1872
PGC 070872
Groningen, 6 augustus. Heden arriveerde hier het nieuwgebouwde schoenerschip BROEDERTROUW, kapt. A. Brongers, van Wildervank, groot 225 ton, gebouwd bij I.A. Hooites te Hoogezand.
1874
NRC 131074
Portsmouth, 9 oktober. De Nederlandse schoener BROEDERTROUW, kapt. A.B. Brongers, van Granton naar Venetië, is bij de Ryde ten anker met verlies van beide stengen, hebbende in de nacht van de 8e dezer slecht weder doorgestaan.
DT 141074
Het Nederlands. schip BROEDERTROUW, kapt A.B. Brongers, van Granton naar Venetië, is in de Modderbank binnengelopen, hebbende in de nacht van de 8ste en dezer slecht weer doorgestaan en daarbij de stengen verloren.
ST 081274
Venetië, 2 november. Aangekomen BROEDERTROUW, A.B. Brongers van Granton.
1875
ST 230875
Bahia, 22 juli. Uitgezeild. BROEDERTROUW, A.B. Brongers naar Falmouth.
ST 140975
Falmouth, 10 september. Aangekomen BROEDERTROUW, A.B. Brongers van Bahia.
1876
DT 210876
Helvoet, 18 augustus. Binnengekomen BROEDERTROUW, A.B. Brongers van St. Petersburg.
1877
PGC 090277
Triëst 4 februari. Scheepsvrachten. De laatste tijd werden de volgende Nederlandse schepen hier bevracht. De 3/m. schoener ASTROOM, kapt. Siegel, naar Fernambuck voor order tot 40 sh. met 5% per ton bruto gewicht; de brik JOHANNA, kapt. De Groot, naar Fernambuck tot 45 sh. met 5% per ton meel bruto gewicht; de brik CORNELIA MARIA, kapt. Scherpbier, naar Rio Janeiro tot 45 sh. met 5% per ton meel bruto gewicht; de schoener HELENA FLORENTIA, kapt. Rozenbeek, van Rettimo met Johannesbrood naar Engeland tot 40 sh. per ton, 35% verhoging wanneer het schip naar Petersburg bestemd wordt; de brik REPRICE, kapt. Lieffijn, van Smirna naar Engeland tot 40 sh. per ton; de schoener ZWERVER, kapt. Schuth, zeevaart, kapt. Ritzes, met ledige vaten om te Gallipoli, Taranto of Brindisi olie te laden, tot 45 sh. per ton naar Engeland, 30% vrachtverhoging voor Petersburg; de schoener BROEDERTROUW, kapt. Brongers, met ledige vaten om te Messina of Mytelena olie te laden, tot 48 sh. per ton naar Engeland, 30% vrachtverhoging naar Petersburg. – Men vestigt de aandacht van scheepsgezagvoerders op het feit, dat men hier even zo graag de schepen geclassificeerd in de Peruaanse Lloyd neemt als zulke die klasse hebben bij de Franse Veritas.
ST 160877
Bij Dungeness, 11 augustus. BROEDERTROUW, A.B. Brongers van Londen naar Rio Grande.
1878
ST 020978
Maassluis, 30 augustus. Aangekomen BROEDERTROUW, A.B. Brongers van Riga.
1880
DVF 290180
Rio Grande, 23 december 1879. (zeilklaar) BROEDERTROUW, A.B. Brongers naar Falmouth.
DVF 140980
Rio Grande, 3 augustus. Aangekomen BROEDERTROUW, A.B. Brongers van Hamburg.
AH 151080
Rio Grande, 1 september. Alhier zijn bevracht de Nederlandse schepen BROEDERTROUW, kapt. Brongers, tot Sh.30 voor gezouten huiden naar Havre, PERSA, kapt. Klip, tot GBP 200 in eens voor guano naar het Kanaal, MARGARETHA, kapt. Ei, en STELLA MARIS, kapt. Klaver, de laatste twee met beenderas tot Sh.21 naar het Kanaal.
DVF 271180
Rio Grande, 19 oktober. Uitgezeild BROEDERTROUW, A.B. Brongers naar Havre.
1881
DVF 010181
Havre, 26 december 1880. Aangekomen BROEDERTROUW, A.B. Brongers van Rio Grande.
DVF 190281
Havre, 13 februari. Uitgezeild BROEDERTROUW, A.B. Brongers naar Cardiff.
DVF 100381
Cardiff, 2 maart. (zeilklaar) BROEDERTROUW, A.B. Brongers naar Rio Grande.
DVF 280781
Rio Grande, 17 juni. Aangekomen BROEDERTROUW, A.B. Brongers van Cardiff.
NRC 090881
Rio Grande, 1 juli. De Nederlandse schepen MARGARETHA en BROEDERTROUW zijn hier bevracht voor Sh.37/6 en Sh. 32/6 per ton voor gezouten huiden, en het schip REIZIGER voor Sh 22/6 per ton voor beenderas, allen naar het Kanaal voor order.
1882
DVF 050182
Falmouth, 30 december 1881. Aangekomen BROEDERTROUW, A.B. Brongers van Rio Grande.
NRC 190182
Londen, 18 januari. Het Nederlandse schip BROEDERTROUW, kapt. Brongers, van Rio Grande te Liverpool aangekomen, heeft schade door aanvaring.
PGC 200182
Liverpool, 17 januari. Het Hoogezandster schoenerbrikschip BROEDERTROUW, kapt. A.B. Brongers, van Rio Grande en het schip KATO AND ANNA van Fowey, waren de 16e januari op de rivier met elkaar in aanvaring. Eerstgenoemde leed schade aan het potdeksel en twee planken van de buitenhuid, stutten en verschansing werden gebroken. De KATO AND ANNA verloor de kluiverboom.
DVF 300382
Runcorn, 23 maart. Uitgezeild BROEDERTROUW, A.B. Brongers naar Cette.
DVF 080682
Cette, 2 juni. Uitgezeild BROEDERTROUW, A.B. Brongers naar Bremen.
DVF 230982
Cuxhaven, 19 september. Uitgezeild BROEDERTROUW, A.B. Brongers naar Rosario.
1883
DVF 300683
Vlissingen, 26 juni. Binnengekomen BROEDERTROUW, A.B. Brongers van Rosario.
DVF 180883
Vlissingen, 13 augustus. Uitgezeild BROEDERTROUW, A.B. Brongers naar Cadiz.
DVF 200983
Cadiz, vóór 10 september. Uitgezeild BROEDERTROUW, A.B. Brongers naar Boston.
ST 101283
Rio Grande do Sul, 9 november. Aangekomen BROEDERTROUW, A.B. Brongers van Cadiz.
1884
NRC 210184
Rio Grande, 18 december. 1883 Sedert het laatste bericht zijn 29 schepen aangekomen. De vrachtenmarkt is flauw, met weinig vraag. Gecharterd werden onder anderen het Nederlandse schip BROEDERTROUW, kapt. Brongers, van Porto Allegro naar het Kanaal voor tabak tot GBP 430.
ST 260284
Rio Grande, 17 januari. Uitgezeild BROEDERTROUW, A.B. Brongers naar Falmouth.
ST 290484
Queenstown, 25 april. Vertrokken BROEDERTROUW, A.B. Brongers naar Antwerpen.
DT 060684
Vlissingen, 4 juni. Uitgezeild BROEDERTROUW, A.B. Brongers naar Cadiz.
ST 050784
Cadiz, 28 juni. Vertrokken BROEDERTROUW, A.B. Brongers naar San José do Norte.
AH 161084
Rio Grande, 16 september. Verder bevracht: BROEDERTROUW, kapt. Brongers, met beenas tot 25 Sh. naar Het Kanaal en HYDRA, kapt. Munneke, met zout van Macao naar Tanquary tot 750 Reis. Onbevracht liggen in de haven 25 schepen.
DVF 061284
Rio Grande, 26 oktober. Uitgezeild BROEDERTROUW, A.B. Brongers naar Falmouth.
1885
ST 130185
Falmouth, 10 januari. Aangekomen BROEDERTROUW, A.B. Brongers van Rio Grande.
DVF 070385
Liverpool. Vertrokken BROEDERTROUW, A.B. Brongers naar Groningen.
DT 250385
Delfzijl, 23 maart. Aangekomen BROEDERTROUW, A.B. Brongers van Liverpool.
ST 250785
Delfzijl, 24 juli. Uitgezeild BROEDERTROUW, B.A. Kappen op avontuur.
DMB 070885
Cardiff, 3 augustus. Aangekomen BROEDERTROUW, B.A. Kappen van Groningen.
DVF 250885
Cardiff, 15 augustus. Vertrokken BROEDERTROUW, B.A. Kappen naar Cadiz.
ST 110985
Cadiz, 2 september. Aangekomen BROEDERTROUW, B.A. Kappen van Cardiff.
DMB 041285
Gepraaide schepen: 18 oktober op 13°N.Br., 27° W.L. BROEDERTROUW, kapt. B.A. Kappen, van Cadiz naar Pelotas.
DVF 191285
Rio de Janeiro, 23 november. Aangekomen BROEDERTROUW, B.A. Kappen van Cadiz.
1886
ST 040186
Rio Grande, 3 december 1885. Aangekomen BROEDERTROUW, B.A. Kappen van Rio de Janeiro.
DMB 180286
Rio Grande, 8 januari. Uitgezeild BROEDERTROUW, B.A. Kappen naar Pernambuco.
DMB 070386
Pernambuco, 10 februari. Aangekomen BROEDERTROUW, B.A. Kappen van Pelotas.
DMB 080486
Pernambuco, 6 april. Uitgezeild BROEDERTROUW, B.A. Kappen naar Pelotas.
DVF 010786
Rio Grande, 28 mei. Uitgezeild BROEDERTROUW, B.A. Kappen naar Boston.
DVF 120886
Boston, 28 juli. Aangekomen BROEDERTROUW, B.A. Kappen van Rio Grande.
ST 070986
Richmond, 20 augustus. Aangekomen BROEDERTROUW, B.A. Kappen van Boston.
1887
DVF 250187
Rio Grande, 20 december 1886. Het Nederlands schip BROEDERTROUW, kapt. B.A. Kappen, is bevracht naar Pernambuco en terug, en het Nederlands schip TITIA, kapt. H.J. Potjer, van San Francisco met maté naar de Plata.
ST 030387
Pernambuco, 3 februari. Aangekomen BROEDERTROUW, B.A. Kappen van Rio Grande.
DVF 100387
Pernambuco, 12 februari. Uitgezeild BROEDERTROUW, B.A. Kappen naar Pelotas.
DVF 070587
Rio Grande, 2 april. De volgende Nederlandse schepen zijn alhier bevracht: PIET HEIN, kapt. R.H. Vil, naar het Kanaal, BROEDERTROUW, kapt B.A. Kappen en JOHANNA, kapt. J.H. de Grooth, beiden met maté van San Francisco do Sul naar de Plata Rivier.
DVF 300687
Montevideo, 24 mei. Aangekomen BROEDERTROUW, B.A. Kappen van St. Thomas.
NRC 130787
Montevideo, 1 juni. De Nederlandse brik BROEDERTROUW, kapt. Kappen, is hier bevracht van Colon naar het Kanaal voor 35 shilling voor huiden.
1888
DVF 050188
Cardiff, 30 december 1887. Aangekomen BROEDERTROUW, B.A. Kappen van Rio Grande.
NRC 130488
Rotterdam, 12 april. Volgens telegram uit Londen arriveerde het Nederlandse schoener-brikschip BROEDERTROUW, kapt. Kappen, de 2e maart van Cardiff te Rio Grande.
DVF 120688
Rio Grande, 5 mei. Uitgezeild BROEDERTROUW, B.A. Kappen naar Bahia.
DVF 221188
Bahia, 16 oktober. Uitgezeild BROEDERTROUW, B.A. Kappen naar Buenos Aires.
1889
DVF 210289
Pernambuco, 21 januari. Aangekomen BROEDERTROUW, B.A. Kappen van Bahia.
DVF 020589
Rio Grande, 20 maart. Aangekomen BROEDERTROUW, B.A. Kappen van Pernambuco.
DVF 210989
Pernambuco, 20 augustus. Vertrokken BROEDERTROUW, B.A. Kappen naar Macau.
DVF 311289
Rio Grande, 15 november. Aangekomen BROEDERTROUW, B.A. Kappen van Macau.
1890
PGC 260490
Rio Grande, 19 februari. De baar verkeert hier voortdurend in voortreffelijken toestand, zodat schepen met een diepgang van 12 Eng. voet zonder gevaar konden passeren. Die voor Peletos en Porto Alegro zijn echter in slechte staat, waardoor veel oponthoud wordt veroorzaakt. De vrachtenmarkt was tamelijk levendig. Daar echter het aanbod van scheepsruimte, vooral naar Europa en de Verenigde Staten de vraag overtrof, viel er aan een verbetering der koersen niet te denken. Het schip BROEDERTROUW, kapt. Kappen, werd gecharterd voor een lading producten naar het Kanaal v.o. tot 18/-. Met gedroogd vlees naar Bahia en Fernambuck werden bevracht de Nederlandse schepen: HENRIKA tot 2500 milreis, MEEDEN tot 2600 milreis, beide in full, en EBEN HAEZER tot 280 rs. per Aroba. Onbevracht liggen hier thans nog 29 schepen. Van Porto Alegro werd bevracht met granen naar het Kanaal v.o. het Nederlandse schip GOEDHART tot 2200 milreis in full.
DT 271090
Delfzijl, 23 oktober. Zeilklaar BROEDERTROUW, B.A. Kappen naar Cardiff.
1893
DVF 210793
Rio Grande, 2 juli. Uitgezeild BROEDERTROUW, Kappen naar Falmouth.
NVD 160993
Queenstown, 4 september. Aangekomen BROEDERTROUW, Kappen van Rio Grande.
DVF 100993
Queenstown, 7 september. Vertrokken BROEDERTROUW, Kappen naar Hamburg.
NRC 301293
Christiansand, 28 december. De Nederlandse schoenerbrik BROEDERTROUW, kapt. Kappen, de 18e dezer met stukgoed van Hamburg naar Maracaibo vertrokken, is lek te Christiansand binnengelopen en moet lossen.
1894
PGC 040194
Christiansand, 28 december 1893. Het schip BROEDERTROUW, kapt. B.H. Kappen, de 18e dezer van Hamburg naar Maracaibo vertrokken met een lading stukgoed, is lek te Christiansand binnengelopen en moet de lading lossen.
PGC 260194
Christiansand, 17 januari. De driemast schoener BROEDERTROUW, kapt. B.H. Kappen, van Hamburg naar Maracaibo, alhier lek binnengelopen, is heden nagezien, en men bevond dat verscheidene naden van het schip, als ook enige deknaden zijn gesprongen, terwijl ook enige bouten zich hebben losgewerkt en de grote mast en steng beschadigd zijn. Het schip, dat tijdens de lossing steeds water maakt, wordt in de beschadigde staat op 7900 kronen geschat, terwijl de reparatiekosten worden begroot op 5100 kronen.
Op 10 februari 1894 abandonneren de erven van Ype Annes Hooites dit schip (opm: BROEDERTROUW 1872) middels een notaris akte voor Mr. A.C.L.L. Spruijt te Sappemeer, dat is gestrand bij Christiansand in Noorwegen (Opm: Ligt sinds 28 december 1893 te Christiansand in reparatie.)
Op 8 maart 1894 meldt het ministerie te Den Haag dat kapt. Hansen de nieuwe eigenaar is en mag de zeebrief behouden.(Opm: waarschijnlijk gaat het hier om een niet- Nederlandse kapitein.)
NVC 180494
Christiansand, 12 april. Uitgezeild BROEDERTROUW, Kappen van Hamburg naar Maracaibo, na volbrachte reparatie.
SV 270794
Maracaibo, 9 juni. Aangekomen BROEDERTROUW, Kappen van Hamburg via Christiaansand.
AH 041194
Marseille, 1 november. Aangekomen BROEDERTROUW, Kappen van Maracaibo.
1895
SV 080595
De Raad van Tucht voor de koopvaardij. Gelet op de bij de Raad ingekomen missive van de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, d.d. 25 april 1894, afdeling Handel en Nijverheid, (1 ste onderafdeling), waarbij aan de Raad is toegezonden een klacht van R. de Boer en andere schepelingen van het Nederlandsch schoenerschip BROEDERTROUW tegen de gezagvoerder B.H. Kappen, met verzoek op grond van de wet houdende bepalingen omtrent de huishouding en tucht op de koopvaardijschepen, daaraan het nodige gevolg te geven; Gezien de voormelde klacht, luidende: Farmsum, den 9en april 1894 H.E.D. Gestrenge Heer Officier van Justitie. Daar wij aan boord van het Nederlandse schoenerschip „ BROEDERTROUW”, kapitein B.H. Kappen, van Nieuwe Pekela zijn geweest en van welke wij vrij geworden zijn niet zoals het behoort, achten wij ons verplicht U het alles zoals het toegegaan is mede te delen. Het was op maandagavond de 19en maart dat wij met ons drieën achteruit gingen en hem vroegen of hij ons wou afmonsteren. Wij lagen met het schip in Christiansand waar wij waren binnengelopen met een lek schip en beschadigde lading. Hij wilde ons echter niet afmonsteren om reden dat wij hadden gemonsterd om de reis mede te doen naar Maracaibo, West-lndië. Wij wilden graag vrij om reden dat het schip alhoewel het had getimmerd nog lek was en in geen staat verkeerde om mee naar zee te gaan. Wij zeiden daarop tegen hem dat wij alles zouden aanwenden om vrij te komen. Hiervoor gaf hij ons permissie maar, zeide hij, gij moet niet weglopen want anders zijt gij strafbaar en zal ik u bij de politie aanmelden. Wij zeiden daarop dat wij dat ook niet wilden doen want het geld dat wij hadden verdiend wilden wij niet in de steek laten. Hierop gingen wij aan de wal (met verlof van de stuurman) en wilden naar de Consul maar deze was niet in huis zodat wij dien niet konden te spreken krijgen. Wij gingen toen naar een oude expert Tönissen, agent van de Veritas en assuradeur van de lading. Hiertegen zeiden wij dat het schip lek was en dat ook het dek nog lekte. Des anderen morgens begonnen wij weer te laden tot aan de middag toe, maar toen werden wij verhinderd door dienzelfde Tönissen die zich eerst wilde overtuigen of het de waarheid was, wat wij hadden gesproken. Hij beval ons daarop om dek te spoelen opdat hij kon zien of het dek ook lekte. Wij deden dit en gooiden overal water in de Kombuis en over het dek en toen bleek het al gauw dat het de waarheid was. Maar de kapitein werd hierover kwaad op ons en ging aan den wal naar de Consul. Een ogenblik later kwam hij weer aan boord en zeide dat het fier avond was of dat wij maar uit zouden scheiden te arbeiden Toen kwamen er vier politieagenten, die ons op order van de Consul medenamen naar de gevangenis. Wij wilden natuurlijk graag weten waarom dat wij in de gevangenis moesten en vroegen aan de politieagenten of die ons niet even naar de Consul wilde brengen maar hiervoor hadden de politieagenten geen permissie en zo gingen wij maar zonder dat wij wisten waarom in de gevangenis; wij vroegen daarop aan een der politieagenten of die niet zo goed wilde zijn en gaan naar de Consul om hem te vragen of hij niet bij ons wilde komen De politieagent ging ook, maar kreeg ten antwoord: laat ze maar zitten. Des anderen daags schreven wij een briefje naar de Consul of hij niet wilde komen en des avonds kwam hij er aan. Hij vroeg ons toen wat wij van hem begeerden. Wij zeiden dat wij graag wilden weten waarom dat wij in de gevangenis zaten. Hij zeide, ja, de kapitein heeft mij verteld dat gij oproer hebt gemaakt en dat gij werk hebt geweigerd en, had de kapitein gezegd, ik ben bang dat ze het schip zullen lek maken. Wij zeiden hierop of hij dan de kapitein niet wilde laten halen en hem ondervragen, en als hij ons dan kon overtuigen dat wij aan een van deze dingen schuldig waren, dat hij ons dan kon straffen zoals hij zelf verkoos. De Consul ging toen naar de kapitein maar hij kwam niet weer terug. Des anderen daags kwam hij weer met hoofd van de politie. Wij vertelden dien alles, niet alleen dat wij vrij wilden omdat het schip lekte maar ook omdat wij de kapitein niet vertrouwden. Want de stuurman Jan Slinger had geprobeerd om met een breeuwijzer en een hamer het schip lek te maken En dit had hij toch bepaald niet zonder de goedkeuring van de kapitein gedaan. Dit was in Nieuw-Iiillesund, een klein plaatsje dicht bij Christiansand gebeurd. Het ging buiten ons weten maar wij hoorden hem wel kloppen en we werden het beter gewaar toen hij ons vertelde als dat hij was bezig geweest om achter in de piek door het schip heen te slaan maar dit was hem niet gelukt om de redenen dat hij er geen ruimte had gehad en dat hij zich er bij op de vinger had geslagen. Toen wij dit aan de Consul en aan de politiechef zeiden, antwoordden die ons, dat willen wij niet geloven en daarmede gingen ze weg. Des zaterdags kwam de Consul weer en zeide dat de kapitein ons wel wilde afmonsteren maar dan wilde hij ons tien kroon of 7 gulden afhouden, voor dat wij de lading hadden gestopt en dan moesten wij zondagmorgen afreizen naar Hamburg. Wij zeiden dat wij die tien kroon er bij wilden hebben ofschoon wij liever in Cristiansand wilde blijven, om daar op een schip te gaan. Maar wij konden het daar in de gevangenis niet uithouden om de redenen dat wij er nog nooit in hadden gezeten en heel plezierig was het er niet. Dat heeft de kapitein aangenomen en zo zijn wij dan des zondags morgens door een politieagent begeleid, net alsof wij moordenaars waren, naar de stoomboot gebracht. En nu vragen wij aan UEd of de Hollandsche wet dat veroorlooft dat een kapitein, zo met zijn volk kan handelen en ook of een Consul dit doen mag. Zo niet dan hoop ik dat UEd. zo goed wil zijn om ons recht te verschaffen. In alle geval wens ik dat UEd. mij per ommegaande wilt berichten hoe wij er mee aan moeten. Mijn adres is als volgt: R. de Boer p/a den Heer C. de Boer. Kroonstad. Farmsum Gein. Delfzijl. De personen zijn deze: R. de Boer, van Farmsum. H. Betke, van Farmsum. G. Mulder, van Winschoten, de laatste persoon is alweer naar zee. Weest verder van ons gegroet, Uwe onderdanige dienaren, R. de Boer en H. Betke. ( Wordt vervolgd.)
SV 090595
Vervolg op de Beurs-Editie van Woensdag. , Gezien het bij missive van de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid dd. 29 Juni 1894 No 160; afdeling Handel en Nijverheid (1ste onderafdeling) aan de Raad toegezonden rapport dd. 12 Juni 1894 van de Nederlandse Vice-Consul te Christiansand alsmede de daarbij gevoegde verklaring dd. 9 Juni 1894 van den expert Joh N. Tönissen te Christiansand; Gehoord de onder ede afgelegde verklaringen van de getuigen Roelf de Boer en Jan Slinger; Gehoord de door de aangeklaagde Berend Harmszoon Kappen voor de Raad afgelegde verklaring ; Overwegende dat de klacht tegen de gezagvoerder B.H. Kappen loopt over het in Christiansand doen gevangen zetten van drie schepelingen aan boord van het door hem gevoerde Nederlandse schoenerschip »BROEDERTROUW”, R. de Boer, H. Betke en G. Mulder, zulks op 20 maart 1894, en gevangen houden tot 25 maart 1894 terwijl die schepelingen waren gemonsterd om de reis mede te maken tot Maracaibo, West-Indië; Overwegende dat uit de verklaring van de aangeklaagde, bevestigd door de verklaringen van de getuige R. de Boer en J. Slinger en door het rapport van de Nederlandse Vice-Consul te Christiansand dd. 12 Juni 1894 is gebleken, dat die gevangenzetting en gevangenhouding werkelijk heeft plaats gehad, in, dier voege, dat op 20 maart 1894 de voornoemde Vice-Consul op verzoek van de gezagvoerder de bedoelde schepelingen door de politie van boord heeft doen halen, terwijl het schip in de haven van Christiansand was liggende, en hen heeft doen brengen naar de gevangenis te Christiansand, waaruit zij, nadat tussen de gezagvoerder en hen was overeengekomen, dat zij ontslagen waren op voorwaarde van onmiddellijk vertrek naar Hamburg, uit de gevangenis zijn gebracht naar een stoomboot, die naar Hamburg vertrok; voorts dat, het schip lek zijnde in Christiansand was binnengelopen, om, eer het zijne reis naar Maracaibo voortzette, gerepareerd te worden, aldaar geruimen tijd heeft gelegen en na reparatie vandaar in de maand april 1894, is vertrokken, ter voortzetting, van de reis;
Overwegende dat volgens art. 5 van de wet van 7 mei 1856 Staatsblad No 32 in verband met art. 402 van het Wetboek van Koophandel de gezagvoerder het recht toekomt, schepelingen, die weigeren aan boord te komen, hetzelve zonder verlof verlaten en weigerachtig zijn de verhuurden dienst ten einde toe te verrichten, in verzekerde bewaring te doen stellen, wanneer de gezagvoerder de sterke hand heeft ingeroepen ten einde hen tot de vervulling van hun dienst te noodzaken;
Overwegende, dat reeds uit de klacht zelve blijkt, dat de hier bedoelde schepelingen weigerachtig waren, de verhuurden dienst tot het einde toe te volvoeren, immers, onder mededeling dat zij de kapitein niet vertrouwden, herhaaldelijk hadden gezegd, dat zij vrij van het schip wilden zijn, zulks onder beschuldiging, dat de kapitein het schip lek wilde maken; terwijl voorts uit de klacht in verband en overeenstemming met het rapport van de Vice-Consul blijkt, dat zij ook na hunne gevangzetting in hunne weigering hebben volhard; Overwegende, dat wel in de klacht wordt beweerd, dal zij daarvoor reden hadden, doordien de kapitein het schip wilde lek maken, en zelfs de stuurman gepoogd had een gat in de piek te slaan, doch dat die bewering door geen enkele de Raad gebleken omstandigheid bevestigd wordt, integendeel zowel uit de onder ede afgelegde verklaring van de getuige J. Slinger als uit het rapport van de Vice-Consul dd 12 juni 1894, alsmede uit de verklaring van de expert Tönissen dd. 9 Juni 1894, volgens welke het schip in Christiansand zo is gerepareerd, dat het in ieder opzicht zeewaardig was, valt af te leiden dat die beschuldigingen der schepelingen tegen de gezagvoerder ten enen male uit de lucht gegrepen waren;
Overwegende voorts door de gezagvoerder is verklaard, dat op 19 maart 1894, nadat het dek op last van de expert Tönissen vol water was gegooid, ten einde te beproeven of het lekte, en de expert bevonden had dat het niet lekte, de bedoelde schepelingen geweigerd hebben, het bevel van de gezagvoerder, om de proppen uit de spuigaten van het dek en van het volkslogies te halen, te gehoorzamen en dat deze dienstweigering de aanleiding is geweest dat hij de hulp van de sterke hand door middel van de Consul heeft ingeroepen, ten einde aan de onhoudbare toestand, waarin hij met deze schepelingen verkeerde, een einde te maken; Overwegende dat deze verklaring steun vindt zowel in de onder ede afgelegde verklaring van de getuige J. Slinger als in het rapport van de Vice-Consul; Overwegende, dat derhalve niet anders kan worden aangenomen, dan dat de gezagvoerder hier terecht art. 5 der wet van 7 Mei 1856 Staatsblad No. 32 in verband met art. 402 van het Wetboek van Koophandel heeft toegepast;
Overwegende dat wel is waar de schepelingen langs deze weg niet zijn genoodzaakt geworden om de reis met het schip naar Maracaibo voort te zetten en zij uit de gevangenis zijn overgebracht naar een naar Hamburg vertrekkende stoomboot, doch dit reeds blijkens de klacht is geschied ter uitvoering van hetgeen zij met de gezagvoerder aangaande hun ontslag en de uitbetaling van het hun nog toekomende loon hadden overeengekomen terwijl deze overeenkomst slechts is getroffen na hunne ook tegenover de Consul herhaalde weigering om de reis met het schip „BROEDERTROUW” te vervolgen zodat niet gebleken is dat de gezagvoerder enige buiten de wet liggende bedoeling met hunne gevangenzetting had; Overwegende voorts dat alles er op wijst, dat deze schepelingen, tegenover de kapitein, niet alleen in hoge mate beledigend zijn opgetreden, maar ook zozeer de subordinatie verachtten, dat er alle reden was voor hunne gevangenzetting; Overwegende dat er mitsdien geen termen zijn om enige misdraging van de gezagvoerder ten aanzien der schepelingen aan te nemen Gezien art. 25 A van de Wet van 7 mei 1856, Staatsblad No. 32, zoals het is vastgesteld, bij de wet van 13 november 1879, Staatsblad No. 190; Gezien art. 5 der Wet van 7 mei 1856, Staatsblad No. 32, en art. 402 van het Wetboek van Koophandel; Rechtdoende: Verklaart dat niet is gebleken van enige misdraging van de gezagvoerder B.H. Kappen, ten aanzien van de in de klacht genoemde schepelingen; Spreekt hem mitsdien te dier zake vrij.
Aldus gewezen door de heren Mr. J.G. Vogel, Voorzitter, J van Burg, C.W.R. Scholten Jr., J. Vos van Marken, P.A. de Boer, P.A.C. Hugenholtz en W.J.P. van Waning, Leden, en in het openbaar uitgesproken den 25en maart 1800 vijf en negentig, in tegenwoordigheid van de Secretaris Mr. Th. Heemskerk.
Scheepvaart Index 151095
Vermeld voor de laatste keer BROEDERTROUW, Kappen/ 183 ton/ eig: Erven J.A. Hooites, Hoogezand/ callsign: NHKG/ gebouwd 1872/ Aankomst 1 november (1894) te Marseille.