Familiegegevens en opleiding
Klaas van der Molen werd geboren op 12 december 1850 te Usquert als zoon van de dagloner Jan van der Molen en Jantje Harms Tillema
Is ongetrouwd gebleven.
Klaas overleed op 12 februari 1937 te Usquert , 86 jaar. Geen relatie genoemd
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
-
van der Molen was effectief lid van het Groninger zeemanscollege “De Groninger Eendracht” met vlagnummer 43 in de periode 1900 t/m 1904.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt K.v/d Molen als gezagvoerder gedurende:
* 1884 t/m 1891 van de tjalk “Drie Gebroeders”, gebouwd in 1883, bouwplaats niet vermeld, 55 ton o.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Usquert. Het schip werd in 1891 verkocht naar (het Duitse) Brake;
* 1892 t/m 1899 van de ijzeren tjalk “Concordia”, gebouwd in 1891 bouwlocatie niet vermeld, 76 ton n.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Usquert;
* 1899 op de stalen 2/m schooner “Selina Johanna”, gebouwd in 1895 te Martenshoek, 174 ton n.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Groningen;
* 1900 en later op hetzelfde schip maar nu voor J.H.Kruize te Groningen.
Overige bijzonderheden
stalen 2-masstschoener “Selina Johanna”
“De 1-mast houten tjalk “Drie Gebroeders” was oorspronkelijk gebouwd door scheepswerf Hooites te Foxholsterbosch voor schipper K.van der Molen uit Usquert. In 1891 deed hij het schip over aan de Duitse schipper J.Creybohm te Brake, die het schip in de vaart bracht onder de naam “Johanne Christine”. De nieuwe eigenaar zou maar weinig plezier beleven aan zijn pas verworven bezit. In de winter van 1893 op 1894 stootte de tjalk ten gevolge van ijsgang lek en zonk zij in de haven van Brake. In deze situatie deed schipper Creybohm het wrak van de hand aan schipper R.Groenewold te Appingedam. Deze liet het schip in Brake lichten en opknappen door een scheepswerf en zette het vervolgens onder de oude naam in bij zijn transporten voor kust- en oeverwerken. Eerst in 1896 verscheen de naam “Sieberdina II” op het scheepsboord.”
Uit het concept-hoofdstuk 5 “Onder zeil en stoom” Samengesteld in september 2000 door de heer R.K.Mast, Oud-Havenmeester Delfzijl/Eemshaven”.
De “Sieberdina II” (55,12 BRT) werd gebouwd in 1883 te Foxholsterbosch op de werf van H.Hooites. De eerste inschrijving in het kadaster te Groningen geschiedde op 26 februari 1883 onder de naam van “Drie Gebroeders” namens Ipe Annes Hooites, scheepsbouwmeester te Hoogezand en Klaas van der Molen, schipper te Usquert. K. van der Molen was kapitein van 1883 -1891 en verkocht het schip in 1891 aan kapitein/eigenaar J.Creybohm te Brake, die het schip herdoopte in “Johanne Christine”. In 1893 op 1894 zonk het schip door ijsgang in de haven van Brake. Reder Groenewold kocht het wrak in 1894 voor f 2360,-, liet het ter plaatse opknappen door een scheepswerf en zette het schip in 1894 in bij zijn transporten voor de kust- en overwerken. Op 02 mei 1896 komt de tjalk voor het eerst voor onder de naam “Sieberdina II” in de rubriek Zeetijdingen in het Nieuwesbald van het Noorden.. R.R.Groenewold Sr verkocht het schip per 01 januari 1901 aan J.Houwerzijl voor f 1800,-
Ontleend aan ongepubliceerde gegevens samengesteld in september 2000 door de heer R.K.Mast, oud-havenmeester van Delfzijl/Eemshaven. Gegevens verkregen door tussenkomst van K.Suyk te Heiloo medio 2002. Zie ook Mast097-p.142./143
De 2-mast schoener “Selina Johanna” werd tewater gelaten op 18 december 1894 bij de gebr. J.& G.Verstockt te Martenshoek en mat 183,43 BRT. In het Nieuwsblad van het Noorden van 11 september 1900 verscheen het volgende bericht:
ZEETIJDINGEN
Laatste berichten
Londen 9 Sept. De Ned. Schoener “Selina Johanna”, kapt. v.d. Molen, van Newport naar Figueira, is bij laatsgenoemde haven gestrand, doch met adsistentie van een sleepboot onbeschadigd weder vlotgetrokken. Accoord werd gemaakt.097-p.150.
Provinciale Groninger Courant 10 september 1900114
Londen, 9 september. De Nederlandse schoener SELINA JOHANNA, kapt. Van der Molen, van Newport naar Figueira, is bij laatstgenoemde haven gestrand, doch met assistentie van een sleepboot weder vlotgekomen. Accoord werd gemaakt.
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt J.Groenewold Sr als gezagvoerder gedurende:
* 1894 van de tjalk “Johanna Christina” ex Drie Gebroeders, gebouwd in 1884, bouwlocatie niet vermeld, 55 ton n.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Delfzijl. Het schip voer in 1895 voor R.Groenewold Sr en was herdoopt in “Sieberdina II”.
Overige bijzonderheden
In de winter van 1899-1900 lag te Appingedam
“de 1-mast eikenhouten tjalk ‘Wilhelmina’ ingevroren. Het schip was in 1883 op de werf van J.Kars te Oude Pekela gebouwd voor schipper Pieter Alberts te Groningen, die het onder de naam ‘Grietje’ in de vaart bracht. Hij verkocht de tjalk na 11 jaar aan R.R.Groenewold Sr te Farmsum. Deze hield haar twee jaar in gebruik, waarna R.Groenewold Jr het vaartuig van zijn vader overnam, om het ook zelf na twee jaren in 1898 weer te verkopen aan … Senior. Bij al die transacties bleef de naam ongewijzigd. Het schip bleek in het Kadaster aan de hand van het brandmerk goed te volgen.. Hij duikt in 1901 op onder de naam ‘Wilhelmina’. Blijkbaar zette schipper Groenewold Sr., zoals zovele van zijn collega-schippers dat ook zouden doen, de kroning van prinses Wilhelmina tot Koningin der Nederlanden extra luister bij. Hij wijzigde waarschijnlijk al in 1898 de naam van de tjalk van ‘Grietje’ in ‘Wilhelmina’ “097.
Datum vanaf: |
1895 |
Kapitein: |
Boer, B. de |
Overige informatie: |
0 |
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt J.Houwerzijl als gezagvoerder gedurende:
* 1897 t/m 1899 op de tjalk “Sieberdina II” ex Johanna Christina, gebouwd in 1884 te Foxhol bij J.Hooites, 53 ton o.m., varend voor R.R.Groenewold Sr te Farmsum; (zie hierna bij de opgaven van Mast)
* 1900 en later op hetzelfde schip maar nu varend voor R.R.Groenewold Sr vanuit Appingedam.
Overige bijzonderheden
“Sieberdina II”
“De 1-mast houten tjalk “Drie Gebroeders” was oorspronkelijk gebouwd door scheepswerf Hooites te Foxholsterbosch voor schipper K.van der Molen uit Usquert. In 1891 deed hij het schip over aan de Duitse schipper J.Creybohm te Brake, die het schip in de vaart bracht onder de naam “Johanne Christine”. De nieuwe eigenaar zou maar weinig plezier beleven aan zijn pas verworven bezit. In de winter van 1893 op 1894 stootte de tjalk ten gevolge van ijsgang lek en zonk zij in de haven van Brake. In deze situatie deed schipper Creybohm het wrak van de hand aan schipper R.Groenewold te Appingedam. Deze liet het schip in Brake lichten en opknappen door een scheepswerf en zette het vervolgens onder de oude naam in bij zijn transporten voor kust- en oeverwerken. Eerst in 1896 verscheen de naam “Sieberdina II” op het scheepsboord. Rede Groenewold verkocht de “Sieberdina II” per 01 januari 1901 aan schipper J.Houwerzijl, die er nog tot 1912 mee zou varen”
Uit het concept-hoofdstuk 5 “Onder zeil en stoom” Samengesteld in september 2000 door de heer R.K.Mast, Oud-Havenmeester Delfzijl/Eemshaven”. Zie inmiddels ook Mast097-p.30.
De “Sieberdina II” (55,12 BRT) werd gebouwd in 1883 te Foxholsterbosch op de werf van H.Hooites. De eerste inschrijving in het kadaster te Groningen geschiedde op 26 februari 1883 onder de naam van “Drie Gebroeders” namens Ipe Annes Hooites, scheepsbouwmeester te Hoogezand en Klaas van der Molen, schipper te Usquert. K. van der Molen was kapitein van 1883 -1891 en verkocht het schip in 1891 aan kapitein/eigenaar J.Creybohm te Brake, die het schip herdoopte in “Johanne Christine”. In 1893 op 1894 zonk het schip door ijsgang in de haven van Brake. Reder Groenewold kocht het wrak in 1894 voor f 2360,-, liet het ter plaatse opknappen door een scheepswerf en zette het schip in 1894 in bij zijn transporten voor de kust- en overwerken. Op 02 mei 1896 komt de tjalk voor het eerst voor onder de naam “Sieberdina II” in de rubriek Zeetijdingen in het Nieuwsblad van het Noorden.. R.R.Groenewold Sr verkocht het schip per 01 januari 1901 aan J.Houwerzijl voor f 1800,-
Ontleend aan ongepubliceerde gegevens samengesteld in september 2000 door de heer R.K.Mast, oud-havenmeester van Delfzijl/Eemshaven. Gegevens verkregen door tussenkomst van K.Suyk te Heiloo medio 2002. Zie inmiddels ook Mast097-p.30.
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt R.R.Groenewold Sr als gezagvoerder gedurende:
* 1886 t/m 1896 op de tjalk “Sieberdina”, gebouwd in 1882 te Martenshoek, 55 ton n.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Delfzijl. Verhoeff, april 2005 noemt als bouwmeester B.Niestern;
* 1894 t/m 1895 van de tjalk “Grietje”, gebouwd in 1883 te Pekela, 66 ton n.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Farmsum; deze opgave klopt niet met de vorige
* 1897 t/m 1898 op de koftjalk “Sieberdina IV” ex Fidus ex Zes Gebroeders, gebouwd in 1878 te Wildervank, 71 ton n.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Farmsum;
* 1900 en later van de ijzeren koftjalk “Wezer”, gebouwd in 1899 te Hoogezand, 68 ton n.m., varend als kapitein/eigenaar vanuit Appingedam.
Overige bijzonderheden
De “Sieberdina” was een houten 1-mast hektjalk (56.67 BRT), in augustus 1882 opgeleverd van de werf van B.Niestern te Martenshoek. De eerste inschrijving in het kadaster te Groningen dd 08 mei 1883 geschiedde namens Reinder Groenewold, schipper wonende aan scheepsboord, liggende te Groningen en met als thuishaven Appingedam. Het schip was in de periode 1883-1909 overwegend in de vaart bij de uitvoering van kust- en overwerken. Het schip verdween in 1909 waarschijnlijk in de binnenvaart. In 1909 was de schipper/eigenaar kapitein H.Bakema te Hoogezand. Het schip werd bij het kadaster nimmer uitgeschreven.
Ongepubliceerde gegevens samengesteld in september 2000 door de heer R.K.Mast, oud-havenmeester te Delfzijl/Eemshaven. Gegevens ontvangen via bemiddeling van K.Suyk te Heiloo medio 2002.
“1883-1909
Kapitein/eigenaar R.R.Groenewold Sr, Appingedam. Scheepsnaam: Sieberdina.
De tjalk was ijzervast en voorzien van grote luiken. Het schip was overwegend in de vaart bij de uitvoering van kust- en oeverwerken. Daarin werd regelmatig van kapitein gewisseld. Bekende gezagvoerders: A.Anssems (1897-1898), G.Bakker (1899), B.de Boer (1896-1897), Bosker (1897), R.R.Groenewold Sr. (1883-1897), H.Schuitema (1898) en H.Wildeman (1904-1907).”097-p.142
De “Sieberdina II” (55,12 BRT) werd gebouwd in 1883 te Foxholsterbosch op de werf van H.Hooites. De eerste inschrijving in het kadaster te Groningen geschiedde op 26 februari 1883 onder de naam van “Drie Gebroeders” namens Ipe Annes Hooites, scheepsbouwmeester te Hoogezand en Klaas van der Molen, schipper te Usquert. K. van der Molen was kapitein van 1883 -1891 en verkocht het schip in 1891 aan kapitein/eigenaar J.Creybohm te Brake, die het schip herdoopte in “Johanne Christine”. In 1893 op 1894 zonk het schip door ijsgang in de haven van Brake. Reder Groenewold kocht het wrak in 1894 voor f 2360,-, liet het ter plaatse opknappen door een scheepswerf en zette het schip in 1894 in bij zijn transporten voor de kust- en overwerken. Op 02 mei 1896 komt de tjalk voor het eerst voor onder de naam “Sieberdina II” in de rubriek Zeetijdingen in het Nieuwesbald van het Noorden. R.R.Groenewold Sr verkocht het schip per 01 januari 1901 aan J.Houwerzijl voor f 1800,-
Ontleend aan ongepubliceerde gegevens samengesteld in september 2000 door de heer R.K.Mast, oud-havenmeester van Delfzijl/Eemshaven. Gegevens verkregen door tussenkomst van K.Suyk te Heiloo medio 2002. Zie inmiddels ook Mast097-p.29 en volgenden.
Op 20 maart 1878 werd namens scheepsbouwers en reeders J.M.Meihuizen en Zoon te Wildervank bij het Groninger kadaster ingeschreven de houten 2-mast koftjalk “Zes Gebroeders” (71,97 BRT). Het schip kende de volgende gezagvoerders: J.Lotgering (1878-1881); J.van der Klei (1882-1884), H.Kwint (1885) en R.Schaap (1886-1890). In 1890 werd het schip verkocht aan een niet nader genoemde Duitse eigenaar en voer onder de naam van “Fidus”. Op 24 april 1897 verscheen in Het Nieuwsblad van het Noorden de advertentie: “Delfzijl, 19 April. De onder Duitsche vlag varende tjalk ”Fidus” is uit de hand verkocht aan den heer R.Groenewold te Farmsum, en zal onder den naam “Sieberdina IV” in de vaart worden gebracht. Het schip werd door hem vooral gebruikt bij de uitvoering van oever- en kustwerken, en in latere jaren werd het ingezet voor de algemene vrachtvaart”
Bericht in het Nieuwsblad dd 24 april 1897:
“DELFZIJL, 19 April. De onder Duitsche vlag varende tjalk ‘Fidus’ is uit de hand verkocht aan den heer R.Groenewold te Farmsum, en zal onder den naam ‘Sieberdina IV’ in de vaart worden gebracht.”
Bericht in het Nieuwsblad dd 22 december 1901:
“DELFZIJL, 21 Dec. Het tjalkschip ‘Sieberdina IV’, toebehoorende aan den heer R.Groenewold te Appingedam, is in den nacht van Woensdag op Donderdag j.l. op Scholhorn voor de Elbe gestrand en stuk geslagen. Met eene lading stukgoed gekomen van Hamburg, was het bestemd voor Wilhelmshaven. De bemanning redde zich in de roeiboot en werd later op de Elbe opgenomen door de lichter W.T.A.G. no 33. Gisteren zijn ze hier aangekomen met verlies van alles. Het vaartuig was verzekerd; het goed van de opvarenden, met uitzondering van dat van de stuurman, niet.” 097-p.151.
Dd 10 april 1883 verklaarde Pieter Alberts in het Groningse kadaster “ … de eenige eigenaar te zijn van het tjalkschip genaamd Grietje, gebouwd te Oude Pekela, hebbende een dek en een mast … “
In het Groninger kadaster werd op 02 maart 1894 namens W.P.Alberts, scheepskapitein te Groningen en R.Groenewold, scheepskapitein te Farmsum, dat de eerstgenoemde op 01 maart 1894 had verkocht de tjalk, dan liggende te Martenshoek “… vrij van eenige en alle schuld … “voor f 500,- aan Reinder Reinders Groenewold Sr. Deze was kapitein/eigenaar van 1894-1896. Op 13 februari 1896 verkocht hij het schip aan zijn zoon Reinder Groenewold Jr, scheepskapitein te Farmsum, voor f 100,-. Deze was kapitein/eigenaar van 1896-1898 en op 21 maart 1898 verkocht hij, wederom voor f100,- het schip aan de reeder R.R.Groenewold Sr, die het schip herdoopte in “Wilhelmina”, vanwege de kroning van koningin Wilhelmina. Het schip kwam onder gezag van kapitein J.Huizinga, die het schip in 1901 kocht voor f 2200,- 097-p.148 en volgende.
Met betrekking tot haven- en kanalen aanleg schrijft Mast097:
“Het lag bijna voor de hand dat bij de uitvoering van al die werken ook Nederlandse bedrijven waren betrokken. Kapitein en reder Reinder Reinders Groenewold Sr. uit Appingedam had zich al jaren toegelegd op het transport van de voor de waterbouw noodzakelijke bouwmaterialen. Reinder Groenewold, wiens wortels in Godlinze lagen en die op 29 september 1869 zijn bruid Siberdina Smit in Delfzijl het jawoord gaf, was in 1883 als kapitein/eigenaar met één schip begonnen. Hij was waarschijnlijk zeer gecharmeerd van zijn echtgenote, want in 1896 was deze Groninger zeeman in bovengenoemd transport al actief met drie eigen schepen, alle met de naam ‘Sieberdina’, waarbij de naam van de laatste twee schepen werd gevolgd door de Romeinse II en III. De tjalken werden voor de aanvoer van wierpen en stortstenen gebruikt. Zij waren daartoe in het ruim en aan het dek extra met hout bekleed om grote beschadegingen tijdens belading en lossing te voorkomen. … ”
|