Familiegegevens en opleiding
Harmannus Beekman werd geboren te Wehe gem.Leens als zoon van Jan Beekman en Tekla Harms Spekkers.
Hij trouwde op 23 november 1853 te Nieuwe Pekela als buitenvaarder met de naaister Hillechiena Maria Abeling, geboren te Nieuwe Pekela als dochter van Pieter Berents Abeling en Gesina Harms Tedering. Zij overleed op 16 november 1872 te Londen (zie hierna)
Harmannus hertrouwde op 24 juli 1878 te Oude Pekela als schipper met de modiste Anna Catharina Nagel, geboren te Oude Pekela als dochter van Jan Hindriks Nagel en Tibigi (of Tobina) Berends Drenth. Zij was eerder gehuwd met de schipper Bernardus Timmer. Zij overleed op 30 oktober 1910 te Groningen, 69 jaar.
Harmannus overleed te Groningen op 03 augustus 1915, 86 jaar
“Op 3 dec. 1872 is bij mij, K.M.Brouwer, ambtenaar van de Burgerlijke Stand in de gemeente Nieuwe Pekela, ingekomen een brief van het Ministerie van Marine ten geleide van een overlijdensakte, luidende als volgt:
Op 16 nov. 1872, verschenen voor mij, Hermanus Jans Beekman, gezagvoerder van het Nederlands barkschip “Australië”, thans liggende in het Victoriadok te Londen: Frans Johan Schnepil, eerste en Arend Jager, tweede stuurman op genoemde bodem die verklaarden dat de huisvrouw van genoemde gezagvoerder, genaamd Helena Maria Pieters Abeling, oud 43 jaren, geboren en wonende te Nieuwe Pekela, op 14 nov. 1872 door een ongelukkig toeval in de golven is geraakt en verdronken. Met vonnis van de rechtbank te Winschoten van 8 april 1876 dat als voornaam moet worden gelezen Hillechiena, in plaats van Helena.”115.
De Wed Heeren W.A.H.Meursing
Amsterdam Londen den 17 Novemb 1872
Waarde Patroon
Zoo als UEd al onderrigt is dat wij op een drijvende wrak verkeerden en het dek al reeds was losgeraakt gezamenlijk moesten besluiten dezelve te verlaten als er zich maar eenigzins hoop op redding voor kwam den 15 des morgens was er in de nabijheid een Hanoversche Schoener die genegen was ons op te nemen en daar wij slechts onze sloep hadden behouden moesten wij dan bij gedeelten zien aan boord van de Schoenerr te komen een man was reeds in de sloep vrouw en kinderen zouden daarna volgen maar Elaas mijn vrouw miste de sloep en dreef op de baren ik sprong zoo spoedig mogelijk in de bood om mijn vrouw te redden maar zij was verdwenen daarna hadden wij het geluk de schoener te bereiken ik kwam goed aan boord de Bood sloeg vol water en de man die bij mij in was is ook in de diepte verdwenen en daar de schoener niet in staat was de Australië mede te bereiken bragt dezelve mij te Harwich aan land. Gisteren ben ik met den heer Williams naar ?? gereisd om de Australië te treffen maar wij vonden hetzelve gisteren avond laat te Londen in dok aan de groote mast is een Plakaat geplakt en verlangen de Binnenbrengers £ 12000 het schip is wrak ik weet niet wat te doen heeft UEd hier ook een agent ik twijvel niet dat het schip kunnen wij laten kondemneren Laat mij zo spoedig mogelijk weten wat UEd denkt te doen.
Na minzaame groeten UEd Heilwenschenden DW Dienaar H.J.Beekman.
Brief in Archief Meursing Stadsarchief Amsterdam 648-66
De schepen van de kapitein
In een notitie van de Waterschout te Amsterdam dd 26 juni 1878 is sprake van het vertrek van Amsterdam op 11 april 1878 naar Batavia van de “Merapi” onder kapitein F.Schnepel. Hij was voorheen stuurman en doet de reis q.q. in de plaats van kapitein H.J.Beekman “welke thans in de Prov. Groningen verblijf houdt.” (Ingekomen stukken bij de Amsterdamse Waterschout. Archief 391 nr. 5, Rijksarchief te Haarlem).
Bouma025 vermeldt H.J.Beekman als gezagvoerder gedurende:
* 1857 t/m 1863 van de 2/msch “Stella Matutina”, gebouwd in 1856 te Hoogezand, 149 ton o.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Pekela. Het schip is in 1863 gezonken;
* 1865 t/m 1866 van de 2/msch “Stella Matutina”, gebouwd in 1864 te Hoogezand, 237 ton o.m., varend voor E.H.Meursing te Hoogezand;
* 1867 t/m 1872 van hetzelfde schip maar nu varend voor W.& A.H.Meursing te Amsterdam.
* 1872 van de bark “Australië”; gebouwd in 1854 te Nw. Lekkerland, 672 ton o.m., varend voor W.& A.H.Meursing te Amsterdam. Het schip werd in Londen verkocht;
* 1874 van de bark “Mr. Jacob van Lennep”, gebouwd in 1868 te Nieuwendam, 820 ton o.m., varend voor W.& A.H.Meursing te Amsterdam;
* 1875 t/m 1878 van hetzelfde schip maar nu varend voor W.H.Meursing te Amsterdam;
* 1880 t/m 1883 op hetzelfde schip maar nu voor W.H.Meursing te Baarn;
* 1884 t/m 1889 van de comp.bark “Nachtegaal”, gebouwd in 1884 te Amsterdam, 1000 ton n.m., varend voor J.F.Meursing te Amsterdam.
Overige bijzonderheden
Het Archief van de Firma Meursing op het Stadsarchief te Amsterdam bevat onder n. 648/75-70 een reeks van stukken met betrekking tot de bark “Australië”.
In 648 nr. 67 staat een uitgebreid verslag in een stuk, dat is getiteld “Reglement van Averijen van het schip Australië kapitein H.J.Beekman op de reize van Sundswall n. Amsterdam” hetgeen is opgemaakt vanwege verzekeringskwesties
Het schip was op 18 oktober 1872 uit Sundswall vertrokken met bestemming Amsterdam. Vervolgens verliet het op 31 oktober 1872 Kopenhagen. Na passage van Elseneur begin november kwam men kort daarop in stormweer waarbij veel schade ontstond en dag en nacht moest wordeen gepompt. Op 08 november liep men Krageroe binnen om te herstellen. Maar na vertrek kwam men weer in stormweer terecht, met hagelbuien. Op 13 november 1872 bevond men zich op 53o40’NB/ 5.8o OL . “Tegen ’s namiddags half 4 ure kwam een hevige breker over, die een gedeelte van de deklast, verschansing met stutten, kombuis met stutten en de groote boot over boord wierp en watervaten en kettingbokken stuk sloeg, terwijl bij die gelegenheid een matroos onder de balken geraakte en daardoor gedood werd, daar men het schip geheel op zijde liggende en de zee over heen slaande, niet bij tijds redding kon aanbregen”. Ondanks een reeks van maatregelen, waaronder het overboord zetten van deklast, “…zonk het schip niettemin al dieper en dieper en was het ongeveer ’s nachts 2 ure geheel vol en dreef op de lading.” Op 14 november begon het voordek op te breken en dreigde het schip te zinken. Na scheepsraad werd besloten het schip te verlaten. “Des morgens ten 9 ure kreeg men een Duitsche schoener in het gezigt, die hen wilde helpen, waarop men de enigste boot nedervierde; men wilde toen volgens pligt de vrouw en twee kinderenvan den kapitein, die aan boord waren, het eerst redden, doch de vrouw geraakte bij het overgaan in de boot in zee; de kapitein, dit ziende, sprong in de boot om haar te redden, hetgeen hem echter niet mogt gelukken; de boot werd door de schoener opgenomen, welke nadat één man was overgegaan, dadelijk zeil zette om het schip te bereiken, doch liep met zooveel vaart in, dat men konde bijdraaijen. Na een kwartier uurs zag men de boot niet meer, terwijl de schoener, na eerst eenigen tijd heen en weder gekruist te hebben, koers zette naar den wal. Men bevond zich alstoen naar gissing on ’t ZO van Orfordness op ongeveer 4 mijlen afstand en besloot den Theems te bereiken”. Er werd door twee stoomboten hulp verleend. “De stoomboot toen de onmogelijkheid inziende de bemanning over te nemen, beproefde het schip in slecht water te brengen met behulp van sleepers en zeilen, warbij echter de sleepers onophoudelijk braken. Ten 10 ure des avonds werd men echter op den Theems in de nabijheid van het vuur van de Gunfleetbank gebragt. Hierop ging de geheel equipage, uitgeput zijnde, op eene der stoombooten over.” Het schip werd even voor Gravesend ten anker gebracht en op 16 november 1872 in het Victoriadok gesleept.
Familiegegevens en opleiding
Mattheus Johannes Constantijn werd geboren op zee (23-21S en 57-43E) op 04.06.1862, als z.v. Mattheus Kimmerer (gezagvoerder) en Wilhelmina Gijsberta van Woerkum.
Mattheus J.C. (29) (scheepsgezagvoerder) trouwde te Amsterdam op 03 juli 1891 met Heinerika Hidderina Zeijlstra (30) – geb. 03 juli 1861 te Amsterdam d.v. Hein Hidde Zeijlstra (magazijnmeester) en Christina Nuveen.
Heinerika Hidderina Zeijlstra overleed op 23 mei 1893.
Mattheus J.C. overleed op 20 maart 1923 te Amsterdam. (overlijdensadv. NRC 22.03.1923)
Opleiding
Mattheus Johannes Constantijn werd op 31.07.1875 ingeschreven bij de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam. Na het volgen van de 3-jarige cursus werd hij op 06.09.1879 geplaatst als 4e stuurman op het schip LICHTSTRAAL, kapt. Van der Valk, naar Java. Kwam op 19.09.1880 terug van de reis met goed attest.
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt M.J.C.Kimmerer als gezagvoerder gedurende:
* 1890 t/m 1897 van de comp.bark “Nachtegaal”, gebouwd in 1884 te Amsterdam, 1000 ton n.m., varend voor J.F.Meursing te Amsterdam. Het schip werd te Macassar afgekeurd en verkocht.
Overige bijzonderheden
Uit: De Clippers door Anno Teenstra, uitg. Holdert & Co, Amsterdam, 1945, 306 pp.
-
126-128.Teensma beschrijft het harde leven aan boord van een clipper:
Op zijn reis van Nederland naar Amboina in 1892 kreeg de Nederlandsche clipper Nachtegaal een flinke storm in de Noord-Atlantic af te rijden. In den Zuid-Atlantic voer het schip opnieuw een paar dagen meer onder dan boven water en in den Indischen Oceaan kreeg het te kampen met vliegend stormweer. De stuurboordsboot werd aan barrels geslagen en het standaardkompas door een overkomende zee meegenomen. Hagel- en regenbuien wisselden elkaar af, terwijl groote stukken water over dek en luiken spoelden en de presenning van het grootluik meesleurden.
Na achtenveertig uur bedaarde het weer een beetje en konden de fok en de gereefde marszeilen worden bijgezet. Het schip werd op zee gehouden, die iets afvlakte, zoodat de kok eindelijk wat warms klaar kon maken, hetgeen hem gedurende de voorgaande dagen niet was gelukt door het hevig slingeren en stampen van het schip.
Het had er veel van, dat de doodelijk vermoeide en uitgeputte bemanning eindelijk rust zou kunnen nemen om weer nieuwe krachten te verzamelen. Maar een nieuw gevaar bedreigde het schip, want de temperatuur van de lading steenkolen nam schrikbarend toe. De thermometer in de peilkoker wees 39o Celcius aan!. “Luiken open”, commandeerde de kapitein.
Een heete lucht sloeg de mannen tegemoet toen ze de luiken opengooiden. Midden in de broeiende lading werd de thermometer gestoken. Ruim vier en veertig graden wees hij aan en oogenblikkelijk gaf de ouwe het commando: “Ieder in de lading en de broeiende kolen overboord.!”
Ruim vier en twintig uur achtereen werkten de afgematte mannen in de kolen, tot de temperatuur overal 36o was en de luiken weer dicht konden worden gelegd.
Dat was juist op tijd, want opnieuw stak een storm op, die voorstagzeil en aap uit de lijken sloeg. En opnieuw worstelden de mannen van de Nachtegaal vele lange uren met het stormgeweld en de overslaande golven, terwijl hagel en regen neerkletterden op hun zwaarbonzenden hoofden en door vermoeidheid gevoelloos geworden lichamen…”
p.164-166:
“De Nachtegaal was reeds een typische vertegenwoordiger van den laatsten tijd der clippers. … Zijn reizen waren 103, 89, 96, 93, 87, 209 en 121 dagen (naar Indië) zoodat hij geen recordbreker was. Van de laatste reis kwam hij den 29sten october 1894 te Amsterdam aan, werd daar gelost en gereed gemaakt voor een volgende reis. Langer dan een half jaar duurde het voor het schip een lading kon krijgen, zodat het eerst 23 Mei 1895 met een lading stukgoederen naar Indië kon vertrekken kon vertrekken.
Te Soerabaya werd het voor kapitein Kimmeren (sic) een geweldige moeite voor een thuisreis lading te krijgen, nergens was iets te vinden, totdat hij er tenslotte een bemachtigde, die eerst … over een jaar gereed zou zijn om ingescheept te worden. De kapitein accepteerde het aanbod echter, ook omdat hij in den tusschentijd vrachten kon krijgen van Java naar Lorenço Marques.
Den 31sten October 1896 was het schip te Batavia terug voor het ophalen van een retourvracht, die gedeeltelijk ook van Celebes moest komen. Veertien dagen lag het schip te Menado, daarna vier dagen te Amoerang. De rest moest te Macassar worden ingeladen. Doch hier kwam het schip niet meer vandaan. Den zesden Februari, juist toen de tropische duisternis was ingevallen, liep de Nachtegaal op een onderzeesch rif bij Hertebeesteiland, dich bij Macassar.
Het schip had toen reeds een zware lading aan boord, bina 9000 balen koffie, 1800 schuitjes tin en 200 picol rotting, zoodat het al diep stak en zwaar op het rif rustte.
Dadelijk stelde kapitein Kimmeren alles in het werk om weer in volle zee te komen …”. Alle pogingen om op eigen kracht vlot te komen mislukten. Tenslotte kwam er hulp vanuit Macassar i.c. de “Prins Alexander”, een stoomschip van de KPM en het gouvernementsschip “Zwaan”. Het gelukte tenslotte om vlot te komen en de “Nachtegaal werd naar Macassar gesleept. Daar werd de schade geraamd op f 48.000,- en de getaxeerde waarde van het schip op f 40.000,-, zodat het werd afgekeurd en tenslotte verkocht voor f 10.310,- aan de Chinees Thoeng Tjam, die het schip sloopte. De lading werd verkocht