RAPPORTAGE over het ZEEMANSCOLLEGE “DE VEREENIGING”
eerder “UIT LIEFDE”
te DELFZIJL
1831
Buitenhaven van Delfzijl in volle bedrijvigheid ca. 1890. Collectie R.G.E.G. Martens
INHOUD
1. ALGEMENE INLEIDING
2. HET ZEEMANSCOLLEGE “DE VEREENIGING” TE DELFZIJLvoorheen UIT LIEFDE
2.1. Naamgeving
2.2. Doelstelling
2.3. Levensduur
2.4. College vlag
2.5. Organisatievorm
2.6. Bestuur
3. DE LEDEN VAN HET ZEEMANSCOLLEGE “DE VEREENIGING”
3.1. Effectieve leden
3.1.1. Alfabetisering van de ledenlijsten
3.1.2. Het verloop van het aantal effectieve leden
3.1.3. Nummerwisselingen
3.1.4. De zeemansloopbaan van de effectieve leden van “De Vereeniging"
3.2. Honoraire leden
3.3. Donateurs
3.4. Ereleden
4. VERANTWOORDING
5 BRONNEN
BIJLAGEN
1. Alfabetisch overzicht van effectieve leden met gegevens Burgerlijke Stand, vlagnummer en de periode van lidmaatschap.
2. Lijst met vlagnummers van “De Vereeniging” met de kapiteins die dit nummer voerden
3. Maritiem-biografische bijzonderheden van de effectieve leden van “De Vereeniging”
4. Het verloop van ledenaantallen van “De Vereeniging”
5. Voorbeelden van monsterrollen en inschrijfregisters te Delfzijl
Afbeeldingen van de schepen “Odin” en Dina” met kapiteinsvlaggen van “De Vereeniging”
2
SCHOENERBRIK “ODIN” ex Anna Maria
KAPT. FILIPPUS GLIMMENGA
varend voor S.M.Hugo van Gijn te Dordrecht.
Aan de grote mast wappert in top vlag D32 van het zeemanscollege “De Vereeniging” te Delfzijl
Aan de fokkemast wappert in top de rederijvlag met de letters H G.
en daaronder
vlag 5 van het zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” te Dordrecht
Bron: Muzzeeaquarium, Delfzijl
1. ALGEMENE INLEIDING
Al vele jaren ben ik doende een Lexicon samen te stellen van koopvaardijkapiteins die in de 19e eeuw onder Nederlandse vlag voeren. Per kapitein worden zo veel mogelijk maritiem-biografische bijzonderheden genoteerd. Deze gealfabetiseerde kapiteinslijst is vooral gebaseerd op de lijst van “Nederlandse Koopvaardijschepen 1820 t/m 1900” door G.N.Bouma (2004). Tevens vermelden de “Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart” (AAKZ), uitgegeven door het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” en een almanak uit Rotterdam, bekend als de “Almanak van Sweys” (kortweg Sweys) de ledenlijsten van de zeemanscolleges uit de diverse West- en Noord-Nederlandse thuishavens. En ook het Archief van van Sluijs op het Nederlands Scheepvaarmuseum te Amsterdam bevat een schat aan informatie. Een voortdurend uitbreidende informatiebron is de Stichting Marhisdata, die zich weliswaar primair richt op de genealogie van 19de en 20ste schepen, maar waarbij bijlbrieven, koopakten e.d. ook waardevolle informatie over kapiteins opleveren. En tenslotte vormt Internet een bron voor informatie, bijeengegaard door genealogen met koopvaardijkapiteins in hun voorouders.
Zoals gezegd zijn de ledenlijsten van de zeemanscolleges een belangrijke bron voor mijn kapiteinslijst. Tevens vormen een lidmaatschap en de duur daarvan een bijdrage tot de maritieme biografie van een kapitein. Dat leidde tot een uitbreiding van mijn activiteit en wel het alfabetiseren van de ledenlijsten en tevens het zo mogelijk nagaan van de geschiedenis van (19de eeuwse) zeemanscolleges. In een beperkt aantal gevallen zijn er Archiefgegevens zoals notulen van zeemanscolleges beschikbaar en dan kunnen aanvullingen op de maritieme biografie van een kapitein worden genoteerd. Maar van de meeste Colleges zijn de Archieven geheel of voor een belangrijk deel verloren gegaan en dan moet de geschiedenis worden geïnterpreteerd uit secundaire bronnen, zoals de zeevaartalmanakken, krantenartikelen en losse opmerkingen in de litteratuur.
Tot dusver verzorgde ik rapportages waarin gealfabetiseerde ledenlijsten van de Nederlandse zeemanscolleges zijn opgenomen en zo mogelijk opmerkingen over de historie van het betreffende College en wel van:
“Zeemansvoorzorg” te Harlingen (Parma, 1998). Zie ook Hannema -1931;
“Zeemanshoop” te Amsterdam (Parma, 2002). Zie ook van den Hoek-Ostende -1972;
“De Blaauwe Vlag” te Amsterdam (Parma, 2002),
“Maatschappij tot Nut der Zeevaart” te Rotterdam (Parma, 2002),
“De Herkenning” te Schiermonnikoog (Reitsma, van Staveren & Parma, 2007). Zie ook Ron R. van Staveren, c.s. – 2009.
“Goede Bedoeling” te Den Helder (Parma & Noot, 2007),
“Tot Nut van Handel en Zeevaart” te Dordrecht (Parma, 2008),
”Zeemanstroost” te Ameland (Parma & Borsch, 2010).
De rapportages zijn opgenomen in de bibliotheekcollecties van de maritieme musea in Amsterdam, Rotterdam, Groningen en Sneek en tevens in de collecties van het Centraal Bureau voor Genealogie en de Koninklijke Bibliotheek, beide te Den Haag.
Momenteel zijn in bewerking de gealfabetiseerde ledenlijsten van de zeemanscolleges te Oude Pekela (“De Trouw”), Sappemeer (“De Vooruitgang”) en Veendam (“Maatschappij tot Nut der Zeevaart”).
2. HET ZEEMANSCOLLEGE “DE VEREENIGING” TE DELFZIJL
2.1 De naamgeving
In de vroege ledenlijsten in de Jaarverslagen van het zeemanscollege te Rotterdam en in de AAKZ wordt geen naam vermeld. De afleveringen 1838 t/m 1847 spreekt van het zeemanscollege “Uit Liefde”. De reden voor deze naam is niet bekend. Uit Liefde voor de vrouw en kinderen van de kapiteins? Of Uit Liefde voor het zeemansvak? Vanaf 1848 is in de AAKZ en vanaf 1859 ook in Sweys de naam gewijzigd in “De Vereeniging”. Deze naam duidt op een verenigingsstructuur, zoals bij diverse andere zeemanscolleges. Maar de reden voor de naamswijziging blijft giswerk. Wellicht is er relatie of combinatie met het Delfzijlster Compact “Algemeene Zee-Assurantie-Maatschappij”(genaamde Vereeniging) dat in de Veendammer Courant van 21 november 1857 adverteerde met de mededeling dat “de Heeren Reders en Eigenaars in Veendam met Januarij a.s. in de gelegenheid worden gesteld zich als lid in te schrijven.”. (Mulder 1998). Opvallende is de vermelding van de naam “Vereeniging”.
2.2. Doelstelling
Er zijn geen statuten c.q. wet of een huishoudelijke reglementen teruggevonden al moeten die toch ergens bewaard zijn gebleven, wellicht in particulier bezit. Immers Geertsema c.s. (c.1875) melden dat de vlag wordt besproken “in artikel 30 van het reglement”. Er mag worden aangenomen dat de doelstelling van het College zich, net als bij andere zeemanscolleges uit de 19de eeuw, zich vooral heeft gericht op het vormen van een collectieve levensverzekering. Zulke onderlinge pensioenfondsen voor weduwen, wezen en bejaarde zeelieden waren bij andere Colleges meestal zelfstandige organisaties, maar nauw gelieerd aan de Collegestructuur. Het bestaan van een dergelijk Delfzijler pensioenfonds gekoppeld aan het College blijkt uit een brief dd. december 1863, gericht aan potentiële begunstigers, waarin wordt gesteld (Afb. 1):
“Na vele wijzigingen der wet, is het er eindelijk toe gekomen, deze zoodanig in te rigten, dat aan de weduwe of minderjarige kinderen van iederen schipper, die komt te overlijden en lid van het College is, eene verzachting der wonde worde gebragt, door eene som van f 500 uit te keeren.
Hieruit blijkt dat dit Pensioenfonds exclusief voor gezagvoerders was bedoeld en niet, zoals bij enkele andere Colleges ook voor zeelieden in subalterne rangen
Naast deze pensioenvoorziening richtten de zeemanscolleges zich ook op het behartigen van de belangen van het zeemansberoep. Dat ook het Delfzijler College zich hiermee bezig hield blijkt uit een bericht in het Algemeen Handelsblad van 11 juli 1891:
“DEVENTER, 8 Juli. In de laatst gehouden vergadering van de Kamer van Koophandel werd besloten te ondersteunen het adres van het bestuur zeemanscollege “De Vereeniging” te Delfzijl aan den minister van waterstaat, om maatregelen te nemen tot het in ’t leven roepen van wettelijke bepalingen voor het afschaffen of beperken van den invoer van dekladingen met vreemde of Nederlandsche schepen…. “
Begin 20ste eeuw speelde de introductie van de Schipperswet, waardoor er kennelijk gebrek aan gekwalificeerd personeel dreigde. Ook “De Vereeniging” werd een oordeel gevraagd getuige een bericht in Het Nieuws van den Dag dd. 06 februari 1905.
“De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Groningen heeft besloten aan het Zeemanscollege “De Groninger Eendracht” te Groningen, het Zeemanscollege “De Vereeniging” te Delfzijl, de Zeelieden-
Vereeniging “Noordster” te Delfzijl en het Zeemanscollege “De Harmonie” te Wildervank het onderstaand adres te richten:
“De Heer D.F.Rasker, scheepsreeder te Groningen heeft de Kamer er op gewezen, dat ten gevolge van het in werking treden der Schipperswet, het in hooge mate het gebrek doet gevoelen aan gediplomeerde stuurlieden, hetgeen vooral voor de in Groningen thuisbehoorende schepen groot bezwaar zou opleveren. Hij verzoekt de Kamer zich te wenden tot de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, met verzoek het daarheen te leiden dat de Schipperswet worde ingetrokken of zoodanig gewijzigd dat op alle schepen, die op Europeesche havens en op de kust van Marokko varen, en onverschillig hoe groot zij zijn, slechts hebben van een voor de kleine vaart gediplomeerde schipper wordt gevorderd. …”
Ook een vorm van belangenbehartiging van het zeemansvak was de oprichting van de zeevaartschool in Delfzijl in 1856 en het is aannemelijk te veronderstellen dat daarbij ook het plaatselijke zeemanscollege een stimulerende rol heeft gespeeld.
Behalve de pensioenvoorziening en de bemoeienis met de belangen van het zeemansberoep zal het College een sociale functie hebben gehad. Een jaarlijkse feestmaaltijd was bij diverse Colleges een belangrijke festiviteit, zo ook te Delfzijl. Geertsema c.s. (c.1875) melden dat “Door de innige band met de gemeenschap ter plaatse … de jaarlijkse feestavond dikwijls een hoogtepunt in Delfzijl (was) “ Er wordt een verslag gegeven van het 65-jarig jubileum in 1896 met o.a. het laatste couplet van het Stichterslied:
“Triomf, voor zulk een heldenstoet, Licht ieder met ontzag den hoed. En voelt in ’t warmer kloppend hart een drang tot dank. Triomf, nog tal van jaren moog ’t college bloeien voor elks oog. Nog honderd jaren lank (bis)”.
Er werden ook nog andere liederen ten gehore gebracht waaronder een loflied op de vlag:
“O liev’lijke blauwe collegevlag., Met uw D en den Hollandschen hoek, Wat dikwijls verheugd was’k als ‘k nadren u zag, En staarde naar ‘t nummer in ’t doek. Het schip dat u voer, van zijn steng of zijn stag, En dra op de reede geankerd lag, Bracht een onzer broed’ren met man en muis, Behouden en wel weer tehuis.
Het slotvers luidde:
Of is niet uw blauw van juist vier kleeden breed, En drie en een half meter lang, Het teeken van eenheid in doel en in kleed? En duidt niet de D. rein en blank, Met het Hollandsche hoekje aan stok of aan staf, Uw adel van afkomst, Delfzijls schoone vlag, Een adel zoo vlekloos en rein als de zee, Zoo vlekloos en rein als de zee?”
2.3. Levensduur
Onderschriften bij diverse ledenlijsten vermelden dat het zeemanscollege op 06 januari 1831 te Delfzijl werd opgericht. Geertsema c.s. (c.1975) stelt dat dit geschiedde door tien inwoners van de stad. Dit zullen dan wellicht de effectieve leden zijn geweest met de vlagnummers 1 t/m 10 namelijk Nicolaus Aukens Smaal, Jan Obbes Visser, Folkert Jans Boiten, Roelof Taaij, Eilt Christians Eilts, Remmelt Remmelts Engelsman, Tamme Derks Leeuw, Wiert Kleindijk Harm Hindriks Brakke en Swerius Obbes Visser.
De eerste ledenlijst die is gevonden stamt uit het Jaarverslag van het Rotterdamse zeemanscollege “Maatschappij tot Nut der Zeevaart” uit 1833 en telde toen 20 effectieve leden met vlagnummers van 1 t/m 20.
De laatste ledenlijst werd opgenomen in de Almanak van Sweys van 1914 en telde 7 effectieve leden, “9 Honoraire leden, en 16 Eereleden.”. Het laagste vlagnummer in die groep van 7 effectieve leden was toen 3 en het hoogste nummer was 88. De datum van opheffing van het College is niet bekend, maar zal dus zeker nà 1913/1914 hebben plaatsgevonden.
2.4. College vlag
Vanaf de eerste ledenlijst uit 1833 is de vorm van de vlag vermeld en wel: De nummervlag is blaauw met een Hollandsch hoekje, waaronder D met het nummer.
Op Internet zijn een aantal interpretaties van die omschrijving weergegeven, waarvan alleen die uit de publicatie van Van den Hoek Ostende uit 1972 de juiste is, mede gezien de vlaggen op prenten van de schepen “Dina” en “Odin” (zie dit rapport). Overeenkomstige afbeeldingen worden ook vermeld in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart en op een ansichtkaart met vlaggen van Nederlandse zeemanscolleges, uitgegeven door het Veenkoloniaal Museum te Veendam. In diverse Colleges waren er statutaire voorschriften voor het voeren van de vlag, bijvoorbeeld de verplichting om tijdens feestdagen, zoals de verjaardag van de Koning, de Collegevlag te hijsen op de voor wal liggende schepen. Naleving van dat voorschrift werd gecontroleerd door een “vlaggekapitein”. In monsterrollen van Delfzijler kapiteins, tevens lid van het College “De Vereeniging”, komt een enkele maal de kwalificatie vlaggekapitein voor en wellicht bestond genoemd voorschrift ook bij dit College.
- Vlag “De Vereeniging”, Delfzijl. volgens Steenbergen
- Idem volgens Norris & Hobbs
- Idem volgens College “Zeemanshoop”
Afb. 2 Drie vlagtypen zoals vermeld in http://crwflags.com/fotw/flags/nl-dvd.html
Van andere zeemanscolleges zoals uit Amsterdam, Rotterdam, Harlingen, Schiermonnikoog, e.d. zijn nummervlaggen afgebeeld op scheepsportretten door scheepsportrettisten zoals Spin en Teupken, maar een dergelijke afbeelding met de vlag van Delfzijl is tot nu toe niet achterhaald. Wellicht dat ze te zijner tijd uit particuliere bezit zullen opduiken.
2.5. Organisatievorm
Naar analogie met andere Colleges zal de organisatievorm het karakter van een Vereniging hebben gehad met stemrecht voor de vlagdragende leden. Ook de collegenaam “De Vereeniging” is daartoe een aanduiding.
Colleges uit andere plaatsen in het westen en noorden van het land kenden globaal gesproken twee soorten leden en wel de gewone leden, meestal aangeduid als “effectieve”, leden, en gewoonlijk zeelieden in de rang van gezagvoerder en een groep van honoraire leden in diverse categorieën en ereleden. Ook kwamen donateurs voor, maar deze kunnen niet worden aangeduid als leden. De benoeming van effectieve en honoraire leden kende bij het Amsterdamse College “Zeemanshoop” een strenge procedure. Hoe dit bij “De Herkenning” was geregeld is onbekend. Uit opgaven in de ledenlijsten in de zeemansalmanakken AAKZ en Sweys blijkt dat in het College “De Vereeniging” in ieder geval sprake was van:
- Effectieve leden in de rang van gezagvoerder. Bij andere zeemanscolleges is sprake van zg. leden voor de vlag, waarbij men een vlagnummer kreeg en de Collegevlag mocht voeren, maar waarbij sprake was van gereduceerde rechten. Voor het bestaan van deze categorie bij “De Vereeniging” zijn geen aanduidingen gevonden. In de ledenlijsten uit Sweys wordt de kwalificatie “vreemde kapitein” gebruikt, waarbij de betreffende Kapiteins met een asteriks * zijn voorzien. Het betreft C.Stiehl (vlagnummer 15); F.Newton (16); P.Steffens (19); E.A.Funnemark (27); H.Brahms (37). Daar er van deze gezagvoerders geen Nederlandse Burgerlijke Standgegevens zijn achterhaald, gaat het wellicht om kapiteins met een buitenlandse nationaliteit misschien ook varend voor buitenlandse reders.
- Honoraire leden. Het zal gaan om leden met beperkte rechten die sympathie hadden voor de doelstelling van het College en dat middels een jaarlijkse bijdrage lieten blijken. De AAKZ vermeldt in de jaaroverzichten 1835-1849 de namen van deze leden. Vanaf 1858 worden alleen de aantallen per jaar vermeld.
- Donateurs. Wellicht betreft het hier een categorie van sympathisanten, die wèl een (jaarlijkse) geldelijke bijdrage leverden, maar daaraan verder geen rechten konden ontlenen. De AAKZ vermeldt vanaf jaargang 1858 de jaarlijkse aantallen.
- Ereleden. Het zal gaan om leden, die vanwege verdiensten voor het College de eretitel verdiend hadden. Geertsema c.s. (c.1875) melden dat hiertoe ook behoorden “buitenlandse gezagvoerders die zich bij een schipbreuk verdienstelijk hadden gemaakt, rederijen en consulaten.”. Vermelding van het aantal ereleden start in jaargang 1890 van de AAKZ en wellicht is deze categorie pas omstreeks 1890 ingesteld.
In andere Colleges in het Westen en Noorden van het land was het gebruikelijk dat de leden op gezette tijden, veelal maandelijks en soms wekelijks een ledenvergadering belegden, waarin lopende zaken zoals de benoemingen van nieuwe leden werden behandeld.
- Effectieve leden in de rang van gezagvoerder. Bij andere zeemanscolleges is sprake van zg. leden voor de vlag, waarbij men een vlagnummer kreeg en de Collegevlag mocht voeren, maar waarbij sprake was van gereduceerde rechten. Voor het bestaan van deze categorie bij “De Vereeniging” zijn geen aanduidingen gevonden. In de ledenlijsten uit Sweys wordt de kwalificatie “vreemde kapitein” gebruikt, waarbij de betreffende kapiteins met een asteriks * zijn voorzien. Het betreft C.Stiehl (vlagnummer 15); F.Newton (16); P.Steffens (19); E.A.Funnemark (27); H.Brahms (37). Daar er van deze gezagvoerders geen Nederlandse Burgerlijke Standgegevens zijn achterhaald, gaat het wellicht om kapiteins met een buitenlandse nationaliteit misschien ook varend voor buitenlandse reders.
- Honoraire leden. Het zal gaan om leden met beperkte rechten die sympathie hadden voor de doelstelling van het College en dat middels een jaarlijkse bijdrage lieten blijken. De AAKZ vermeldt in de jaaroverzichten 1835-1849 de namen van deze leden. Vanaf 1858 worden alleen de aantallen per jaar vermeld.
- Donateurs. Wellicht betreft het hier een categorie van sympathisanten, die wèl een (jaarlijkse) geldelijke bijdrage leverden, maar daaraan verder geen rechten konden ontlenen. De AAKZ vermeldt vanaf jaargang 1858 de jaarlijkse aantallen.
- Ereleden. Het zal gaan om leden, die vanwege verdiensten voor het College de eretitel verdiend hadden. Geertsema c.s. (c.1875) melden dat hiertoe ook behoorden “buitenlandse gezagvoerders die zich bij een schipbreuk verdienstelijk hadden gemaakt, rederijen en consulaten.”. Vermelding van het aantal ereleden start in jaargang 1890 van de AAKZ en wellicht is deze categorie pas omstreeks 1890 ingesteld.
In andere Colleges in het Westen en Noorden van het land was het gebruikelijk dat de leden op gezette tijden, veelal maandelijks en soms wekelijks een ledenvergadering belegden, waarin lopende zaken zoals de benoemingen van nieuwe leden werden behandeld.
2.6. Bestuur
De ledenlijsten in de AAKZ vermelden steeds de Bestuurssamenstelling met de namen van de leden. Aanvankelijk wordt alleen de functie van secretaris genoemd, maar vanaf 1842 bestond het Bestuur uit een President, Penningmeester en Secretaris. Vanaf 1865 wordt niet meer gesproken van President maar van Voorzitter en vindt een uitbreiding plaats tot 5 leden met een plaatsvervangend voorzitter en plaatsvervangend secretaris. In de nadagen van het College in begin 1900 wordt die functie van plaatsvervanger weer geschrapt en is het Bestuur gereduceerd tot wederom 3 personen. (zie afb. 3). De beroepen van de Bestuursleden werden mede vastgesteld door Rinze K.Mast te Delfzijl en ontleend aan Burgerlijke Standarchieven, de “Kroniek van Delfzijl” het boek “Rondom de Delfzijlen” en aan enkele gegevens uit het Maritiem Museum te Delfzijl
President/Voorzitter | ||
Mr. Lambertus Johannes Vos | 1841 – 1842 | Lid rechtbank Appingedam |
Mr. Harmannus Johannes Offerhaus | 1843 | Notaris te Delfzijl van 1833-1871 |
Hillebrand Jacobs (?) Wichers | 1844 – 1846 | Commies visiteur |
Mr. Harmannus Johannes Offerhaus | 1847 – 1851 | Notaris te Delfzijl van 1833-1871 |
Mr. A.J.Smaal | 1852 – 1858 | Scheepsmakelaar. Burgerlijke Stand gegevens niet in Delfzijl. Wellicht Aukens Jans Smaal. Mr. zou de afkorting kunnen zijn van “makelaar” |
Derk Sissingh | 1859 – 1860 | Schoolonderwijzer |
Christiaan Rudolf Vos | 1861 | Scheepsbouwmeester |
Derk Sissingh | 1862 | Schoolonderwijzer |
Ellerius Harmannus.Roggenkamp | 1863 – 1864 | Architect |
Dr. Lucas Trip | 1865 – 1866 | Huisarts te Delfzijl |
Johannes Harmannus Rottinghuis | 1867 – 1880 | Koperslager/Aannemer |
Dr. L.Frije | 1881 – 1885 | Niet geïdentificeerd |
Gerhardus Christianus Mattheus.Rottinghuis | 1886 – 1906 | Aannemer/Houthandelaar |
Albert van Dijk | 1907 – 1913 | Oud-kapitein/Scheepsmakelaar |
Plaatsvervangend voorzitter/vice president | ||
G.G. van der Werff | 1861 – 1862 | Vlagnummer 50 (?) |
G.G. Albers | 1863 - | Vlagnummer 77 |
Kapt. H.J. Schreuder | 1865 | Vlagnummer 35 |
Kapt. H. Freese | 1866 | Vlagnummer 24 |
Kapt. A.J. Borst | 1867 – 1868 | Vlagnummer 78 |
Kapt. G.G. Albers | 1869 – 1880 | Vlagnummer 77 |
Kapt. H.E. Ohlsen | 1881 – 1887 | Vlagnummer 54 |
Kapt. A.H. Wolkammer | 1888 – 1893 | Vlagnummer 20 |
Kapt. Hr.E. Ohlsen | 1894 – 1899 | Vlagnummer 54 |
Kapt. E.P. Brouwer | 1900 – 1902 | Vlagnummer 12 |
Kapt. H. Leeuw | 1903 – 1904 | Vlagnummer 67 |
De vlagnummers zijn van het zeemanscollege “De Vereeniging” te Delfzijl | ||
Secretaris | ||
P. Stratingh | 1834 – 1841 | Scheepscorrespondent |
Ook vermeld als stuurman (1815), scheepscommisionair (1838) en havenmeester (1853) | ||
J.J. Borst | 1841 – 1851 | Touwslager/Koopman |
Ook vermeld als aannemer (1855), koper van de werf “Concordia”, koopman buitenlands en Burgemeester van Delfzijl (1857-1860) | ||
E.H. Roggekamp | 1852 – 1858 | Architect (?)/Zeilmaker. |
Was architect in 1847, maar onzeker of dit voor 1852 nog opgaat. | ||
J. Leeuwe | 1859 | Zeilmaker |
M Sterenberg Rz | 1860 – 1862 | Niet geìdentificeerd |
J. Borst | 1863 – 1864 | Houthandelaar |
E. Veenhoven | 1865 | Niet geìdentificeerd |
vacature | 1866 | Niet geìdentificeerd |
Dr. H.J. Wichers Hz | 1867 – 1880 | Medicinae doctor |
M.E. Kuipers | 1881 – 1898 | Oud-scheepskapitein |
F. Bregman | 1899 – 1904 | Boekhouder |
vacature | 1905 | Niet geìdentificeerd |
Kapt. J.W. Kayzer | 1906 – 1913 | Oud-scheepskapitein |
Plaatsvervangend secretaris | ||
Kapt. H.W.Dijken | 1865 – 1866 | Vlagnummer 28 |
Kapt. M. Kuipers | 1867 – 1870 | Vlagnummer 18 |
Kapt. B. Gosselaar | 1871 – 1872 | Vlagnummer 83 |
Kapt. J.A. Smaal | 1873 – 1880 | Vlagnummer 3 |
Kapt. R. Gosselaar | 1881 – 1903 | Vlagnummer 34 |
Kapt. J.W. Kayzer | 1904 -1905 | Vlagnummer 80 |
De vlagnummers zijn van het zeemanscollege “De Vereeniging” te Delfzijl | ||
Penningmeester | ||
H.J.Bolhuis | 1840 – 1851 | Vermoedelijk schipper |
P.A.Dam | 1852 – 1854 | IJzersmid |
H.J.Wichers Az | 1855 – 1858 | Commies-visiteur |
J. van Delden | 1859 – 1861 | Scheepsmakelaar |
G. ter Steeg | 1862 – 1863 | Scheepskapitein |
B. Dijk | 1864 – 1898 | Gemeentesecretaris te Delfzijl |
S.Sissing Wz | 1899 – 1906 | Kruidenier |
C. Baas | 1907 – 1913 | Walkapitein/controleur stoombootdienst |
Afb. 3: Bestuursamenstelling en bestuursleden van het zeemanscollege “De Vereeniging” te Delfzijl
Er zijn 14 Presidenten c.q. Voorzitters vermeld. Uit naspeuringen in de huwelijksakten is gebleken dat het niet-zeelieden betrof, met als uitzondering de oud-kapitein Albert van Dijk, die later scheepsmakelaar werd. Ook bij andere zeemanscolleges waren de presidenten over het algemeen geen zeelieden en dat is te begrijpen, omdat zeelieden te frekwent afwezig waren om leiding aan het College te kunnen geven. De voorzitters waren aanvankelijk maar een paar jaar als zodanig in funktie. Maar vader en zoon Rottinhuis waren 13 resp. 20 jaar voorzitter en er was kennelijk geen statutaire regel die een periodiek aftreden vereiste. Het merendeel van de voorzitters staan ook te boek als honorair lid (zie afb. 11).
Het aantal penningmeesters bedroeg 9 waaronder B.Dijk, gemeentesecretaris te Delfzijl, met de uitzonderlijke lange zittingsperiode van 34 jaar.
Het aantal secretarissen was 11 en ook hier betrof het geen zeelieden met uitzondering van de laatst vermelde secretaris kapitein J(an) W(illem) Kayzer. Deze beëindigde zijn zeemansloopbaan ca. 1906 en wordt in de latere jaren als badmeester vermeld. Hij was dus in zijn secretarisperiode vanaf 1906 permanent aan de wal.
Bij de plaatsvervangende voorzitters en secretarissen komen alleen gezagvoerders voor, die ook vermeld staan in de lijst van effectieve leden. Uit andere Colleges is bekend, dat men kapiteins in het Bestuur wilde opnemen, om de directe band met het beroep te waarborgen en kennelijk heeft dat ook bij “De Vereeniging” een rol gespeeld. Blijkbaar is men in Delfzijl hier eerst rond 1860 toe overgegaan.
Sommige namen komen ook voor in besturen van andere “natte” organisaties. Zo waren M.E.Kuipers, A.J.Borst, C.R.Vos en J. van Delden initiatiefnemers bij de oprichting in 1876 van de zeil- en roeivereniging “Neptunus”. En ook in het Bestuur van de Zeevaartschool komen bekende namen terug, zoals H.J.Offerhaus, E.H.Roggenkamp, C.R.Vos, D.Sissingh, H.J.Wichers, e.a. In een betrekkelijk kleine plaats als Delfzijl werd optimaal geprofiteerd van de bestuurlijke kwaliteiten stadgenoten, die een band met het water en de zee hadden.
(zie o.a. C.Roggenkamp, 1956).
3. DE LEDEN VAN HET ZEEMANSCOLLEGE “DE VEREENIGING”
3.1. De effectieve leden.
3.1.1. Alfabetisering van de ledenlijsten met periode van lidmaatschap
De aanvankelijke alfabetisering van de effectieve leden van het Delfzijler zeemanscollege “De Vereeniging” is verricht door de heer E.A.Kruidhof te Vlissingen.
Net als bij andere zeemanscolleges zullen ook hier nieuwe effectieve leden zijn ingeschreven op datum van benoeming. Bijlage 1 is een alfabetische gerangschikte lijst van effectieve leden met daarbij de periode van lidmaatschap. Het overzicht is gebaseerd op de jaarlijkse lijsten van leden gepubliceerd in de AAKZ, in Sweys en in enkele Almanakken uitgegeven door de zeemanscolleges te Rotterdam en Veendam Hierbij moet bedacht worden dat:
- de opgaven zeer regelmatig evidente fouten bevatten in spelling van de geslachtsnaam en in de opgaven van de initialen;
- er verschillen optreden tussen de jaaropgaven van de Almanakken. Veelal betreft het dan geringe verschillen in aantallen leden per jaar, maar soms zijn deze aanzienlijk. Een duidelijk voorbeeld zijn de opgaven uit de periode 1874 t/m 1880. De AAKZ houdt het aantal leden in deze periode op constant 53, terwijl Sweys het aantal laat oplopen tot 95. Het blijft gissen naar de reden voor deze verschillen, maar wellicht zijn er fouten opgetreden bij de verzending van de lijsten naar de Almanakken of is de Almanakredactie van de AAKZ onzorgvuldig geweest. De gegevens van Sweys zijn als de juiste aangenomen.
- Als begin van het effectieve lidmaatschap is bij voorkeur het jaar min 1 uit de ledenlijsten vermeld, omdat de Almanakken in principe een overzicht gaven van het voorgaande jaar. Dit principe zou ook bij het eindjaar moeten gelden, maar gaat lang niet altijd op, omdat het sterfjaar dan het eindjaar zal zijn geweest. Soms houdt de vermelding van het eindjaar zeer kort voor de sterfdatum op en dan is het waarschijnlijk dat het lidmaatschap tot aan de dood van de kapitein zal hebben doorgelopen. Maar het komt ook voor dat de lidmaatschappen nog doorlopen nà het overlijdensjaar. Een voorbeeld is de opgave bij kapitein C.G.P.Rottinghuis met vlagnummer 8, die overleed in 1882, maar in de ledenlijst van de AAKZ nog tot het jaar 1885 wordt vermeld. Overigens was hij in de ledenlijst 1883 van Sweys al wèl weggelaten.
- De laatst bekende ledenlijst is uit Sweys 1914 en de daarin genoemde 7 effectieve leden kunnen tot een later jaar lid zijn geweest.
3.1.2. Het verloop in aantal effectieve leden
Afb. 4 geeft een grafisch weergave van de jaarlijkse aantallen effectieve leden in de periode 1834-1914. Bedacht moet worden dat deze grafiek geen inzicht geeft in de dynamiek van jaarlijkse aanwas en wegvallen, maar desondanks geeft het wel een idee van de numerieke historie van het College (Zie ook Bijlage 4).
Eerder is gememoreerd dat het College in 1831 werd opgericht door 10 leden (zie par.2.3.). In de eerste opgave in 1834 geeft 20 leden. Aanvankelijk liep dit aantal terug naar 15 maar vanaf 1841 trad een geleidelijke jaarlijkse stijging op tot een maximum van ruim 70 in 1861. Daarna schommelde het aantal leden per jaar tussen de 52 en 64 om in 1874 weer te stijgen boven de 90. Aan deze bloeiperiode kwam een einde rond 1895 met een drastische verminderring van ca. 30 leden. Vanaf 1895 daalde het aantal effectieve leden geleidelijk om in 1914 te eindigen met 7. Een overeenkomstig verloop in aantal leden is ook geregistreerd bij andere zeemanscolleges, vooral de achteruitgang aan het einde van de 19e eeuw. De noodzaak van zeemanscolleges met de daaraan gekoppelde pensioenvoorzieningen zullen wellicht aan het eind van de 19e eeuw aan belang hebben ingeboet vanwege het verminderde risico van het zeemansvak, de mogelijkheden tot betaalbare levensverzekeringen en ook de gewijzigde arbeidsverhoudingen bij de opkomst van de stoomvaart. Maar nader onderzoek naar de oorzaken van bloei en verval is noodzakelijk om tot historisch verantwoorde uitspraken te komen. In totaal hebben 272 effectieve leden een Delfzijls vlagnummer gevoerd. Verreweg de meeste leden waren afkomstig uit Delfzijl of de omliggende woonplaatsen zoals Appingedam, Farmsum, Bierum, Heveskes, e.d.
Voorts leverde het veenkoloniale gebied, zoals Veendam, de PekelA’s, Winschoten, e.d. een aantal effectieve leden. Ook een aantal kapiteins waren afkomstig van buiten de provincie Groningen zoals Friesland en het lidmaatschap is dan kennelijk aangegaan omdat vanuit Delfzijl werd gevaren of omdat er familiebanden met Delfzijl waren.
Afb. 4. Het verloop in de aantallen effectieve leden (eff), honoraire leden (hon) en donateurs (don) in de periode 1834 t/m 1914. Zie ook Bijlage 4.
3.1.3. Nummerwisselingen
Bijlage 2 geeft de reeks van oplopende vlagnummers met daarbij de perioden waarin opeenvolgende kapiteins deze nummers hebben gevoerd. Het hoogste vlagnummer was 100 dat al in 1856 werd bereikt. Het College voerde het beleid om opengevallen nummers, hoewel soms pas na een aantal jaren, opnieuw toe te kennen. Vrijwel alle vlagnummers zijn minstens twee maal bezet geweest en enkele nummers zoals 26 en 30 zelfs 7 maal.
Bij diverse nummers valt op, dat er minstens 2 keer dezelfde familienaam voorkomt en dan blijkt het om leden van hetzelfde gezin te gaan. Voorbeelden zijn de nummers:
14 met Jan Christiaan Stenger en zoon Johannes Stenger;
20 met Hindrik Alberts Wolkammer en zoon Albert Hindriks Wolkammer;
35 met Harmannus Schreuder en zoon Jan Harmannus Schreuder;
41 met Albert Jans Donga en zoon Jan Donga. Jan was in 1856 lid geworden met nummer 100, maar toen de vlagvan zijn vader vrij kwam wisselde hij naar het diens nummer;
49 met Roelf van Wattum en broer Kornelius van Wattum;
65 met Hendrik Bos en broer Pauwel Bos;
77 met Geert Albers en zijn zonen Gerrit, Harmannus en Jan Albers;
81 met Sjabbe Jans Brouwer en zoon Jan Brouwer;
88 met Jacob Jans Valom en zoon Jan Jacobs Valom.
Ook een kapitein kon van nummer wisselen, wellicht om plaats te maken voor een familielid. Enkele voorbeelden zijn de kapiteins Nicolaas Arkema (nrs. 50 en 51); Remko Balkema ( nrs. 69 en 87); Jan Boompaal (nrs. 8 en 56); Sieuwerd F.Brandt (nrs. 79 en 26) en Jan Donga (nrs. 100 en 41).
3.1.4. De zeemansloopbaan van de effectieve leden van “De Vereeniging”
De volumineuze Bijlage 3 is een uitbreiding van Bijlage 1 met maritiem-biografische bijzonderheden. De analyse van de gegevens slaat alleen op de effectieve leden van “De Vereeniging”. Er zullen ook vele kapiteins uit Delfzijl en omliggende plaatsen geen lid van “De Vereeniging” zijn geweest en uit een verder onderzoek naar de Delfzijler monsterrollen zou hierover nadere informatie zijn te verkrijgen.
De gegevens behoeven de volgende toelichting:
- De Burgerlijke Stand gegevens zijn vooral ontleend aan de websites www.allegroningers.nl en www.genlias.nl. Begonnen werd met het nagaan van huwelijksgegevens. Daar deze veelal het beroep van de bruidegom vermeldt, werd de identificatie van de persoon in de meeste gevallen waarschijnlijk. Nadere gegevens over geboorte en eventueel overlijden volgden en daarbij was een grote steun de leeftijdvermelding in de monsterrollen op de website www.noordelijkscheepvaartmuseum.nl. De internetgegevens vertonen soms evidente (lees)fouten en voor nader bijzonderheden wordt aangeraden de akten zelf te raadplegen. In een substantieel aantal gevallen ontbreken relevante gegevens, vooral over het overlijden. De personen zullen dan buiten Groningen zijn overleden, wellicht op zee. Het ontbreken van een vermelding betekent dat er geen gegevens zijn gevonden, maar nader onderzoek kan tot resultaat leiden.
- De website van het Noordelijk Scheepvaartmuseum te Groningen bevat gegevens van gedigitaliseerde monsterrollen verzorgd door Dr. J.R.Leinenga uit Emmen. Deze bron is van zeer grote waarde omdat daaruit is af te leiden op welke schepen en in welk jaar het effectieve lid heeft gevaren, ook in zijn subalterne periode. Hier geldt eveneens dat rekening moet worden gehouden met (lees)fouten en voor te publiceren gegevens in vaktijdschriften wordt raadpleging van de originele monsterrollen aangeraden. Op de website worden geen bestemmingen genoemd terwijl die vermeldingen wèl op de originele monsterrollen voorkomen. Naast de monsterrollen zijn de gegevens uit de publicatie van Bouma & Parma (2004) vermeld. Verschillen met de gegevens uit de monsterrollen zijn niet verder geanalyseerd, maar het ligt voor de hand de monsterrollen als een betere bron te zien. Ook zijn een aantal scheepvaartberichten opgenomen, voor zover die op dit moment beschikbaar zijn. (zie www.marhisdata.nl). Het aantal jaargangen met overzichten is nog beperkt, maar vooral deze bron kan in de toekomst leiden tot een veel uitgebreider beeld van de maritieme historie van de effectieve leden.Tenslotte is geput uit een overzicht van Burgerlijke Stand en scheepvaartgegevens door de heer D.Kuil te Ten Boer en uit gegevens van mevr. H.W.G. Blokland-Visser.
De zeemansloopbaan begon vaak op jonge leeftijd van 13-15 jaar en met als rang kok, scheepsjongen of kajuitwachter. De gage was uiteraard nog erg laag en reikte meestal niet boven de 10 gulden per maand. De nieuwe zeeman werd bijgeschreven op een monsterrol. (Bijlage 5).
Via de rangen lichtmatroos, matroos en stuurman klom men op tot de rang van schipper/kapitein. Deze positie werd in ruim 65% van de effectieve leden bereikt tussen 25 en 35 jaar. (Afb. 5). 12% van de effectieve leden waren al gezagvoerder vóór hun 25ste jaar en 10% was ouder dan 40 jaar.
Leeftijd aantal dat de kapiteinsrang bereikte
20-24 30
25-29 97
30-34 69
35-39 26
40-44 12
45-49 9
50-55 3
Totaal aantal kapiteins = 246
Afb. 5: Het aantal effectieve leden van “De Vereeniging” dat de kapiteinsrang bereikte binnen een tijdsbestek van 5 jaren.
In de in Bijlage 3 beschreven zeemansloopbaan komen vaak onderbrekingen voor. Dit kan duiden op het monsteren in een andere haven binnen of buiten Groningen en informatie daarover zal beschikbaar komen wanneer ook de monsterrollen uit die plaatsen zijn gedigitaliseerd.
Maar een onderbreking in de zeemansloopbaan, vooral in de reeks van subalterne rangen, zou ook kunnen samenhangen met een studieperiode aan de zeevaartschool. De zeevaartschool in Delfzijl werd opgericht
“Op 17 november 1856….op initiatief van hoofdonderwijzer (A.H.) Sissingh en reder-houthandelaar (E.H.) Roggekamp. … Oorspronkelijk met twee leslokalen in de Grote Kazerne. Twee jaar later kreeg de Noordelijk Kweekschool Abel Tasman (=School voor Nijverheid en Zeevaart) een eigen schoolgebouw aan de Landstraat.”internet.
Ongetwijfeld zullen een hele reeks van effectieve leden uit “De Vereeniging” hun opleiding op deze school hebben gehad. Een nader onderzoek is aan te bevelen. Het beginjaar van lidmaatschap van “De Vereeniging” vertoont in vele gevallen overeenkomst met het bereiken van de kapiteinsrang. Maar ook de huwelijksdatum lag veelal in dezelfde periode. Schoonvader zal de materiële toekomst van zijn dochter als voorwaarde voor toestemming hebben laten meewegen.
Een aantal kapiteins voorzagen in pensioen- en oudedagvoorzieningen door niet alleen van “De Vereeniging” lid te worden, maar zich ook aan te melden bij andere zeemanscolleges (afb. 6) met name in het Noorden te Oude PekelA, Nieuwe PekelA, Veendam en Groningen en in het Westen te Amsterdam, Rotterdam, Dordrecht, Antwerpen en Oostende. De lidmaatschappen van Colleges in het Noorden zijn veelal te koppelen aan de geboorte- of woonplaats en derhalve loyaliteit aan de plaatselijke afkomst. Lidmaatschappen van Colleges in het Westen zijn vrijwel altijd gecombineerd met de uitvoerhavens van de effectieve leden in die regio’s.
Naam | College | vlagnummer | periode |
Siewerd Brandt | “Maatschappij tot Nut der Zeevaart”, Rotterdam | R275 | 1850-1860 |
Jan Sjabbes Brouwer | “De Trouw”, Oude PekelA | 37 | 1852-1897 |
Sjabbe Jans Brouwer | “Tot Nut der Zeevaerd”, Antwerpen | 89 | <1826->1830 |
College te Oostende | 60 | <1826->1830 | |
Mello van Emmen | “Voorzorg”, Nieuwe PekelA | 77 | 1841-1849 |
Filippus Glimmenga | “Tot Nut van Handel en Zeevaart”, Dordrecht | 5 | 1874-1907 |
Jan Goossens | “Voorzorg”, Nieuwe PekelA | 8 | 1843-1863 |
Jan Alberts Hansen | “Maatschappij tot Nut der Zeevaart”, Veendam | 31 | 1838-1853 |
Gerhardus Hoberg | “De Groninger Eendracht”, Groningen | 40 | 1895-1904 |
Egbert Rentes Huisman | “Zeemanshoop”, Amsterdam | 437/324/105 | 1835-1855 |
Jan Hendrik Kamminga | “Tot Nut van Handel en Zeevaart”, Dordrecht | 20 | 1845-1849 |
Wibbe Wierts Kleindijk | “Tot Nut van Handel en Zeevaart”, Dordrecht | 51 | 1844-1852 |
Willem Kiers Kok | “De Trouw”, Oude PekelaA | 81 | 1854-1859 |
Nicolaas Kruijmel | “Zeemanshoop”, Amsterdam | 929/535 | 1853-1884 |
“Tot Nut van Handel en Zeevaart”, Dordrecht | 12 | 1853-1884 | |
Gerardus H.Peperboom | “Zeemanshoop”, Amsterdam | 285/184 | 1829-1846 |
Hindrik H.Plukker | “Voorzorg”, Nieuwe PekelA | 85 | 1853-1856 |
Ullem Pot | “De Trouw”, Oude PekelaA | 115 | 1864-1872 |
Jan Herman Renken | “Zeemanshoop”. Amsterdam | 763 | 1848-1850 |
”Voorzorg”, Nieuwe PekelA | 56 | 1851 | |
Lodewijk Ringeling | “Maatschappij tot Nut der Zeevaart”, Rotterdam | R394 | 1853-1859 |
“De Trouw”, Oude PekelA | 138 | 1860-1863 | |
Klaas Lugies Spijkman | “De Groninger Eendracht”, Groningen | 44 | 1841-1858 |
Roelof Taaij | “De Blaauwe Vlag”, Amsterdam | 145 | <1827-1830 |
Hillebrandus J.R.Weits | “Zeemanshoop”, Amsterdam | 817 | 1850-1853 |
Wessel Pieters Wessels | “De Trouw”, Oude PekelA | 70 | 1853-1859 |
Pieke Weij | “De Trouw”, Oude PekelA | 85 | 1854-1865 |
Afb. 6: Lidmaatschappen van de effectieve leden van “De Vereeniging” van andere Colleges elders in Nederland. Ledenlijsten van de Colleges uit Antwerpen en Oostende en van de “Blaauwe Vlag” zijn onvolledig. Begin en einddatum van het lidmaatschap kunnen vroeger (<) of later (>) zijn opgetreden.
Zeer frekwent moest een kapitein na verloop van tijd een stap terug doen en voer een zekere tijd, maar ook vaak permanent verder als stuurman. Een enkele maal moest de vroegere kapitein genoegen nemen met nog lagere subalterne rangen, zoals bootsman, matroos of zeilmaker. Naar de reden voor die teruggang kan slechts gegist worden. Een ernstig tekortschieten van de kapitein zal een hoge uitzondering zijn geweest. Maar belangrijker is de afnemende werkgelegenheid in de zeilvaart in het vierde kwart van de 19-eeuw gekoppeld. De grote zeilvaart verdween tussen 1875 en 1900 zeer snel ten gevolge van schipbreuk, sloop en opkomst van de stoomvaart.
Het komt ook vrij regelmatig voor dat op een monsterrol een gezagvoerder als het enige bemanningslid, of hoogstens met nog een tweede bemanningslid wordt genoemd. Vaak is dat aan het einde van diens zeemansloopbaan. Het schip zal dan niet hebben gevaren maar wellicht zijn opgelegd of in reparatie zijn geweest. Daarna zal een nieuwe bemanning onder een andere kapitein hebben gemonsterd.
In Bijlage 3 blijkt uit de samenvattingen van de zeemansloopbanen dat er een grote mate van plaatstrouw aan Delfzijl is opgetreden. Vele zeelieden bleven hun gehele carrière in Delfzijl aangemonsterd. Ook verscheidene kapiteins, die een zekere tijd voor westelijke boekhouders/reders voeren kwamen later weer terug naar het noorden.
De scheepvaart uit de noordelijke provincies was in hoofdzaak gericht op Europa en ook wel op de Amerikaanse Oostkust en het Caraïbische gebied. Blijkbaar kon met een wat kleiner scheepstype zoals 1- en 2 masters worden volstaan. Er is uit de monsterrollen en de gegevens van Bouma geturfd op welk type schepen de effectieve leden hebben gevaren. Dat konden voor dezelfde kapitein verschillende typen zijn en zo voer deze soms op zowel koffen als een bark. Maar uit afb. 7 blijkt dat de meeste kapiteins op dit kleinere type schepen hebben gevaren, zoals smak, tjalk, kof, galjoot en schoener.
Scheepstype | aantal kapiteins dat op dit type voer |
smak | 14 |
koftjalk en tjalk | 26 |
kof | 143 |
galjoot | 47 |
schoener en schoenerkof | 100 |
schoenerbrik | 33 |
brik | 58 |
3-mastschoener | 24 |
bark | 5 |
Afb. 7: Aantal kapiteins van “De Vereeniging” dat op een bepaald scheepstype voer.
60% van de kapiteins hebben minstens een deel van hun kapiteinsperiode gevaren als kapitein/eigenaar. In de scheepsnamen schepen zijn dan ook vaak namen van echtgenotes terug te vinden. 75% van de kapiteins voeren ook in rederijverband en dan vooral voor rederijen uit de regio rond Delfzijl. (afb. 8). Het valt op, dat verscheidene familienamen ook in de ledenlijst van de effectieve leden zijn terug te vinden.
G.G. Albers te Delfzijl | F.Gransbergen te Delfzijl | A.F.Rasker te Groningen |
J.G.Albers te Groningen | S. van der Hei te Heveskes | E.H.Roggerkamp te Delfzijl |
J.Amsinga te Farmsum | J.C.Hoeksma te Groningen | B.Romeling te Farmsum |
J.Baas te Delfzijl | J.D.Hoen te Farmsum | D.Romeling te Delfzijl |
C.F./E.F.Balkema te Delfzijl | F.A.Hoff te Delfzijl | J.H.Rottinghuis te Delfzijl |
S.Barends te Delfzijl | J.Hoffman & Co te Bierum | M.C.Rozenbeek, Termunterzijl |
A.J.Blink te Groningen | J.T.Houtman te Delfzijl | A.Sissingh te Farmsum |
F.Bloema te Farmsum | N.F.Huisman te Delfzijl | D.Sissingh te Delfzijl |
mej. J.A.Boompaal te Farmsum | K.B.Kuiper te Delfzijl | W.Sissingh te Delfzijl |
A.J.Bos te Bierum | M.E.Kuipers te Delfzijl | (Wed.) A.J.Smaal te Delfzijl |
E.P.Brouwer te Farmsum | J.T.Leeuw te Delfzijl | L.Smaal te Delfzijl |
T. van Buuren te Delfzijl | R.J.Lodewijks te Delfzijl | W.J.Steenhuis te Appingedam |
Mr. R.P.Cleveringa te Appingedam | L.Looijenga te Appingedam | G.A.M.Stenger te Farmsum |
J. van Delden te Delfzijl | T.Martens te Farmsum | J.J.Stenger te Farmsum |
Doornbosch & Vos, Groningen | A.Mensinga te Delfzijl | P.Stratingh & Co te Delfzijl |
A. van Dijk te Delfzijl | H.Mensinga te Delfzijl | J.J.Sydzes te Farmsum |
B.Dijk te Delfzijl/Wildervank | J.Mulder & Co te Appingedam | U.B/M.Ubbens te Spijk |
B.Evers te Delfzijl | D.Nanninga Cz te Winneweer | P.J./P.G.Vos te Delfzijl |
E.J.Feiken & Co, Appingedam | Mr. C.M.Nap te Groningen | R.S.Vos te Delfzijl |
B.H.Geertsema te Delfzijl | H.H.Nap te Groningen | L. v.d. Wal te Farmsum |
Gnodde & Steenborg, Delfzijl | P.T.Nijhof te Farmsum | H.H. v.d. Werf, Appingedam |
C.A.Gransbergen te Delfzijl | B.Onnes te Groningen | J.Wiersma te Delfzijl |
Wijnne/Barends, te Delfzijl/Groningen |
Afb. 8: De (parten) rederijen uit de regio Delfzijl waarvoor effectieve leden van “De Vereeniging” hebben gevaren
Effectieve leden van “De Vereeniging” voeren ook voor (parten) rederijen uit het veenkoloniale gebied. (afb. 9).
G.H.Addens te Winschoterzijl | J.J.Koerts te Pekela | B.J.Scherpbier te Pekela |
J.E.Apol te Eenrum | A.Kranenborg te Oostwold | A.J.Schröder te Pekela |
H.T.Bakker te Wildervank | N.Kranenborg te Oostwold | N.Sikkens te Sappemeer |
C.F.Balkema te Pekela | H,T.Kranenburg te Pekela | J.Smit te Noordbroek |
C. van Calcar te Hoogezand | Wed. Kranenburg te Pekela | A.E.Waalkens te Blijham |
F. van Calcar te Hoogezand | A. van Linge Ez te Veendam | E.H.Waalkens te Blijham |
F.L.Drenth te Pekela | E.&C.Maathuis te Sappemeer | J.W.Wever te Pekela |
B.Dijk te Wildervank/Delfzijl | H.Meihuizen te Zuidbroek | P.Wey & Co te Pekela |
A.H.Eisinga te Winschoten | E.H.Meursing te Hoogezand | E.M.Wieringa te Ezinge |
J.G.Engelsman te Veendam | Mulder te Pekela | W.C.Wildervank te Zuidbroek |
J.Freeseman Viëtor te Winschoten | B.R.Mulder te Winschoten | W.H.Wildervank te Sappemeer |
J.G.Heeres te Pekela | D.Mulder & Zn te Winschoten | J.Wilkens & Co te Groningen |
G.H.Holtman te Pekela | L. van Nijenstein te Pekela | K.&J. Wilkens te Veendam |
J.A.Hooites te Hoogezand | J.Post van Leggelo te Foxham | E.J.Zelling te Eexta |
H.S.Kalkema te Hoogezand | W.W.Pott te Pekela | J.U.Zuiderveen te Pekela |
J.Romkes v.d.Meer, Sappemeer | U.T.Zuiderveen te Pekela |
Afb. 9: De (parten) rederijen uit de veenkoloniale regio waarvoor de effectieve leden van “De Vereeniging” hebben gevaren
En tenslotte werd er ook gevaren voor (parten) rederijen uit Friesland, Overijssel, Zeeland en de regio’s Amsterdam en Rotterdam. (afb.10).
H.G.Albers te Werkendam | R.Groot te De Rijp | J.U.Smit te Alblasserdam |
J.Alta Lz te Harlingen | de Groot Roelants te Schiedam | H.S.Tromp Meesters te Steenwijk |
J.Bakker te Nieuwediep | S.M.Hugo van Gijn te Dordrecht | Tuk & Kruymel te Amsterdam |
v.d. Bey & Co te Amsterdam | W.Jansen te Schiedam | C.R.Vaillant te Amsterdam |
Mr. P.Blussé van Oud Alblas te Dordrecht | Kranenborg & Zn te Amsterdam | Vaesen & Steinhaus te Rotterdam |
T.Bos te Delfzijl | C.Kuhlman Jz te Harlingen | Visser & Mulder te Dordrecht |
D.Brodie te Amsterdam | S. van Leeuwen te Alkmaar | Gebr. v.d. Vliet te Amsterdam |
Bunge & Co te Amsterdam | J. van Leyden Cz te Krommenie | O.A.Voorthuyzen & Zn te Amsterdam |
D.Burger & Zn te Rotterdam | G.Maurits te Dordrecht | J.H.Westerveld te Zwolle |
Canne & Balwé te Amsterdam | H.Plant & Co te Schiedam | L.&s. Wiarda te Harlingen |
J.Corver & Co te Amsterdam | M.W. van Rees & Co te Dordrecht | L.Zegers Veeckens te Amsterdam |
de Groof & Co te Vlissingen | Repko & Co te Harlingen |
Afb. 10: De (parten)rederijen uit regio’s buiten de provincie Groningen waarvoor de effectieve leden van “De Vereeniging” hebben gevaren.
3.2. Honoraire leden
In de ledenlijsten van de AAKZ van 1834 t/m 1849 worden de namen van de honoraire leden genoemd (afb. 11). De beroepen zijn ontleend aan de huwelijksakten, maar er geen zekerheid over de juistheid van de opgave. Toch lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat het in de groep van honoraire leden vooral gaat om personen :
1. met een zekere maatschappelijke status, zoals advocaat, notaris, ambtenaar bij de Waterstaat, e.d. Wellicht werkte een donateurschap statusversterkend.
2. uit het bedrijfsleven, zoals aannemer, timmerman, zeilmaker, logementhouder, e.d.. Bij deze groep zal een binding met de zeevaart een rol hebben gespeeld.
Balkema, Sijbrand Harkes | 1840 – 1846 | gemeenteopzichter |
Bolhuis, H. | 1835 – 1836 | niet geïdentificeerd maar wellicht Hemme Jans |
Bolhuis, Hemme Jans | 1837 – 1849 | schipper |
Bonthuis, A. | 1841 – 1846 | niet geïdentificeerd maar wellicht Alje Derks |
Bonthuis, Alje Derks | 1847 – 1849 | “eigenaar” |
Bonthuis, (Mr.) D. | 1848 | niet geïdentificeerd |
Borst, J.J.. | 1835 – 1837 | touwslager/koopman |
Borst Jr, J.J. | 1837 – 1849 | niet geïdentificeerd |
Bos, Hindrik Derks | 1835 – 1843 | timmerman |
Buuren/Buren, Nantko van | 1840 – 1846 | aannemer |
Calker, Johannes Henricus van | 1840 – 1842 | opzichter Waterstaat |
Carpentier, J.P. de | 1847 – 1849 | niet geïdentificeerd |
Dam, Pieter Arents | 1840 – 1849 | ijzersmid |
Delden, F. van | 1841 – 1843 | niet geïdentificeerd |
Diephuis, Gerhardus | 1841 – 1846 | advocaat |
Essen, Jacob Andries van | 1840 – 1842 | ingenieur Waterstaat |
Feith, J.A. | 1847 – 1849 | niet geïdentificeerd |
Feith, S.A. | 1845 – 1846 | niet geïdentificeerd |
Garrelts/Garrels, G.D. | 1835 – 1846 | niet geïdentificeerd |
Harenhoek/Hazenhoek/Hazenbroek, Kasper | 1840 – 1849 | schoolmeester |
Hoekstra, Ruurd | 1846 | schipper |
Holsheimer, Johan Georg H. | 1838 – 1841 | commissaris van politie |
Kesteren, H.G. van | 1848 | niet geïdentificeerd |
Lande, J.A. van de | 1840 – 1846 | niet geïdentificeerd |
Lande, J.J.A. van der | 1849 | niet geïdentificeerd |
Linge, Jan Georg van | 1840 – 1846 | opzichter |
Martens, Mense | 1846 – 1849 | logementhouder |
Meijer, E. | 1841 – 1842 | niet geïdentificeerd |
Ph. Meijer | 1841 – 1843 | niet geïdentificeerd |
Moll, ?? | 1845 – 1846 | niet geïdentificeerd |
Moll, Michaël Pieter | 1847 – 1849 | eerste luitenant |
Nieweg, H. | 1846 | niet geïdentificeerd |
Offerhaus, (Mr.) Hermannus Johannes | 1837 – 1849 | notaris |
Onnekes, Klaas | 1840 – 1843 | commissionair |
Poortjer/Poortje, J.I. | 1841 – 1846 | niet geïdentificeerd |
Ranitz, J.H. de | 1835 – 1846 | niet geïdentificeerd |
Reynders/Reijnders, (Mr.) Synko | 1835 – 1849 | advocaat/notaris |
Roelfsema, H.G. | 1841 – 1843 | niet geïdentificeerd |
Rogaar, H. | 1849 | niet geïdentificeerd |
Roggenkamp, Ellerius Harmannus | 1849 | architect, zeilmaker, koopman, houthandelaar |
Romeling, B. | 1849 | niet geïdentificeerd |
Romeling, D.B. | 1840 – 1843 | niet geïdentificeerd |
Rottenhuis, J.(H?) | 1841 – 1842 | niet geïdentificeerd |
Rottinghuis, Johannes Harmannus | 1849 | koperslager, aannemer |
Scharphuis/Scherphuis, Hinderikus F. | 1841 – 1846 | broodbakker |
Schreuder, H. | 1849 | niet geïdentificeerd |
Smaal, Auke Jans | 1840 – 1849 | logementhouder, scheepsmakelaar |
Smit, (Dr.) J.J. | 1835 – 1849 | niet geïdentificeerd |
Stratingh, Lucas Jacobus | 1849 | niet geïdentificeerd |
Stratingh, Poppe Lucas(secretaris). | 1835 – 1849 | stuurman, scheepscorrespondent, scheepscommissionair, havenmeester |
Til, G. van | 1841 – 1846 | niet geïdentificeerd |
Til, Gerrit Jans van | 1847 | Deurwaarder. Wellicht ook G. van Til |
Trip, (Dr.) Lucas | 1845 – 1849 | huisarts te Delfzijl |
Vos, D.J. | 1849 | niet geïdentificeerd |
Vos, Jan Petrus | 1840 – 1849 | commissionair |
Vos, (Mr.) Lambertus Johannes | 1840 – 1849 | lid rechtbank Appingedam |
Vos, Pieter Jans /F.J. | 1835 – 1849 | koopman |
Vries, Jacob Simons de | 1835 – 1849 | zeilmaker |
Weits, Alegondus | 1849 | directeur posterijen (1853 – 1850) |
Werf, F.A. van der | 1837 – 1839 | niet geïdentificeerd |
Werf/Werff, H.H. van der | 1847 – 1849 | niet geïdentificeerd |
Wichers, A. | 1843 | niet geïdentificeerd |
Wichers Az, Hillebrand Jacobs Adriaansz | 1844 – 1846 | rijksontvanger |
Afb. 11: Lijst van honoraire leden van “De Vereeniging” uit de periode 1834-1849. Vanaf 1847 worden ook titel genoemd
Vanaf 1850 worden in de AAKZ alleen nog de aantallen honoraire leden per jaar genoemd. Het verloop per jaar in aantal is uitgezet in afb. 4 (zie ook Bijlage 4).
Tot 1840 was het aantal bescheiden met ruim 19 honoraire leden. In 1840 nam dit aantal toe tot 30 à 35. Vanaf 1858 schommelde het aantal ronde 40 om in de zeventig jaren weer te dalen tot ruim 30 leden. Opvallend is het constante aantal van 33 leden in de periode 1872-1885. Er bestaat het vermoeden dat er in de administratie van de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart fouten zijn opgetreden, temeer omdat in 1886 het aantal plotseling verdubbelde naar 66. In de volgende jaren daalde het aantal honoraire leden weer geleidelijk, al was rond de eeuwwisseling het aantal honoraire leden hoger dat het aantal effectieve leden. Het totale verloop vertoont een vage overeenkomst met dat van de effectieve leden.
3.3. Donateurs
Net als bij de honoraire leden worden vanaf 1850 in de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart de aantallen donateurs vermeld. (zie afb.4 en Bijlage 4). Aanvankelijk was het aantal donateurs in dezelfde orde van grootte als de aantallen honoraire leden. Maar in 1867 vond een spectaculaire stijging plaats naar meer dan 100 met in de periode 1873-1885 weer het constante aantal van 104, hetgeen duidt op fouten in de AAKZ. De jaren 1886-1887 kenden een hoog aantal van 137 met vanaf 1891 een schommeling rond de 100 donateurs. Vanaf 1902 daalde het aantal geleidelijk en eindigde in 1913 met nog 11 donateurs.
Het is wel duidelijk dat de bijdragen uit de groep van donateurs een flinke financiéle steun voor de kas van het College zal hebben betekend.
3.4. Ereleden
Van 1890 werden in de AAKZ ook het aantal ereleden vermeld. (zie Bijlage 4). Het aantal ereleden is gedurende de gehele periode van 1890-1914 geleidelijk aan gestegen van 12 tot 16. In de jaren 1909-1914 was het aantal ereleden hoger dan het aantal effectieve leden.
4 VERANTWOORDING
Bij de naspeuringen naar directe bronnen zoals een Archief van het zeemanscollege “De Vereeniging” uit Delfzijl is, overigens zonder enig succes, gezocht in de Groningers Archieven te Groningen, de bibliotheken van het Noordelijk Scheepvaartmuseum te Groningen, Veenkoloniaal Museum te Veendam en op internet. Tevens zijn geraadpleegd de volgende personen:
R.K Mast oud-havenmeester te Delfzijl/Eemshaven; J.Hillenga, streekarchivaris voor de gemeenten Delfzijl, Appingedam en Loppersum; W. Kerkmeijer , conservator van het Noordelijk Scheepvaartmuseum teGroningen; Metzlar oud-directeur NKvdZ ”Abel Tasman” te Delfzijl; Chr. Nannen vrijwilliger bij het Maritiem Museum te Delfzijl; Dr.J.R.Leinenga, maritiem-historicus te Emmen. Tenslotte is op internet gezocht naar gegevens uit dagbladen. Bronnen, die wellicht nadere gegevens zouden kunnen opleveren zijn archieven van de plaatselijke Kamers van Koophandel.
5 BRONNEN
Blokland-Visser, H.W.G. van
Zie website http://d-compu.dyndns.org/genbook/blokland/home.htm, deel Maritieme Geschiedenis van Dordrecht in de 19e eeuw
Bouma, G.N. & S.Parma.
Nederlandse Koopvaardijschepen 1820 t/m 1900 Typoscript 2004, 1200 pp. Een gedigitaliseerde versie is verzorgd door de Stichting Nederlandse Kaaphoornvaarder te Hoorn. Zie de website www.kaaphoornvaarders.nl
Geertsema, J.B.Bronsema en C.Roggenkamp, H.
Rondom de Delfzijlen. Zwerftochten door het verleden van Heerlijkheid, Fortresse, Havenstad en Gemeente. Uitg. van der Veen, Winschoten, zonder jaartal, c. 1975, 375 pp.
Roggenkamp, C.
Van School voor Nijverheid en Zeevaart tot Noorderkweekschool voor de Zeevaart “Abel Tasman”, gem. Delfzijl, 1956.
Kuil, Dick te Ten Boer
Zeilend ter hoogte van … Een overzicht van Pekelder schippers, zeeliedden en hun gezinsleden die waar, wanneer en onder welke omstandigheden op zee of in “den vreemde” in de periode 1801-1900 zijn overleden
CD dd 01 maart 2005, aanwezig in het Noordelijk Scheepvaart Museum te Groningen.
Mulder, G.J.
Maritieme Verzekeringen vanaf ca. 1750 v.C toegespitst op Nederland.
Manuscript ook in Bijlage Weekblad Schuttevaer, juni 1998
Staveren, Sikko Parma, Piet J.Teensma, Durk T.Reitsma en Arend J.Maris, Ron van
Het Schiermonnikoger Zeemanscollege en Pensioenfonds. Uitg. Boekhandel Kolstein, Schiermonnikoog, 2009, 444 pp.
Streun, T.R. van ,
Kronijk van Delfzijl, aangevuld en voortgezet tot 1 januari 1907. Uitg. M de Waal, Groningen, 1907.
www.maritiemnederland.nl/zeevaartschool-delfzijl-150-jaar
SCHOENERBARK “DINA” ex St. JEAN BAPTISTE
KAPT. HEMMO KRUIZE
kapitein-eigenaar
Aan de fokkemast wappert in top vlag 38 van het zeemanscollege “De Vereeniging” te Delfzijl
Bron: Muzzeeaquarium, Delfzijl
RAPPORT ZEEMANSCOLLEGE “DE VEREENIGING”
BIJLAGE 2 LIJST VAN VLAGNUMMERS VAN HET ZEEMANSCOLLEGE “DE VEREENIGING” TE DELFZIJL EN DE KAPITEINS DIE DEZE NUMMERS HEBBEN GEVOERD
BIJLAGE 3 LEDEN VAN HET ZEEMANSCOLLEGE “DE VEREENIGING” TE DELFZIJL