Familiegegevens en opleiding
Jan Adrianus Ruhaak werd geboren op 22 augustus 1841 te Alblasserdam als zoon van kapitein Gerd Henrichs Ruhaak en Johanna ’t Hoen. Hij vertrok in 1885 naar Soerabaja, waar hij samen met zijn broer Gerd Hendrik (zie aldaar) in zaken ging.
Hij overleed te Soerabaja in 1888. 064
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.A.Ruhaak was met vlagnummer R30 in de periode 1869 t/m 1881 lid vor de vlag van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. Dit betekende dat hij wèl de maatschappijvlag mocht voeren, maar geen recht had op financiële tegemoetkomingen058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1881 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat de volgende opmerking: “Met … ingenomenheid brengen wij onze dank aan de heer J.A.Ruhaak , te Atjeh en de heer G. van de Gevel, te Batavia, beiden Oud-gezagvoerders en Leden onzer Maatschappij voor hun ijverige en welgeslaagde pogingen, waardoor een aantal Honoraire Leden, en Leden voor de Vlag in Neêrl.Indië, toetraden”. Deze dankbetuiging is in het Jaarverslag 1882 herhaald058.
Eveneens in Jaarverslag 1881 van de Maatschappij staat vermeld dat hij voor het effectieve lidmaatschap heeft bedankt maar wel honorair lid bleef058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein J.A.Ruhaak met vlagnummer R30 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1874 van de bark “Nieuwland” 398 last varend voor J.Vroege te Alblasserdam
* 1877, 1878, 1880 geen vermelding van schip en boekhouder
J.A.Ruhaak was in 1874 gezagvoerder van de “Nieuwland”062.
Bouma025 vermeldt J.A.Ruhaak als gezagvoerder gedurende:
* 1870 op de bark “Maria Adriana”, gebouwd in 1852 te Alblasserdam, 729 ton o.m., varend voor J.Vroege te Alblasserdam. Volgens Zeetijdingen (Oktober 1870) verongelukt op de rede van Brouwershaven;
* 1872 t/m 1874 op de bark “Nieuwland”, gebouwd in 1857 op de werf van de Gebr. Pot te Elshout, 754 ton o.m., varend voor J.Vroege te Alblasserdam. Het schip werd in 1876 verkocht aan Canne & Balwé te Amsterdam en herdoopt in “Bertha”.
Overige bijzonderheden
Geen.