toegewezen per 01 augustus 1844.025.
De schepen van de kapitein
Vermelding in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart001:
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
175 1826-1828 pink de Vriendschap J.H.Luden
1829 geen vermelding van schip en boekhouder
1830 fregat den Amstel Roquette & v.d.Poll
1831 geen vermelding van schip en boekhouder
1832 1/m galj. Margaretha Johanna E.Boolen, Harlingen
1833 geen vermelding van schip en boekhouder
1834-1835 kof de Goede Hoop niet vermeld
105 1836 kof de Goede Hoop idem
1837-1843 geen vermelding van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt C.J.Katt als gezagvoerder gedurende:
* 1828 t/m 1829 van de 3/m pink “Vriendschap”, geen gegevens over bouwplaats en –jaar, 290 ton o.m., varend voor J.H.Luden te Amsterdam;
* 1830 t/m 1831 van het fregat “Amstel”, gebouwd in 1807, bouwlocatie niet vermeld, 310 ton o.m. , varend voor Roquette & v/d Poll te Amsterdam. Het schip werd in 1831 geveild.
Verhoeff086 vermeldt dat de “Amstel” in 1831 werd verkocht aan H.& C.v/d Stadt te Zaandam en werd herdoopt in “Zaanstroom”;
* 1833 van de 1/mkof “Margaretha Johanna, gebouwd in 1816, 180 ton o.m., varend voor E.Boolen te Harlingen.
In 1818 werd de bark Vriendschap” ex Freundschaft uit Bremen aangekocht die in 1829 werd gesloopt. Het schip werd in mei 1804 te Köningsberg opgeleverd, in 1805 verkocht naar Bremen. In 1815 onderging het schip een vertimmering waarna in 1818 Amsterdam de thuishaven werd. (Marhisdata)
Overige bijzonderheden
Amsterdamsche Courant 28 oktober 1826114
Gepasseerde schepen door Alkmaar, langs het Groot Noord-Hollandsche Kanaal:
den 20 dito, de VRIENDSCHAP (opm: pink), kapt. C. Jansen Kat, van Amsterdam naar Suriname;
Rotterdamsche Courant 29 november 1827114
Amsterdam, 27 november. Volgens brief van kapt. Johannes Hulsen jr., voerende het schip WILHELMINA, van Amsterdam naar Suriname, in dato de 18e dezer, was hij toen, na vier dagen met goed weer in de Noordzee gekruist te hebben, in goede staat en aan boord alles zijnde, op de hoogte van Zuid Voorland (opm: South Foreland) zeilende. De vorige dag was bij hem kruisende geweest het schip de VRIENDSCHAP, kapt. C.J. Kat, mede van Amsterdam naar Suriname.
Algemeen Handelsblad 17 mei 1828114
Carga-lijsten: Amsterdam, 15 mei. VRIENDSCHAP, kapt. C.J. Kat, van Suriname
Algemeen Handelsblad 02 augustus 1828114
Advertentie. In lading liggende schepen te Amsterdam. Naar de volgende plaatsen:
Suriname, DE VRIENDSCHAP, kapt. C.J. Kat
Rotterdamsche Courant 12 februari 1829114
Rotterdam, 11 februari. Kapt. C.J. Kat, voerende het schip (opm: pink) DE VRIENDSCHAP, de 30e oktober van Amsterdam te Suriname gearriveerd, meldt van daar, dat hij op 21 gr. 21 min. noorderbreedte, 34 gr. 43 min. westerlengte, door een woedende orkaan is belopen geworden, welke twee etmalen aanhield en zeer veel schade aan de tuigage en het schip veroorzaakte, zijnde de voorsteng, de voormarsra, de voorbramsteng en voorbramra met hun nieuwe zeilen, alsook een gedeelte van de fokkemast, de kluiverboom met zijn kluiver, stampstok en blinde ra, benevens de lange salings (opm: langszalings) met voormars- en achterschoenerzeil, een groot gedeelte der verschansingen, een gedeelte der stutten en relings, de nieuwe hekjol en enige andere kleinigheden, verloren gegaan; hij zou trachten de geleden schade te repareren en dacht met half februari zijn reis aan te nemen.
Rotterdamsche Courant 07 april 1829114
Amsterdam, 5 april. Volgens brief van Suriname, van de 10e februari, zouden verscheidene schepen vandaar vertrekken, waaronder de 16e of 17e dito het schip DE VRIENDSCHAP, kapt. C.J. Kat, beide naar Amsterdam.
Rotterdamsche Courant 16 juli 1829114
Advertentie. Rutger Hoijman en Hermanus Isaac Rietveld, makelaars, zullen op maandag de 10e augustus, 1829, des avonds ten zes ure te Amsterdam in de Nieuwe Stadsherberg aan het IJ verkopen: een pinkschipshol, genaamd DE VRIENDSCHAP; mitsgaders een aanzienlijke partij scheeps-gereedschappen, bestaande in ankers, touwen, zeilen, rondhouten enz; breder bij notities en bericht bij de makelaars. (opm: het hol, laatste kapitein C.J. Kat, werd verkocht voor de sloop; de zeebrief werd 18.9.1829 ingeleverd onder vermelding ‘zullende worden gesloopt’; zie ook RC 120229)
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.G.Visser werd met vlagnummer 270 per 02 september 1828 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop op voordracht van kapitein J.Huges. Toegevoegd is “geroyeerd” 002.
Jan Hendriks Visser werd in de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop van 26 augustus/02 september 1828 voorgedragen/benoemd als effectief lid op voordracht van kapitein Jan Huges. Hij was toen 51 jaar en woonde op de Korte Prinsengracht hoek Vinkestraat. Als zijn schip is genoemd de smak “Twee Schoonzusters”. Zijn vlagnummer werd 270023.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 31 januari 1828 staat het verzoek van Jan Geerlofs Visser om “voortdurend recht” op deelneming in het Weldadig Zeemansfonds. Dit verzoek wordt afgewezen aangezien hij ouder is dan 50 jaar.042.
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 31 maart 1831 staat”Een verzoek van kapitein Jan Geerlofs Visser om onderstand verzoekende op grond dat zijn Schip vergaan en hij zonder brood zou zijn”. Het Bestuur heeft het verzoek afgewezen “vermits er van het opgegevene geen bewijs is …” Per 28 juli 1831 vraagt kapitein Visser om herziening van het besluit, maar uit de vergadering wordt meegedeeld dat hij intussen een ander schip heeft, waarna het Bestuur besluit het verzoek van Visser alleen voor kennisgeving aan te nemen. 042.
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 29 maart 1838 staat een verzoek om ondersteuning vanwege ouderdom en behoeftige omstandigheden. Er wordt advies gevraagd. In de notulen van 26 april 1838 wordt vermeld dat hij géén uitkering krijgt omdat hij geen deelnemer in het Fonds was. Maar “uit hoofde zijner langdurige deelneming” krijgt hij een gratificatie van f 75,- .042.
In de Bestuursnotulen van 25 oktober 1838 staat een brief van kapitein Jan Geerlof Visser “berigtende zijne contributie niet te willen betalen zoolang hem geene gratificatie wordt verleend.”. In de notulen dd 29 november 1838 wordt een antwoord aan hem gemeld waarin staat dat hij reeds een gratificatie van f 75,- heeft ontvangen. Als hij vóór 01 januari a.s. niet betaald heeft dan vervalt zijn lidmaatschap. In de notulen dd 31 januari 1839 wordt de zaak weer vermeld en toegevoegd dat uiterlijk 11 februari 1839 de contributie moet zijn voldaan anders volgt royement.042
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop van 05 maart 1839 staat de volgende mededeling:
“Eindelijk zegt de Secretaris dat Kapitein J.G.Visser, voerende de Collegie Vlag No 171, niettegenstaande herhaalde aanmaningen in gebreken is gebleven het door hem verschuldigde aan het Collegie te voldoen, dat het Bestuur hem vruchteloos herhaalde termijnen ter betaling heeft gesteld, dat alsnu het Bestuur besloten heeft, ingevolge Art.61, in verband met Art.33 der Wet aan deze vergadering voor te dragen: Kapitein J.G.Visser vervallen te verklaren van zijn Lidmaatschap, waarover in de volgende Vergadering zal worden gestemd.” In de vergadering van 12 maart eropvolgend is het Bestuursvoorstel aangenomen.
In de “Copieën van uitgaande stukken der penningmeester van het College Zeemanshoop en Weldadig Zeemansfonds 1825-1916 (GAA Ingang 491, nummer 171) staat een brief aan het Bestuur van het College Zeemanshoop met de volgende inhoud betreffende kapitein Visser:
“24 November 1838
Aan het Bestuur van het Collegie Zeemanshoop
“Door Uwe in handen gesteld van Penningmeesteren gesteld zijnde een brief van Kapitein Jan Geerlofs Visser, waarbij hij te kennen geeft niet genegen te zijn, zijn Contributie als Lid van het College Zeemanshoop te betalen alvorens het bestuur hem, een maand gage toekennen wegens het verlies van zijn schip in den Jare 1830 zoo hebben mij de Eer UWEd te berigten dat, wel is waar Kaptein Visser, tijdens het verlies van zijn schip, aanvrage om onderstand heeft gedaan, doch toen hij vernam, dat hiervan aan de Leden in de wekelijksche vergadering moest worden kennis gegeven van zijn verzoek heeft afgezien waardoor het bestuur buiten staat werd gesteld hem de begeerde uitkeering te doen toekomen, terwijl hij spoedig daarna een ander schip krijgende, ook daaraan minder behoefte schijnt gehad te hebben.-
In de maand Januari laatstleden heeft kaptein Visser toen zonder schip zijnde een verzoek aan het bestuur gericht om onderstand wegens ouderdom, doch daar hij geen Deelnemer in het voortdurend regt was, miste hij hierop uit dien hoofde althans alle aanspraak. Het Bestuur heeft evenwel in aanmerking nemende dat hij sints lang Deelnemer voor de reis was geweest, en vooral daarbij niet uit het oog verliezende dat hij in 1830 de betwiste maand gage (zijnde vijf en veertig gulden) om welks reden dan ook niet had genoten, hem eene gratificatie van vijf en zeventig gulden toegekend en dus 30 reeds meer dan waarop hij indertijd volgens de wet had kunnen aanspraak maken; -ware hem toch in 1830 de maand gage uitgekeerd, het Bestuur zoude dan waarschijnlijk de gratificatie niet tot f 75,- hebben gevoerd.-
Wij zijn derhalve van oordeel dat er geene termen bestaan om aan het verzoek van Jan Geerlofs Visser te voldoen en moeten het daarvoor houden, dat hij niet genegen schijnt Lid van het College te blijven, en dit gewis te minder daar hij zich een ander middel van bestaan (te weten eene tapperij) heeft verschaft en dus zijn vorig beroep van Zeeman hoogstwaarschijnlijk nimmer hervatten zal.-
Wij vermeenen hiermede aan UWEd verlangen te hebben voldaan en noemen ons met de meeste hoogachting
Penningmeesteren van het Collegie Zeemanshoop
namens dezelven
get. J.L.Gregory Pierson
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
270 1828 smak De Twee Schoonzusters C.van der Stad
1829-1830 kof Mercuur H.en C.van der Stad te Zaandam
1831-1832 pink Zaanstroom idem
1833-1835 kof De Twee Gebroeders idem
171 1836-1837 kof De Twee Gebroeders idem
1838 geen opgave van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt J.Geerlofs Visser als gezagvoerder gedurende:
* 1829 van de smak “Twee Schoonzusters”, geen bouwgegevens, varend voor C. v/d Stadt te Zaandam. Het schip werd in 1829 geveild;
* 1832 t/m 1833 van de 3/mPink “Zaanstroom”, gebouwd in 1807, bouwlocatie niet vermeld, 324 ton o.m., varend voor H.& C.v/d Stadt te Zaandam.
Verhoeff086 vermeldt dat het schip in 1831 werd overgenomen van Roquette & v/d Poll te Amsterdam als “Amstel”. De notering moet dus zijn “Zaanstroom” ex Amstel;
* 1835 t/m 1842 van de kof “Twee Gebroeders”, gebouwd in 1828, bouwplaats niet vermeld, 114 ton o.m., varend voor H.& C.v/d Stadt te Zaandam;
Overige bijzonderheden
Rotterdamsche Courant 16 mei 1837
Rotterdam, 15 mei. Kapt. D.H. Hazewinkel rapporteert den 10 dezer op de hoogte van Folkestone gezien te hebben een barkschip, tonende de Amsterdamse nummervlag met 270, zijnde die van kapt. J.G. Visser.
Familiegegevens en opleiding
Hendrik Jurgen Klein werd geboren te Veendam op 28 oktober 1796.
Op 06 november 1796 werd te Veendam gedoopt ene Hindrik als zoon van Jurjen Kristiaans en Trijntje Hindriks Kemper.
Hij was getrouwd met Jantje Houtzager, geboren te Enkhuizen op 17 maart 1799 als dochter van Gerrit Houtzager en Aukje Barends Oosterhof. Jantje overleed op 01 december 1839 te Enkhuizen, 39 jaar .
Hendrik overleedop 12 december 1841 op de terugreis van Batavia naar Nederland.
Algemeen Handelsblad 17 april 1841114
Advertentie. Al degenen, welke iets te vorderen hebben van, verschuldigd zijn aan of enige goederen, gelden, effecten, enz., onder zich hebben, behorende tot de nalatenschap van wijlen Hendrik Jurgen Klein, in leven kapitein op het schip (opm: galjoot) DE ONDERNEMING, van Zaandam, varende op de Oost-Indië en de 12e december l.l. op zijn terugreis van Batavia overleden, gelieven daarvan aan de ondergetekende opgave of betaling te doen, voor of op de 31e mei 1841.
Zaandam, 8 april 1841, W. Prins.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
H.J.Klein (adres J.Corver & Co) werd per 22 juli 1828 met vlagnummer 264 en op voordracht van H.van Veen ingeschreven als effectief lid van het Amsterdams zeemanscollege "Zeemanshoop". Ten tijde van de inschrijving was zijn schip de "Onderneming". Toegevoegd is "Overleden"002.
Hendrik Jurgens Klein werd in de Algemene Ledenvergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop van 16/22 juli 1828 voorgedragen/ingeschreven als effectief lid. Hij was toen 32 jaar, woonde in Zaandam en had als adres kapitein H.van Veen, die hem ook had voorgesteld. Als zijn schip wordt vermeld de kof “Twee Gebroeders” 023.
Hij werd deelnemer van het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 14 februari 1832003.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 29 april 1841 vraagt W.Prins een uitkering voor de 4 kinderen van wijlen kapitein V.H.Klein. In de vergadering van 24 juni 1841 gaat het Bestuur accoord met ingang van 01 februari 1841042.
De schepen van de kapitein
lidmaaschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
264 1828 kof De Twee Gebroeders Jan Corver
1829-1832 kof De Twee Gebroeders H.en C.van der Stad te Zaandam
1833-1835 pink de Zaanstroom idem
165 1836 pink de Zaanstroom idem
1837-1841 3/m galj. de Onderneming idem
Bouma025 vermeldt H.J. Klein als gezagvoerder van/in:
* 1829 t/m 1834 van de kof “Twee Gebroeders”, gebouwd in 1828, bouwplaats niet vermeld, 114 ton o.m., varend voor H.& C.v/d Stadt te Zaandam;
* 1834 t/m 1837 van de 3/mPink “Zaanstroom”, gebouwd in 1807, bouwlocatie niet vermeld, 324 ton o.m., varend voor H.& C.v/d Stadt te Zaandam.
Verhoeff086 vermeldt dat het schip in 1831 werd overgenomen van Roquette & v/d Poll te Amsterdam als “Amstel”. De notering moet dus zijn “Zaanstroom” ex Amstel;
* 1838 t/m 1841 op de bark-galjoot “Onderneming”, gebouwd in 1827 te Dordrecht, 380 ton o.m., varend voor H.& C. van der Stadt te Zaandam;
Overige bijzonderheden
Voorstelling der door-ijzing van eenige koopvaardijschepen, door het Groot Noord-Hollands Kanaal nabij Purmerend op den 9 Januarij 1830 opgedragen aan de gezamenlijke reeders dier schepen.” van J.H.Koekkoek en H.W.Hoogkamer
In de Provinciale Atlas van Noord-Holland, Collectie Prenten en Tekeningen, Purmerend 082a.
Ansicht uit het Rijksarchief van Noord-Holland
In Onderschrift staat:
namen der schepen namen der heeren reeders
De Louisa Agatha De Maria en Jacoba De Heer J.van Beeck Vollenhoven De Heeren Buys, de Bordes & Jordan -
Willem Ernst - Welvaart De Nederl.Scheepsreederij De Heer L.Schumacher
- Jonge Lodewijk Antonie - Diana De Heren L.Bienfait & Zoon De Heeren J.A.Westerloo & Comp.
- Wilhelmina en Maria - Twee Gebroeders Insinger & Comp. H.& C van de Stadt
Uit een bezoek aan de nog steeds bestaande sluis in het Noordhollands kanaal in Purmerend op 05 augustus 1997 kon ik afleiden dat de schepen met de boeg in de richting van Alkmaar-Den Helder liggen. Zij waren dus op 09 januari 1830 op weg naar hun buitenlandse bestemming.
Monsterrol in Archief van de Amsterdamse Waterschout .
In de periode juli-december 1829 komt bij de monsterrollen geen schip van deze naam voor met als boekhouder H&C van de Stadt. Er is wèl een opgave van een kofschip met deze naam en als datering 2 december 1829. Kapitein Hendrik Klein met een bemanning van 5 koppen. Varende onder Nederlandse vlag met bestemming Bordeaux. Boekhouder Korver & Comp.
Familiegegevens en opleiding
Pieter Middel werd gedoopt te Oude Pekela op 19 mei 1805 als zoon van Pieter Middel en Antje Jacobs Kreiter.
Pieter P. Middel was getrouwd met Mettje Johannes Stijntjes, geboren 04 december 1811 te Veendam als dochter van Johannes Stijntjes en Willempje Hindriks Kemper. Zij overleed te Beerta op 12 december 1856, 45 jaar
Pieter is overleden in 1843, gezien zijn kapiteinsperiode wellicht te Amsterdam.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
P.P.Middel werd met vlagnummer 440 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” per 20 oktober 1835 op voorspraak van W.Landsaat. Zijn schip wordt niet genoemd. Toegevoegd is "overleden"002.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop van 12/30 oktober 1835 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Pieter Pietersz Middel, oud 30 jaar, voerend de galjoot “Onderneming”, adres bij L.Jonker in de Bikkerstraat 86 te Amsterdam, op voordracht van kapitein W.Landsaats023.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 15 juni 1843 staat een verzoek om onderstand van P.P.Middel. In de vergadering dd 27 juli 1843 vraagt het Bestuur om een geneeskundige verklaring. In de vergadering dd 31 augustus 1843 wordt aan P.P.Middel voor een periode van 6 maanden een uitkering van f 20,- per maand verstrekt ingaande 01 augustus 1843.042.
In de Bestuursvergadering dd 28 september 1843 vraagt de wed. P.P.Middel geb. M.J.Stijntjes om een uitkering welke aan haar en 2 kinderen in de vergadering dd 26 oktober 1843 wordt toegekend ingaande 01 november 1843.042
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 29 januari 1857 staat een verzoek van M.A.Roossien, de voogd over W.H.Middel, om continuering van uitkering nu de moeder de wed. P.P.Middel is overleden. Het Bestuur gaat accoord.042.
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd. 12 september 1843 staat de mededeling dat het Bestuur kapitein P.P.Middel een provisionele uitkering voor 6 maanden heeft toegestaan ingaande 01 augustus l.l. ad f 20,- per maand. “Hierbij geeft de Secretaris kennis, dat genoemde Kapitein sedert is overleden.”. In de vergadering dd 14 november 1843 wordt aan J.Stijntjes, de weduwe van kapitein Middel, en aan haar 2 kinderen per 01 november een uitkering toegestaan.023.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
440 1835 3/m galj. de Onderneming H.& C.van der Stad te Zaandam
327 1836 3/m galj. de Onderneming idem
1837 bark de Zaanstroom idem
1838-1842 geen vermelding van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt P.P.Middel als gezagvoerder gedurende:
* 1836 t/m 1837 op de bark-galjoot “Onderneming”, gebouwd in 1827 te Dordrecht, 380 ton o.m., varend voor H.& C. van der Stadt te Zaandam;
* 1838 van de 3-mast pink “Zaanstroom”, gebouwd in 1807, bouwlocatie niet vermeld, 324 ton o.m., varend voor H.& C.v/d Stadt te Zaandam. Het schip is in 1838 gezonken in een storm bij de Kaapsche Rif. De bemanning werd gered door het schip de “Middelburg”;
Verhoeff086 vermeldt dat het schip in 1831 werd overgenomen van Roquette & v/d Poll te Amsterdam als “Amstel”. De notering moet dus zijn “Zaanstroom” ex Amstel.
Overige bijzonderheden
Rotterdamsche Courant 17 oktober 1837114
Rotterdam, 16 oktober. Kapt. P. Bakker, van Batavia in Texel binnen, heeft den 21 september, op 33º N.B. 25º21’ W.L, gepraaid het schip de ZAANSTROOM, kapt. P.P. Middel, van New-York naar Batavia, en den 5 dito, op de hoogte van Goudstaart (opm: Start Point), de kof HILLEGINA GEERDINA, kapt. H.L. Roelfsema, van Amsterdam naar … (opm: niet vermeld).
Zeepost 04 juli 1838 – 122114
Den 22 februari lagen ter rede van Batavia de schepen ZAANSTROOM, kapt. Middel, KOLONEL KOOPMAN, kapt. van der Valk, DE NOORD, kapt. Weyerbrusch (opm: brik, kapt. J.A. Weyerbusch), en INDIAAN, kapt. Kievit.
Zeepost 23 juli 1838 – 138114
Met het schip (opm: bark) MIDDELBURG, kapt. C. Rieckels, den 19 juli te Middelburg gearriveerd, is aangebracht de equipage en passagiers van het den 3 mei op het rif Aguilla gezonken schip (opm: bark) de ZAANSTROOM, kapt. P.P. Middel, van Batavia naar Amsterdam.
ZeePost 02 augustus 1838 – 147114
Door een passagier van het op den 9 mei j.l. bij het Kaapsche rif ontredderde barkschip ZAANSTROOM, (zie No.136), zien wij ons in staat gesteld om van dit noodlottig voorval de volgende bijzonderheden mede te delen, die waarschijnlijk niet zonder belangstelling gelezen zullen worden.
Het genoemde barkschip, gevoerd door kapt. P.P. Middel, vertrok den 3 maart j.l. van Batavia, destinatie hebbende naar Amsterdam, en kwam, na zeventien dagen in Straat Sunda door tegenwinden te zijn opgehouden, den 20 dito eerst in het ruime sop. Door gestadige koelten begunstigd, zette het nu zijn reis zonder hinder voort tot den 3 mei, toen het, ter hoogte van het Natanspunt bij het Kaapsche Rif gekomen, door een geweldige storm belopen werd, die 48 uren aanhield, waardoor het schip, door zwaar weer geteisterd, onder andere een gedeelte zijner verschansing verloor en enige lekkage bekwam. Nadat de storm bedaard en de zee aan het afnemen was, herstelde men het beschadigde zo goed mogelijk en trachtte men, met over en weer te laveren, tegen de ongunstige noordwesten en zuidwesten winden op te zeilen. Dit duurde tot op den 9 mei, toen de wind zich eensklaps weer verhief, en de zee hoog kwam opzetten. Tot op het groot marszeil, de bezaan- en voorsteng en het stagzeil na, werden nu alle zeilen geborgen, en bereidde men zich overigens op het nieuwe onheil voor. De storm nam hand over hand toe, de zee ging hoe langer hoe hoger en sloeg gestadig over het vaartuig heen, waardoor al wat op het dek stond omver en over boord geslagen werd, onder andere een tiental varkens, al de watervaten enz, terwijl de kombuis totaal vernield werd; de boot werd door de woedende storm uit haar klampen losgerukt, en niet dan met de grootste inspanning kreeg men dezelve weer tegen boord vastgesjord. Tot overmaat van ramp scheurde de wind het dichtgereefd groot marszeil van boven tot beneden op en nam het bezaan en schoenerzeil geheel weg. Een nieuw groot marszeil verving weldra het gescheurde en werd onder de ra gereefd.
In die toestand, en terwijl de zware buien onophoudelijk aanhielden, ging men de nacht tegemoet. Ten twee ure na de middernacht werd men gewaar dat er beweging in het roer was en verkreeg men aldra de gewisheid dat het in de kop gespleten en van onderen los was. Hierdoor sloeg hetzelve met zulk een geweld tegen het achterschip, dat men alle ogenblikken moest duchten, dat het door het schip heenstoten en het vaartuig alzo onvermijdelijk een prooi der golven zou worden. Geen kans ziende om hetzelve vast te zetten, werden thans alle pogingen aangewend om het geheel kwijt te worden, hetgeen na veel moeite tegen 5 ure in de morgenstond gelukte. Verblijd over het welgelukken hiervan, wilde men zich met nieuwe moed aan het pompen begeven, toen men tot aller ontsteltenis het water gaande weg in het schip zag wassen, hetgeen bij onderzoek bleek veroorzaakt te worden door het afwijken van de achtersteven, en doordien al de stutten van het dek bij het over boord slaan der verschansing tevens met een gedeelte van het potdeksel mee waren afgerukt. Die benauwende toestand duurde tot op den 11 op de middag voort, toen eerst werden het weer en de zee enigszins handzamer. Hiervan maakte men terstond gebruik om een noodroer samen te stellen, doch door de nog steeds hoge zee en daarop volgende windstilte wilde het schip niet sturen, en moest men hetzelve, onder gestadig pompen, op Gods genade laten voortdrijven.
Den 13, met het aanbreken van de dag, werd men onder lij een schip gewaar en bespeurde men, met de kop om de noord liggende, tevens land, zijnde dit het land bij de Mosselbaai. Terstond werd op de ZAANSTROOM de Nederlandse vlag ten onderste boven van de voortop gehesen, hetgeen door het hijsen der Nederlandse vlag van de gaffel van het in het gezicht zijnde vaartuig beantwoord werd, hetwelk tegelijkertijd koers naar het in nood zijnde barkschip zette. In de namiddag was hetzelve bij de ZAANSTROOM genaderd, en bleek alsnu te zijn de MIDDELBURG, kapt. C. Rieckels, van Batavia naar Nederland. Op de vraag van laatstgenoemde kapitein, waarin hij van dienst kon zijn, begaf kapt. Middel zich met de sloep naar zijn boord, om de toestand van zijn vaartuig bekend te maken, waarna kapt. Rieckels met de meeste bereidvaardigheid besloot om vooreerst zich niet te verwijderen. Tegen de avond zag men in de verte nog een barkschip, hetwelk eerst koers naar de ZAANSTROOM scheen te zetten, doch naderhand weer afhield. Vol van verlangen om de schipbreukelingen van nut te wezen, maakte kapt. Rieckels jacht op dit vaartuig, doch moest hiermee ophouden, daar hij anders de ZAANSTROOM uit het gezicht had kunnen verliezen. De nacht werd weer onder aanhoudend pompen doorgebracht; maar des morgens bevond men desniettemin dat er drie voet water in het schip stond, hetgeen de equipage de kapitein deed verzoeken om het schip te verlaten, daar er nu nog gelegenheid voor lijfsbehoud was, terwijl bij het opsteken van de wind die gelegenheid voorbij was en de MIDDELBURG mede groot gevaar zou lopen. Kapt. Rieckels hierop aan boord van de ZAANSTROOM komende, en de drangredenen der equipage vernomen hebbende, nam hij de staat van het schip op, en verklaarde, dat hij wel bij het wrak wilde blijven, maar hetzelve niet op sleeptouw kon nemen, of het althans bij noodweer toch moest laten glippen. Na nogmaals rijpelijk de toestand overwogen te hebben waarin men zich bevond, kwam men tot het besluit om het steeds meer en meer reddeloos wordende vaartuig, hoe ongaarne dan ook, te verlaten, daar anders niets dan de dood voor ogen was. In boot en sloep werd nog zo veel van de provisie enz. geladen als mogelijk was; en des achtermiddags ten 4 ure verliet men gezamenlijk het ontreddende vaartuig, om zich aan boord van kapt. Rieckels te begeven, die zich toen en gedurende de ganse verdere reis even gastvrij als menslievend betoonde, en in aller behoeften zoveel mogelijk voorzag. De volgende morgen zag men het verlaten wrak nog drijven en deed de manschap nog een poging om iets meerder van de provisie te redden, hetgeen hun nog gelukte; het water stond toen echter reeds tussendeks.
Tegen de avond kwam een koelte opzetten en stuurde de MIDDELBURG koers naar het vaderland. Met weemoed oogden de gezagvoerder en de manschap van de ZAANSTROOM naar het vaartuig dat zij ten spel der vernielende golven moesten achterlaten. Den 3 juni wierp de MIDDELBURG het anker te St.Helena, alwaar te gelijker tijd het schip MARY EN HILLEGONDA, kapt. De Jong, van Batavia naar Rotterdam aankwam, volgens wiens verklaring een menigte voorwerpen, tot de ZAANSTROOM behoord hebbende, reeds drijvende waren gezien.
De passagiers op het schip de ZAANSTROOM, waren de gepensioneerde kapitein der infanterie G. Bernaerts, doctor Grimms met echtgenoot en kind, de wachtmeester Menprooit en een korporaal. (opm: zie ook ZP 230738 en JC 241038)
Javasche Courant 24 oktober 1838114
Batavia, 22 oktober. De St. Helena’s List of Arrivals and Departures van den 12 juni 1838 meldt het volgende omtrent het vergaan van het Nederlandse schip (opm: bark) ZAANSTROOM:
De ZAANSTROOM, kapt. P.P. Middel, verliet Batavia den 3 maart, met tin, rijst, arak en kassia geladen en bestemd naar Amsterdam. Niets bijzonders gebeurde er voor den 3 mei, toen op 32º28’ Z.B. en 29º06’ O.L. in een zware storm een gedeelte der verschansingen over boord ging en enige andere averij veroorzaakt werd. Gedurende de nacht van den 9 mei ondervonden zij een andere storm, in welke een hevige zee over het schip sloeg, die alles, wat op het dek was, met zich mede nam, het roer brak en het schip stuurloos en zeer lek maakte, zodat men onophoudelijk moest pompen. Den 13 kwam er een schip in het gezicht, hetwelk op het zien van een noodsein naar hem toe kwam. Het was de MIDDELBURG, kapt. Rickels, welke beloofde in de nabijheid te blijven en alle mogelijke hulp te verlenen. In de morgen van den 14 echter bemerkte men, dat het lek zeer verergerd was en dat het water in het schip aanmerkelijk veld won. Het werd alstoen nodig geoordeeld, ten einde het leven van de passagiers en equipage te behouden, om het schip te verlaten, hetwelk alstoen 10 voet water in het ruim had, en om aan boord van de MIDDELBURG over te gaan. De MIDDELBURG bereikte St. Helena den 3 juni en zeilde den 4 dito naar Middelburg. De passagiers van de ZAANSTROOM zijn allen wel.
|