Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
M.J.Franze was met vlagnummer R323 in de periode 1851 t/m 1855 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1855 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1855 voor het lidmaatschap heeft bedankt058
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart staat kapitein M.J.Franze met vlagnummer R323 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1851 van het ss. “Bordeaux” 202 last varend voor van Hoey Smith te Rotterdam
Bouma025 vermeldt kapitein Frantzen als gezagvoerder gedurende:
* 1851 t/m 1852 van het ijzeren schroefstoomschip “Bordeaux”, gebouwd in 1851 te Glasgow, 516 ton o.m., varend voor J.P.van Hoeij Smith te Rotterdam;
Te water op 23.10.1851 en 26.11.1851 opgeleverd door Scheepswerf John Reed & Co., Port Glasgow aan J. P. van Hoeij Smit, Rotterdam als “BORDEAUX.”.
Eigenaren: Pieter van Hoey Smith, Rotterdam (1/10e part), Jacobus Catharinus de Joncheere, Utrecht (4/10e part), IJman Dirk Christiaan Suermondt, Utrecht (1/10e part), Christiaan Oortmans, Utrecht (1/10e part), Ewoud Twiss, ’s-Gravenhage (1/10e part), firma Robert Twiss & Zonen, Rotterdam (1/10e part), vrouwe Sara Geertruida Smith van Engelen, geboren Van Hoey, echtgenote van William Smith, Rotterdam, en de firma Jan Havelaar & Zoon, beiden te Rotterdam, tezamen 1/10e part
* 1855 t/m 1857 van het ijzeren schroefstoomschip “Hollander”, gebouwd in 1854 te Chester, 487 ton o.m., varend voor J.P. van Hoeij Smith te Rotterdam. Samen met het ss “Elve” in de vaart op Hamburg.
Bouma025 vermeldt M.J.Franssen als gezagvoerder gedurende:
* 1853 t/m 1854 van het schroefstoomschip “Gironde”, gebouwd in 1852 te Pt.Glasgow, 530 ton o.m., varend voor J.P.van Hoeij Smith te Rotterdam.
Een prent van het ss “Hollander” in de vaart tussen Rotterdam en Londen door J.Cahey uit 1854 is in de collectie van het Gemeentearchief van Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Betreft correspondentie tussen Marien Lindenborn en Bert Kruidhof van Marhisdata.
01/09/2007 - Beste Bert,
Wil je in de database bij de kapiteins van de stoomboot BORDEAUX van 1851 nog even een kleine aanvulling maken?
Kapitein J.M. Frantzen, die het gezag voerde vanaf de oplevering van het schip, verliet dit schip in december 1852, en reisde naar Glasgow wegens benoeming op het nieuwe stoomschip GIRONDE van dezelfde rederij, waarmee hij op 20 januari 1853 van Glasgow te Hellevoetsluis aankwam.
In zijn plaats voer kapt. P.J. van Emmerik al in december 1852 op de BORDEAUX van Rotterdam naar Bordeaux. Van Emmerik was kapt. op de ELVE geweest, die toen wegens ijsgang was opgelegd.
Hart. groet,
Marien
NRC 02 september 1851
Advertentie. Stoompacket-Vaart tussen Rotterdam en Bordeaux. Op de 1e november e.k, zal met het nieuw gebouwd Nederlands schroefstoomschip BORDEAUX, gevoerd wordende door kapitein M.J. Frantzen, een nieuwe geregelde dienst aangevangen worden tussen Rotterdam en Bordeaux. De afvaarten zullen vooreerst iedere 20 dagen van beide havens plaats hebben; de datums zullen nader worden bekend gemaakt.
Dit prachtig stoomschip groot 550 tonnen, hebbende een ruim tussendek, is voorzien van machines van nominaal 110 paardenkracht, is uitmuntend uitgerust voor een aanzienlijk getal passagiers, en expresselijk ingericht tot het vervoer van wijnen, kaas en alle andere goederen. De overtocht zal geschieden in 3 dagen. Deze dienst in correspondentie zijnde met de verschillende transport-middelen, zowel te land als te water van Bordeaux, naar Marseille, Toulon, Cette, Bayonne, Montpellier, Bilbao, Santander, Perpignan, Nantes, Angoulême, Limoges, enz; zo kunnen alle goederen langs deze weg in korte tijd, en tot zeer billijke conditiën van en naar het zuiden van Europa overgevoerd worden. Nadere inlichtingen omtrent vrachten van passagiers en goederen zijn te bekomen ten kantore van Smith & Co, Rotterdam en Albrecht & Fils, agenten, André Ferrière & Neveux, cargadoors te Bordeaux.
NRC 29 november 1851
Hellevoetsluis, 28 november. Heden arriveerde het stoomschip BORDEAUX, kapt. Frantzen, van Glasgow (eerste reis van dit te Glasgow gebouwde Nederlandse stoomschip, zie NRC 020951)
NRC 07 december 1851
Hellevoetsluis, 6 december. Heden stoomde naar zee de BORDEAUX, kapt. C.J. Frantzen, naar Bordeaux. (opm: eerste commerciële reis van dit nieuwe schip)
Dagbladgegevens uit de Maritieme Kroniek 1851- Marhisdata
Datum vanaf: |
1851 |
Kapitein: |
Franze, M.J. |
College: |
Maatschappij "Tot Nut der Zeevaart", Rotterdam |
Vlagnummer: |
323 |
Familiegegevens en opleiding
Pierre Jean van Emmerik werd geboren op 02 september 1813 te Dordrecht als zoon van de Nederlands Hervormde Matthijs van Emmerik en Adriana van Steenbergen. Hij vestigde zich op 30 april 1856 te Rotterdam o.a. aan de Willemskade Wijk 15 nr. 806.
Hij was getrouwd met Mary Ann Nelson, geboren 11 juni 1837 te Schiedam, Nederlands Hervormd.
Hij overleed te Rotterdam aan de van Brakelstraat op 13 februari 1883005.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
P.J. van Emmerik was met vlagnummer R110 in de periode 1845 t/m 1883 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1878 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) is vermeld dat “Kapitein P.J.van Emmerik … mede de Maatschappij aan zich heeft verplicht, door van zijn recht op Uitkeering ten behoeve van het Fonds edelmoedig afstand te doen, …”. Deze mededelingen werden herhaald in de Jaarverslagen van 1880, 1881 en 1882.
In het Jaarverslag 1883 is vermeld dat hij in dat jaar is overleden.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein P.J. van Emmerik met vlagnummer R110 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1849 van de brik “Adrianus en Jacobus” 117 last voor Sturenberg, Cankrien & Co te Rotterdam
* 1851 van de ss “Elve” 117 last voor Smith & van Es te Rotterdam
* 1855, 1858, 1859, 1862 t/m 1867, 1874:
van de ss “Gironde” 200 last voor van J.P. van Hoey Smith te Rotterdam
* 1877, 1878, 1880, 1881, 1882 geen schip en rederij vermeld
Bouma025 vermeldt P.J.van Emmerik als gezagvoerder gedurende:
* 1847 t/m 1851 op de brik “Adrianus Jacobus”, gebouwd in 1828 te Rotterdam, 218 ton o.m., varend voor Sturenberg, Crankien & Co te Rotterdam. Het schip voer in 1852 voor v/d Bey & Co te Amsterdam en was herdoopt in “Margaretha Maria”;
* 1851 t/m 1854 van het ijzeren schroefstoomschip “Elve” ex Director, gebouwd in 1848 te Hull, 189 ton o.m., varend voor P.A.van Es & Co te Rotterdam;
* 1853 t/m 1854 van het ijzeren schroefstoomschip “Bordeaux”, gebouwd in 1851 te Glasgow, 516 ton o.m., varend voor J.P.van Hoeij Smith te Rotterdam. periode klopt niet met de vorige opgave.
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Simon Halfweeg werd geboren op woensdag 2 februari 1814 te Amsterdam.
Hij trouwde op donderdag 27 augustus 1846 te Hellevoetsluis met Francina van Rees, geboren c. 1820 als dochter van de loods Jacob van Rees en Maria van Son. Zij overleed op donderdag 06 februari 1902 te Rotterdam.
Simon Halfweeg overleed te Rotterdam op vrijdag 19 juni 1885 te Rotterdam.
Gegevens verkregen van Nan Halfweeg te Leidschendam 09 maart 2006. Gegevens ook te vinden in “Stamboom Halfweeg van het Eiland Wieringen”, een uitgave van de Werkgroep Genealogie van de Historische Vereniging Wieringen, 2001.
Simon Halfweeg, geboren op 02 februari 1814 te Amsterdam als zoon van het gereformeerde echtpaar Nan Halfweg van Wieringen, schuitenvaardersknecht, en Grietje Kuyt werd als leerling van de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam ingeschreven op 01 september 1826. Hij was lang 1 el en 41½ duim, 12 ½ jaar en gevaccineerd.
Hij zit in de 1e klasse in 1827, in de 2e klas in 1828 en in de 3e klas in 1829. Hij wordt onderwezen in de vakken Zeevaartkunde, Schoolonderwijs (met Nederlands, Frans en Engels) en Scheepswerk. De cijfers zijn over het algemeen matig
Op 06 augustus 1829 krijgt hij een prijs “voor de Artillerie zijnde Stijl, Opkomst en Bloei der Nederlanden.
Op 30 juni 1830 wordt hij geplaatst als ligtmatroos op het Schip “Cornelia Sara” gevoerd door kapitein Leeuwerik, naar Batavia en keert terug op 08 mei 1831.
Op 01 oktober 1831 wordt hij aangenomen als lidmaat van de Nederlandsch Hervormde Gemeente door Ds. Werner.
Op 15 maart 1832 komt hij als ligtmatroos op de “Vereeniging” onder kapitein A.A.Hermans voor een reis naar Batavia waarvan hij op 06 februari 1833 terugkeert met goede attestatie.
Op 02 februari 1833 werd hij “honorabel ontslagen”.004/993-1604
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
-
Halfweg was met vlagnummer R80 in de periode 1843 t/m 1860 en met vlagnummer R13 van 1861 t/m 1885 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
S.Halfweeg was vice president van 1851-1854 en van 1859-1861van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de Jaarverslagen van 1880 t/m 1883 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij afstand heeft gedaan van zijn recht op uitkering058.
In het Jaarverslag 1885 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1885 is overleden. Tevens is vermeld dat door de weduwe van kapitein S.Halfweg “voorloopig afstand is gedaan” van haar recht op uitkering058.
In de Jaarverslagen 1885 t/m 1888 staat vermeld dat de weduwe S.Halfweeg afziet van haar recht op een jaarlijkse uitkering058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein S.Halfweg/Halfweeg met de vlagnummer R80 en R13 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
MET R80
* 1849 van de bark “Jeannette” 342 last varend voor W.Ruys J.Dz te Rotterdam
* 1851 geen schip vermeld
* 1855 van de ss “Bordeaux” 202 last varend voor van Hoey Smith te Rotterdam
* 1858 van de ss “Hollander” 257 last varend voor van Hoey Smith te Rotterdam
* 1859 geen schip vermeld
MET R13
* 1862 t/m 1867, 1874, 1877, 1878, 1880, 1881 en 1883 geen schip vermeld
Simon Halfweg was in 1842 de eerste gezagvoerder van de bark "Jeannette" van rederij W.Ruys J.Dz. 024.
Bouma025 vermeldt S.Halfweg als gezagvoerder gedurende:
* 1844 t/m 1851 op de bark “Jeannette”, gebouwd in 1842 te Dordrecht, 652 ton o.m., varend voor Wm. Ruys JDz te Rotterdam;
* 1855 t/m 1856 op het ijzeren schoener/ss, 100 pk “Bordeaux”, gebouwd in 1851 te Glasgow, 516 ton o.m., varend voor J.P. van Hoeij Smith te Rotterdam;
* 1858 t/m 1859 op het ijzeren schoener/ss, 100 pk “Hollander”, gebouwd in 1854 te Chester, 487 ton o.m., varend voor J.P. van Hoeij-Smith te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
S.Halfweg verzorgde per 02 november 1843 vanuit Hellevoetsluis met de “Jeannette” een troepentransport van 5 officieren en 160 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 19 februari 1844 na 109 dagen. Onderweg was 1 militair overleden
Op 13 oktober 1845 vertrok hij wederom van Hellevoetsluis met de “Jeannette” en 1 landmachtofficier. Aankomsttijd en reisduur zijn niet vermeld065.
Nan Halfweeg te Leidschendam bericht op 09 maart 2006 het volgende:
De logboeken van Simon Halfweeg als ligtmatroos beschrijven een 3-tal reizen van Amsterdam naar de Oost.
“De eerste (aanvang juli 1832) gaat via Baltimore met landverhuizers uit de Pfaltz. In de Oost ligt het schip enige weken in Sourabaja. Daarnaast nam zijn schip deel aan een “pacificatietocht”op de rivieren Soensang en Djambi (Palembang) in konvooi met Z.M.Kanonneerboten Nos. 8 & 9. Bij deze reis zijn noch de naam van het schip noch die van de gezagvoerder genoemd. Uit de aantekening “Vorige Reis” achter “duffelsche pyjekkert” in de uitrustinslijst (16 maart 1832 – zie bijlage), zou men kunnen afleiden dat die vorige reis gemaakt is met het fregat “Cornelia Sara” onder kap. Leeuwerik (217) die in de staat van dienst van de Kweekschool voor de Zeevaart genoemd is. De naam “Vereeniging” onder kapt. A.A.Herman komt voor op die uitrustingslijst.
De data van aanvang en terugkomst in het journaal waren 21 juli 1832 vertrek uit Amsterdam en 23 mei 1833 terugkomst in Amsterdam
(Bij de stukken die ik van de heer Halfweeg uit Leidschendam kreeg is die uitrustingslijst “afgegeeven aan den Kweekeling S.Halfweg … “
De tweede reis (aanvang) augustus 1834) is met de “Javaan” onder kapt. J.P.Meyer. Hiermee ondergaat hij een orkaan bij de beruchte Kaap Aghulhas en de reis werd bij St.Helena onderbroken voor de aanvulling van de watervoorraad en een doktersvisite.
De data van aanvang en terugkomst in het journaal waren 25 augustus 1834 vertrek uit Amsterdam en 19 juli 1835 terugkomst in Amsterdam
De derde reis eveneens met de “Javaan: geen bijzonderheden; non-stop Nieuwe Diep-Batavia en v.v.”
De data van aanvang en terugkomst in het journaal 02 september 1835 vertrek uit Amsterdam en 05 augustus 1836 aankomst in Amsterdam
“Verder is er nog een logboek/journaal van de “Hollander” met kapt. S.Halfweeg; 08-04-1856 t/m 09-01-1857. Reizen naar Bordeaux (wijn), St.Ubes=Setubal (zout) en Reval. Ook nog aan de grond gelopen bij Hellevoetsluis: 4 januari 1857 waarvan een verslag voor de Kantonrechter, 10 januari 1857.”
Voorts kreeg ik een kopie van een diploma van de Zuid Hollandsche Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen te Rotterdam waarin een Gouden medaille is uitgereikt aan Simon Halfweeg, gezagvoerder van het Nederlandsche Schroefstoomschip “Hollander” “als blijvend aandenken aan zijn stoutmoedige redding, den 12 October l.l. op zijne reis naar de Oostzee, van een groot deel der bemanning van het Nederl. Schoenerschip ENGELINE JACOBA, hen liefderijk te verplegen en behouden te Kopenhagen aan wal te zetten; zijnde door opkomend stormweer zijne pogingen verijdeld om de Schoener te behouden, en zelfs de overige drie personen van het wrak te redden. Rotterdam 2 December 1856. … “
(betreft hier een 2-mast schoener onder gezag van kapitein K. de Groot uit Pekela.)
Nan Halfweeg schreef hierbij in zijn brief van 09 maart 2006:
“Door onoordeelkundige opslag is het origineel vergaan, maar nog net bijtijds heeft mijn moeder de tekst per schrijfmschine kunnen vastleggen … Simon H. heeft voor zijn reddingspoging een gouden medaille van de Maatschappij ontvangen (niet in mijn bezit) en van de Koning een zilveren legpenning, die ik wel in mijn bezit heb, samen met een voor de poging om de ijsdam in de Waal te doorbreken.”
Tenslotte kreeg ik de transcripties van een aantal brieven van kapitein Halfweeg aan zijn patroon:
-
Gedateerd Batavia 30 maart 1846
Melding van aankomst te Batavia op 28 maart, komend van Semarang. In Semarang geladen suiker en rijst en in Batavia rijst, tin, suiker, rotting en koffie. Wellicht nog wat ruimte voor kaneel, maar niet veel meer, om niet te diep komen te liggen. Aantal passagiers aan boord. Hoopt 05 april weg te zeilen.
-
Gedateerd april 1846
Halfweeg zend een rekening-courant. Het schip geladen met 12.600 picols en het schip ligt 18½ voet diep.
-
Gedateerd Batavia, december 1846.
“Geachte Patroon.
Na des morgens van de 11de September goed en wel in zee gekomen te zijn, behield ik 4 dagen lang een voordelige Oosten wind zoodat ik het 4de Etm. reeds Kaap Finisterre gepasseerd was. Des namiddags ten 5 ure van den 12den op de hoogte van het Eiland Wight heb ik de “Pollux”, Kapt. A.P.Klein, gepraaid, dewelke beloofde mij te rapporteren zoodat ik vertrouw, dat U reeds spoedig tijding van mij gehad hebt. Nadat ik de Kaap gepasseerd was kreeg ik Weste wind tot des namiddags van den 18den wanneer ik een vrij zware storm van het ZW kreeg, op de hoogte van Porto Porto waarbij ik met het reven van de Fok de matroos Daniel Adam Fexer verloor dewelke van de Fokkera op dek meteen dood viel, zoodat wij hem de andere morgen over boord zetten. Dit was geen plezierig begin van de reis doch zoo dit gewoonlijk aan boord gaat: een doode is nogal gaauw vergeten. …Verder relaas van de reis met passages van bekende punten en weersomstandigheden. … passeerden op den 15den october de Engelsche Bark “Hope” van Liverpool dewelke ik vertrouw dat zij gerapporteerd al hebben daar ik hem de Nommervlag toonde. … Vervolgens verslag van wat reparaties vanwege “vuur” in houtwerk. … Den 21sten November praaiden wij Kapitein Guit met de bark “Wolkwade” (dit moet halfweg de Indiscche Oceaan geweest zijn, nog voor het eilandje Amsterdam). … Den 2den December ontmoeten wij de “Kuster” wlke van Rotterdam een 14 dagen of 3 weken voor ons vertrokken was en den 15den December desmorgens met den dag kregen wij de Sumatra Kust in zicht … “
-
Gedateerd Rotterdam 22 mei 1849 van Wm Ruijs aan kapitein S,Halfweeg, voerende het schip Jeanette te Batavia. De brief per overlandmail via Marseille.
“Ingeslooten ontvangt gij een brief uwer Vrouw die ik hoop U in welstand zal geworden. Sedert Uw vertrek heeft de Handels Maats. nog al eenige Scheepen bevracht; zoodat ik heel spijt heb dat ik de Jeannette heb uitgezonden; als die spijt nu maar gewijzigd wordt, door een goede Reis dan zal het wel schikken en daarop moet ik dan ook maar hoopen. De Whampoa Ida Elisab. zijn bevracht en zedert … (?) gezeild. De “Resident v Son” loopt morgen middag te water, en een kiel van dezelfde grootte op nieuw opgehaald voor het Barksschip “Doelwijk”.
Nu ter Zake: de Duitsche aangelegenheden bevallen mij in het geheel niet; niet dat ik daaruit oorlog verwacht, waarbij wij zouden betrokken worden wel vrees ik eene algemeene lusteloosheid in de Handel, waarvan lage prijzen het onvermijdelijke gevolg moeten zijn.
Datum vanaf: |
1855 |
Kapitein: |
Halfweg/Halfweeg, Simon |
College: |
Maatschappij "Tot Nut der Zeevaart", Rotterdam |
Vlagnummer: |
80 |
Familiegegevens en opleiding
Johannis Michel de Winter werd gedoopt te Amsterdam op 07 november 1807 als zoon van Michael de Winter en Wilhelmina Jacoba Raket.
Hij was getrouwd met Antonetta Jacoba van der Koppel, gehuwd te ’s Gravendeel op 05 augustus 1814. Zij overleed op 15 februari 1892.118
Hij overleed op 19 mei 1857 te Rotterdam aan deWesterstraat Wijk 15 nr. 773003.
Hij werd met nr. 222 op 01 december 1839 lid van de Dordtse vrijmetselaarsloge “La Flamboyante”.064 en 003
Joannes Michael de Winter uit Amsterdam werd per 24 september 1824 “ingenomen” als leerling van de Amsterdamse Kweekschool voor de Zeevaart. Hij was toen bijna 14 jaar, 1 el/42 duim lang ,gevaccineerd en beleed het Roomse geloof. Volgens doopcedule 1454 werd hij gedoopt op 07 november 1807 als zoon van Michael de Winter uit Diets en Rooms Katholiek, en Wilhelmina Jacoba Raket, gereformeerd. Ten tijde van de inschrijving waren beide ouders in leven en wonende in de Weteringdwarsstraat te Amsterdam. De vader was chirurgijn.
Van de schoolvorderingen werden 3-maandelijkse rapporten bijgehouden in de periode 01 oktober 1821 t/m 01 oktober 1825. Voorts zijn de volgende bijzonderheden vermeld:
05 augustus 1824 “heeft met de kwekelingen Rolman, Moes en Stokvliet naar de prijs gedongen in ’t scheepswerk en is dezelve bij loting aan Stokvliet ten deel gevallen”;
13 oktober 1824 “bekomt eenen prijs in het scheepswerk rijk handleiding tot de scheepsbouw”;
23 oktober 1824 “geplaatst als ligtmatroos op ’t schip Willem de Eerste kapt. J.Johanssen naar Suriname”;
18 juni 1825 “terug van de reis met ’t schip Anna & Maria kapt. Rinses zijnde het schip Willem de Eerste te Suriname verbrand”;
15 oktober 1825 “geplaatst als ligtmatroos op ’t schip de Amazone kapt. J.van der Zwiep (moet zijn J.Y.van der Zweep) naar Lima voor Antwerpen à ƒ15,- ’s maands”;
30 mei 1827 “terug van de reis zonder attestatie doch is gebleken uit de missive van den Heer N.J.de Cock te Antwerpen dat de rede daarvan meerendeels aan de Captn te wijten was”;
06 juni 1827 “honorabel ontslagen met attestatie en Certificaat vrijstelling voor de Nation.Militie” 004-532/1454.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.M.de Winter (adres P.de Bruijn te Amsterdam) werd met vlagnummer 429 per 21 augustus 1838 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop op voordracht van kapitein B.J.Smeengh. Als zijn schip wordt genoemd de “Sumatra”.Toegevoegd is “overleden” 002. Ten tijde van de inschrijving was de man 30 en de vrouw 24 jaar. Vermeld staan een zoon, geboren in 1840, en twee dochters, geboren in 1838 en 1842002a.
In de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop” van 21/28 augustus 1838 werd als effectief lid voorgedragen/benoemd Johannes Michael de Winter, geen leeftijd vermeld, voerend het schip “Sumatra”, wonend te Rotterdam en met als adres de heer J.Bondix te Amsterdam, op voordracht van kapitein B.J.Smeeng. Hij kreeg vlagnummer 429023.
Hij was effectief lid van “Zeemanshoop” met vlagnummer 429 in de periode 1838-1854 en met vlagnummer 162 in de periode 1854-1857
Hij werd op 14 januari 1845 deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop 003.
J.M. de Winter was met vlagnummer R163 in de periode 1838 t/m 1857 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
J.M.de Winter was afwisselend commissaris in 1846 en 1855 en vice president van de Maatschappij in 1849058
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 25 juni 1857 verzoekt de weduwe J.M. de Winter geb. van de Koppel om een uitkering voor haar en 1 kind, die haar in de vergadering dd 30 juli 1857 wordt toegekend ingaande 01 augustus 1857.042.
In de notulen van 18 augustus 1857 van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop staat de melding van een uitkering in de 1e klasse per 01 augustus 1857 aan de weduwe van J.M. de Winter geb. van de Koppel.023.
In de Jaarverslagen 1858 en 1859 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Instituut, Rotterdam) staat vermeld dat de weduwe van kapitein de Winter een jaarlijkse uitkering kreeg van f 170,- voor haar en haar kind058.
In de notulen van de Bestuursvergadering van het Dordtse zeemanscollege “Tot Nut van Handel en Zeevaart” (datum vergeten te noteren) wordt als honorair lid benoemd kapitein J.M. de Winter uit Rotterdam 064a
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van het College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
429 1838 fregat Sumatra geen opgave
1839-1846 fregat Generaal Chassé J.Roelandts & Co te Rotterdam
1848-1853 fregat Edouard idem
162 1854-1855 fregat Edouard idem
1856 stoomsch. Bordeaux geen opgave
In de Jaarverslagen van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart staat kapitein J.M. de Winter met vlagnummer R163 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1849, 1851 van het fregat “Edouard” 371 last varend voor J.Roelants & Co te Rotterdam
* 1855 geen vermelding van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt J.M.de Winter als gezagvoerder gedurende:
* 1838 t/m 1840 van het 3/m schip “Sumatra” ex Fortitudo, gebouwd in 1819, bouwplaats onbekend, 506 ton o.m., varend voor J.Roelants te Rotterdam;
* 1840 t/m 1852 van het 3/m schip “Generaal Chassé”, gebouwd in 1827 te Rotterdam, 612 ton o.m., varend voor J.Roelants & Co te Rotterdam. Het schip werd in 1852 afgekeurd na stoten in de haven van Cardiff met een ijzerlading.
Er is sprake van een tweede J.M. de Winter, die met vlagnummer 749/370 effectief lid was van Zeemanshoop. Deze heeft van 1848-1852 als gezagvoerder op de “Generaal Chassé” gevaren. Bouma heeft deze twee kapiteins kennelijk samengevoegd.
* 1847 t/m 1855 van het 3/m schip “Edouard”, gebouwd in 1841 te Schiedam, 706 ton o.m., varend voor J.Roelants & Co te Rotterdam. Het schip werd in 1856 verkocht aan A.T.Ebeling & Co te Amsterdam en herdoopt in “Hollandia”;
* 1857 van het ijzeren schroefstoomschip “Bordeaux”, gebouwd in 1851 te Glasgow, 516 ton o.m., varend voor J.P. van Hoeij Smith te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
"De Drie Gebroeders" op de rede van Batavia057:
26 januari 1839 "... ontvingen van het schip Sumatra kaptijn Winter 5 manden aardappelen ...".
Op 26 juni 1840 werd een monsterrol (nr.1003) opgesteld (Gemeentearchief van Dordrecht) waarbij wordt vermeld dat hij als gezagvoerder met de “Generaal Chasse” vertrekt naar Batavia. Hij is dan 21 jaar en woonde te Amsterdam.064.
Le Precuseur 17 juli11840
Helvoet. Uitgezeild (opm: na een aanzienlijke reparatie) GENERAAL CHASSÉ, De Winter, naar Batavia.
Familiegegevens en opleiding
Jan Ruth Nicolaas Jozephus Bijl werd geboren te Scheveningen op 29 januari 1819 als zoon van de Nederlands Hervormde Jan Rudolph Bijl en Hendrina Adriana van Duyvenbode. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Leuvehaven nr. 90 en aan de Scheepstimmermanslaan Wijk 15 nr. 736 (nieuw nr. 21). Hij vertrok op 20 januari 1862 naar Alkmaar.
Hij was gehuwd met Guurtje Varkevisser, geboren 21 november 1821 te Scheveningen en overleden op 17 juni 1904
Na zijn loopbaan op zee werd hij havenmeester.
Hij overleed te Rotterdam aan de Leuvehaven op 05 december 1883005.
Jan Ruth Nicolaas Josephus Bijl wordt geboren op 29-1-1819 des s’middags om vier uur te Scheveningen. Zijn geboorte wordt aangegeven door zijn grootvader Jacob van Duijvenbode die bij de geboorte tegenwoordig is geweest. De getuigen zijn Sier van de Pol en Leendert de Mos, beiden vissers van beroep en wonende te Scheveningen. Jan Ruth Nicolaas Josephus wordt zes jaar voor het huwelijk van zijn ouders geboren als een van Duijvenbode. Of hij een kind van Roelof Bijl is, is niet geheel zeker. Zo ja, dan zouden zijn ouders (Roelof Bijl en Hendrina Adriana van Duijvenbode) op 17 en 26 jarige leeftijd een kind hebben gekregen. Wel is dit kind bij het huwelijk erkend als een Bijl. In de huwelijksakte van Jan Ruth Nicolaas Josephus Bijl staat vermeld dat hij een wettige zoon is van Roelof Bijl.
Jan Ruth Nicolaas Josephus Bijl heeft aan de Nationale Militie voldaan. Zijn beroep is in 1849 kapitein der Koopvaardij.
Op 28-12-1848 gaan Jan Ruth Nicolaas Josephus Bijl en de 26 jarige Guurtje Varkevisser te Scheveningen in ondertrouw.
Jan Ruth Nicolaas Josephus Bijl huwt op 29 jarige leeftijd (zijn beroep is dan kapitein der Koopvaardij) op 10-1-1849 te Scheveningen met de 27 jarige Guurtje Varkevisser. Huwelijksgetuigen zijn: de 25 jarige Cornelis van de Zwam, de 23 jarige Nicolaas van de Zwam, de 26 jarige Huibert Vrolijk, de 25 jarige Pieter Vrolijk Tinnekoper van beroep; de laatste getuige woont te ‘s-Gravenhage de anderen te Schevening. De moeder van de bruidegom: Hendrina Adriana van Duijvenbode, de vader van de bruid: Frank Varkevisser (van beroep Reder/Reeder) zijn bij het huwelijk aanwezig.
Guurtje is geboren op 21-11-1821 te Scheveningen en is een dochter van Frank Varkevisser (van beroep reeder, koopman/viskoper) en van Dirkje Groen.
Ze krijgen in totaal 10 kinderen die op verschillende plaatsen worden geboren:
Jan Ruth Nicolaas Josephus Bijl legt i.v.m. zijn eervolle aftreding in 1862 als gezagvoerder van het Nederlandse Stoomschip Bordeaux zijn functie neer. In verband hiermede verschijnt er op 1-1-1862 een advertentie en een welgemeende dankbetuiging namens de gezamenlijke Equipage voor de goede behandeling die zij gedurende vijf jaren van hun ED (zo noemde zij hem) mochten ontvangen. Jan Ruth Nicolaas Josephus Bijl was lid van het zeemanscollege: Maatschappij “Tot Nut der Zeevaart” Rotterdam en had als kapiteinsvlag nummer 15 (zijn vlag is groen, wit en groen, met de letter R voor het Nummer in het wit). Een kapitein die zich aanmelde bij het zeemanscollege werd voorgedragen bij het bestuur door de reder die hem als kapitein had aangenomen, of door een lidzijnde kapitein, om toe gelaten te worden. Na goedkeuring kreeg de kapitein een nummer toegewezen en een kapiteinsvlag met daarin een letter en een nummer. De naam van de kapitein en zijn nummer, schip en rederij werd bekend gemaakt in de boekjes van alle zeemanscolleges in Nederland. Iedere kapitein had dit boekje aan boord bij zich. Hierdoor wist men, welke kapitein met welk schip men onderweg gezien had. Bij het uit- en invaren van een haven werd er met de kapiteinsvlag gegroet. Ook bij het op zicht passeren van schepen op zee werd de vlag gehesen onder de Nederlandse driekleur en daarna weer binnengehaald. Het voorschrift was om bij vertrek en aankomst bij de haven 21 saluutschoten af te vuren en te groeten met de kapiteinsvlag. Bij overlijden van een van de bemanningsleden hing de Nederlandse vlag halfstok en werden er 7 treurschoten afgevuurd.
Dankbetuiging van het personeel van het schip van Jan Ruth Nicolaas Josephus Bijl.
Kennelijk heeft Jan Ruth Nicolaas Josephus Bijl met zijn gezin tussen 1863 en 1867 ook in Alkmaar gewoond, want daar worden een aantal kinderen geboren en overlijden ook in Alkmaar.
Twee portretten van Jan Ruth Nicolaas Josephus Bijl (Havenmeester van Rotterdam van 1868 tot 1886)
Op 10-1-1874 bereiken Jan Ruth Nicolaas Josephus Bijl en Guurtje Varkevisser hun zilveren huwelijksgeluk en vindt er te Scheveningen een receptie plaats.
Advertenties van het 25 jarig huwelijk van Jan Ruth Nicolaas Josephus Bijl en Guurtje Varkevisser
Jan Ruth Nicolaas Josephus Bijl overlijdt op 64 jarige leeftijd op 5-12-1883 te Rotterdam. Op zijn overlijdensdatum wordt ook zijn “havenmeesterpensioen” stopgezet (pensioenregister overheid).
Links: dankbetuigingRechtsboven en midden advertenties van het overlijden van Jan Ruth Nicolaas Josephus BijlOnder: uittreksel uit het bevolkingsregister van het overlijden
Zijn weduwe Guurtje Varkevisser woont achtereenvolgens te Rotterdam: in 1884 op de Leuvenhaven 245. In 1888 op de Leuvenhaven 90.
Guurtje Varkensvisser overlijdt, 82 jaar oud, op 17-6-1904 nog altijd wonend op de Leuvenhaven 90 te Rotterdam.
Uit: http://home.hetnet.nl/~t.bijlbadweg/hoofdstuk83.html
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.R.N.J. Bijl was met vlagnummer R15 in de periode 1846 t/m 1883 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058
J.R.Bijl was permanent commissaris van 1891-1904, vice president in 1904 en president van de Maatschappij van 1905 t/m 1908. In die periode was J.R.Bijl geen effectief lid en kennelijk waren er onder die groep geen effectieve leden beschikbaar om deze bestuursfunktie uit te oefenen058. (ik ga er vanuit dat het hier om dezelfde persoon gaat).
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In het Jaarverslag 1883 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1883 is overleden.
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein J.R.N.J.Bijl vermeld als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
-
1849 van de bark “Celebes” 169 last varend voor H. van Rijckevorsel te Rotterdam
-
1851, 1855 van de bark “Rijswijk” 279 last varend voor van de Kun & van Schelle te Rotterdam
-
1858, 1859 van de ss “Bordeaux” 272 last varend voor J.P. van Hoey Smirh te Rotterdam
-
1862 t/m 1867, 1874, 1877, 1878, 1880, 1881, 1882 geen schip vermeld
Bouma025 vermeldt J.N.R.J.Bijl als gezagvoerder gedurende:
-
1847 t/m 1850 van de bark “Celebes”, gebouwd in 1841 te Rotterdam, 317 ton o.m., varend voor H.van Rijckevorsel te Rotterdam;
-
1851 t/m 1857 van de bark “Rijswijk”, gebouwd in 1850 te Alblasserdam, 525 ton o.m., varend voor v/d Kun & van Schelle te Rotterdam;
-
1858 t/m 1861 van het ijzeren schroefstoomschip “Bordeaux”, gebouwd in 1851 te Glasgow, 516 ton o.m., varend voor J.P.van Hoeij Smith te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
De bark “Rijswijk” onder kapitein J.R.N.J.Bijl vertrok begin januari 1851 van Rotterdam en arriveerde via Kaap Hoorn op 18 oktober 1851 San Francisco. Het voer via de Pacific naar Baravia.121
Familiegegevens en opleiding
Albert werd geboren te Diepenveen ca. 1823 te Diepenveen als zoon van Harmen Wittenberg en Janna Nagel.
Albert trouwde op 15 november 1855 te Dordrecht met Geertje Fondse, geboren te Noordwelle als dochter van Cornelis Fondse en Jannetje de Ruijter
De Annoncecollectie van het Centraal Bureau voor Genealogie bevat een overlijdensadvertentie te Bordeau van kapitein Albert Wittenberg, gezagvoerder van het stoomschip “Bordeau” op 12 september 1862 “na eene genoegelijke Echtvereeniging van bijn 6 jaren”, gedateerd 19 september 1862 en ondertekend door de wed. A. Wittenberg-Fondse.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
A.Wittenberg was met vlagnummer R186 in de periode 1857 t/m 1862 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058
058 A. S.Parma Het Rotterdams zeemanscollege “Maatschappij tot Nut der Zeevaart”. Gealfabetiseerde lijst van vlagdragende leden met de perioden van hun lidmaatschap. Lijst van vlagnummers met de bijbehorende gezagvoerders. Lijst van Bestuursleden.
Typoscript. 6 pp met 3 bijlagen. Hilversum, april 2002.
Aanwezig op de bibliotheken van de scheepvaartmusea te Amsterdam en Rotterdam en op het Centraal Bureau voor Genealogie
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1862 van het de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in dat jaar is overleden058.
In het Jaarverslag 1863 van de Maatschappij staat vermeld dat zijn weduwe in 1863 is hertrouwd (en dus niet langer een ondersteuning uit het College zal ontvangen)058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van het College staat kapitein A.Wittenberg met vlagnummer R186 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1858, 1859 van de ss. “Seine” 144 last varend voor J.P. van Hoey Smith te Rotterdam
Bouma025 vermeldt kapitein Wittenberg (zal A.Wittenberg zijn) als gezagvoerder gedurende:
* 1856 van de brik “Jacoba” ex Wupper. gebouwd in 1842 te Hull, 202 ton o.m., geen vermelding van thuishaven en reeder, maar waarschijnlijk J.P.van Hoeij Smith te Rotterdam.
* 1861 van het ijzeren schroefstoomschip “Seine” ex Cesare, gebouwd in 1850, bouwplaats niet vermeld, 273 ton o.m., varend voor J.P. van Hoeij Smith te Rotterdam.
* 1862 van het ijzeren schroefstoomschip “Bordeaux”, gebouwd in 1851 te Glasgow, 516 ton o.m., varend voor J.P. van Hoeij Smith te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
NRC 16 september 1861114
Harlingen, 13 september. Het stoomschip SEINE, kapt. A. Wittenberg, stootte heden middag bij het binnenkomen in onze haven zo zeer tegen het havenhoofd, dat een daar aanwezige borstwering zeer beschadigd werd.
Datum vanaf: |
1862 |
Kapitein: |
Wittenberg, Albert |
College: |
Maatschappij "Tot Nut der Zeevaart", Rotterdam |
Vlagnummer: |
186 |
Familiegegevens en opleiding
Adrianus Pieter Achenbach werd geboren op 15 (25?) augustus 1822 te ’s Gravenhage.. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Zeevischmarkt Wijk 2 nr 372 en aan de Goudschesingel Wijk 13 nr. 794. Hij vertrok op 15 mei 1865 naar Amsterdam. Hij 005.was gehuwd met Maria Beugelink, geboren op 23 maart 1821 te Rotterdam, Nederlands Hervormd005.
In het Jaarverslag 1895 van de Rotterdamse Maatschappij tot Nut der Zeevaart staat vermeld dat hij in dat jaar is overleden058.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
A.P.Achenbach was met vlagnummer R289 in de periode 1850 t/m 1895 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1887 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij voorlopig afstand heeft gedaan van zijn, volgens het Reglement. toekomende recht op uitkeering. Deze mededeling werd herhaald in het Jaarverslag 1888.058
A.P.Achenbach was in 1855 en 1860 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.
De schepen van de kapitein
In de jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein A.P.Achenbach met vlagnummer R289 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1851 fregat “Johanna Cornelia” 208 last voor C. Vlierboom & Zonen te Rotterdam
* 1855, 1858, 1859 geen vermelding van schip en reder
* 1862 t/m 1864 ss. “Bordeaux” 272 last voor J.P. van Hoey Smit te Rotterdam
* 1865 t/m 1867, 1874, 1877,
1878, 1880 t/m 1883,
1885 t/m 1888, 1890 t/m 1895 geen vermelding van schip en reder
Bouma025 vermeldt A.P.Achenbach als gezagvoerder gedurende:
* 1851 t/m 1855 van het fregat (als bark getuigd) “Johanna Cornelia”, gebouwd in 1828 te Rotterdam, 384 ton o.m., varend voor C.A.Vlierboom te Rotterdam;
* 1857 van het 3/mschip “Doggersbank”, gebouwd in 1840 te Rotterdam, 695 ton o.m., varend voor C.Vlierboom & Zn te Rotterdam;
* 1863 t/m 1865 van het ijzeren schroefstoomschip “Bordeaux”, gebouwd in 1851 te Glasgow, 516 ton o.m., varend voor J.P.van Hoeij Smith te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Het fregat “Johanna Cornelia” onder kapitein A.P.Achenbach vertrok begin oktober 1851 vanuit Rotterdam en voer via Kaap Hoorn naar Valparaiso. Geen aankomstdatum bekend. Het schip arriveerde op 16 augustus 1852 wederom te Hellevoetsluis komend van Akyab en de terugreis is dus langs Kaap de Goede Hoop gegaan.121
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt C.Schultz als gezagvoerder gedurende:
- * 1858 t/m 1861 van de brik “Jacoba” ex Wupper. gebouwd in 1842 te Hull, 202 ton o.m., varend voor J.P.van Hoeij Smith te Rotterdam;
- * 1862 t/m 1865 van het ijzeren schroefstoomschip “Seine” ex Cesare, gebouwd in 1850, bouwplaats niet vermeld, 273 ton o.m., varend voor J.P. van Hoeij Smith te Rotterdam;
- * 1866 t/m 1872 van het ijzeren schroefstoomschip “Bordeaux”, gebouwd in 1851 te Glasgow, 516 ton o.m., varend voor J.P.van Hoeij Smith te Rotterdam;
- * 1872 t/m 1875 op hetzelfde schip maar nu varend voor Smith & Co te Rotterdam. Op Isle de Dieu gestrand en wrak.
Overige bijzonderheden
Op 27 december 1875 tijdens dikke mist strandde op het Isle de Dieu het ss “Bordeaux”. Het sloeg wrak, de bemanning werd gered. Het schip was onderweg van Rotterdam naar Bordeaux
Het ss. “Bordeaux” werd gebouwd op 1851 bij Reid & Co te Glasgow en mat 516 Brt. Het voer voor James Smith & Zoonen te Rotterdam 072.
In 1868 deed de Raad van Tucht de eerste uitspraak met betrekking tot een stoomschip en wel de “Bordeaux”, varend onder directie van I.P.van Hoeij Smith te Rotterdam.
“Kapitein Carl Schutz had bootsman F.Grümberg voor zes reizen aangemonsterd. Toen de ‘Bordeaux’ ten anker lag op de rede van St.Nazaire en stuurman H.Neubauwer met de bootsman op het voorschip stonden met de bedoeling het anker te hieuwen, ontstond daar een verschil van mening. Dit ontaardde in een woest gevecht tussen de beide mannen, waarbij de bootsman rake klappen opliep. De kapitein bevorderde de twist door manschappen die de bootsman uit eigener beweging wilden ontzetten, dit te verbieden … “ In het vervolg van de twist geraakte de bootsman in razernij en viel de kapitein aan. De volgende dag werd hij op verzoek van de kapitein door de politie ter plaatse van boord gehaald. Hem werd echter geweigerd zich behoorlijk te kleden. “Op klompen, zonder geld en met ‘achterlating zijner plunje’ verdween de bootsman lopende tussen de beide agenten in de donkere nacht. In de vroege morgen werd alsnog het anker gelicht en vertrok de ‘Bordeaux’ naar de thuishaven Rotterdam.”
De Tuchtraad oordeelde negatief over het gedrag van de kapitein. Hij was verplicht te waken voor willekeurige mishandelingen. Voorts had de bootsman zich wel schuldig gemaakt aan dienstweigering en verregaande brutaliteit, maar de inmenging van de Franse politie was wellicht niet nodig geweest als de kapitein andere passende maatregelen had getroffen.
Hem werd voor vier maandende bevoegdheid ontnomen om als kapitein dienst te doen op een Nederlands schip. Later bleek dat hij zich van deze uitspraak niets had aangetrokken. Een kapitein die de uitspraak van de Tuchtraad negeerde kon met een geldboete en zelfs gevangenisstraf worden bestraft. “De gezagvoerder van het stoomschip “Bordeaux” die zich niets had aangetrokken van de door hem door de Raad opgelegde schorsing van vier maanden wegens verzuim van de hem door de Raad opgelegde verplichting om voor een goede orde aan boord van zijn bodem te waken, werd door de strafrechter tot een boete van driehonderd gulden veroordeeld. … Ongeveer het jaarsalaris van een matroos.” 104
|