zie ook bijKempes Driwes
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
“Constantia” (zie hierna)
Overige bijzonderheden
Rotterdamsche Courant 10 november 1814114
Amsterdam, den 8 November.
Van Kroonstad wordt van den 5 October gemeld dat het Hollandsche schip CONSTANTIA, kaptein D.K. van der Laag, van Petersburg naar Amsterdam moetende, den 28 September bij Braken Eiland op een blinde klip geraakt was waarop het twee en een halve dag gezeten had. Doch na de helft van de lading overboord geworpen te hebben, met verlies van twee ankers en touwen, vlot geworden was. Helzelve was in de haven op de grond gezet en werd door pompen lens gehouden. De kaptein dacht dat het overige der lading onbeschadigd zou zijn.
Rotterdamsche Courant 18 maart 1815114
Amsterdam, 16 maart. Lijst der schepen welke te Croonstadt overwinterd te hebben: CONSTANTIA, D. van der Laag. (opm: sterk bekort; verder overwegend Amerikaanse en twee Engelse schepen)
Rotterdamsche Courant 24 augustus 1815114
Advertentie J. Salm, J.E. Lublink en P. Bel Jr, makelaars, zullen, ten overstaan van een daartoe bevoegd beambte, op maandag de 28e augustus 1815 des avonds ten zes uren te Amsterdam in het Nieuwezijds-Heeren-Logement, op de Haarlemmerdijk, verkopen een extra ordinair, welbezeild Brikschip, genaamd CONSTANTIA, gevoerd door kapt. Drewes Kempes van der Laag, lang over steven 92 voet, wijd, binnen zijn huid, 23¼ voet, hol, in het ruim, 11½ voet, het verdek hoog aan boord 4½ voet, alles Amsterdamse maat. Breder bij inventaris omschreven. Nadere onderrichting te bekomen bij de voornoemde makelaars.
In het Archief van de Amsterdamsche Waterschout11a zijn monsterrollen op naam van Drewes Kempes van der Laag op de:
“Maria”, dd 05 juni 1809 (Pruisische vlag);
Koopt in 1812 te IJlst, bij notaris W.T. van der Ley, het schip genaamd "de Vijf Zusters", koopsom fl. 1150 van Pieter Uiltjes van der Veer, beurtschipper te IJlst.
Voer 13 okt. 1815 als matroos op het fregat "Juliana" met bestemming Havana. voor een maand gage van 20 gulden.
Woonde mei 1815 op zijn schip Maria.
Opmerkingen van Tineke Borsch te Hollum, 27 maart 2011
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
“Johanna”
Overige bijzonderheden
Rotterdamsche Courant 22 februari 1816114
Amsterdam, 20 februari. Den 5 februari is in de Cove van Cork binnengelopen het schip JOHANNA, kapt. A.D. van der Laag, van Amsterdam naar Rio de Janeiro, had in de Spaanse Zee (opm: Golf van Biscaye) een zware storm doorgestaan, waarop de equipagie, vrezende dat het schip daardoor lek mogt zijn geworden, de kaptein genoodzaakt heeft ene haven te zoeken.
Het Archief van de Amsterdamse Waterschout11a bevat monsterrollen op naam van kapitein Andries Drewes van der Laag op de:
“Johanna”, dd 04 december 1815.
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Zie hierna
Overige bijzonderheden
In: “Des Hemels Zegen. Scheepsbrieven van Murk Lelsz, 1803-1819” door Dorine Verheyden-Lels en Tineke de Bruyn-Lelsz, uitgegeven door de Stichting Lelsz-Lels bij Hollaers van Elkerzee BV., 2004, 79 pp
wordt geciteerd (p.20/21) uit een Journaal van “De Snelle Lastdrager” onder kapitein Murm Lels “zeilende van Amsterdam naar Batavia, uitgezeild den 19e Sept. 1802 samen met het schip van kapitein Cas J.Schots, De Johan.”. Op 04 November 1802, tussen Bonnavesta en Trindade “Begroeten Kapitein Schots met De Johan.”
Rotterdamsche Courant 15 april 1817
Advertentie. J.H. de Witt, R. Hoyman, J. Salm, J. van Ouwerkerk de Vries, T. van Olivier, P. Bel Jr. en J. Corver, makelaars, zullen op maandag den 21 april 1817, des avonds ten 6 uren, te Amsterdam, in het Nieuwezijds Heeren-Logement, verkopen: een extraordinair welbezeild Brikschip, genaamd JOHANNA, gevoerd door kaptein C.J. Schots, lang 92 voet, wijd 23 en 1 half voet, hol 11 en 1 half voet, het verdek 4 en 1 half voet, alles Amsterdamse maat; breder bij de inventaris, en berigt bij de makelaars.
Datum vanaf: |
1817 |
Kapitein: |
Schots, Cas J. |
Overige informatie: |
* Ameland circa 1748, † Ameland 03.08.1828. |
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
“Spitsbergen”
Overige bijzonderheden
Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”
Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp
p.101 The First compagny in Harlingen to fit out ships for whaling was the firm Barend Visser & Sons. This firm haqd been active in the whale fishery from as early as around 1760” “
In 1822 werd de brik Spitsbergen gekocht.
“The first two voyages to the Davis Strait – 1822 under master Willem Rab and in 1823 under Ymke Jansz Ruygh of the Frisian island of Terschelling – were not unsuccessful. But these espeditions were not succesfull enough to make the revenues cover the expenses. …
Provinciale Groninger Courant 19 april 1822114
Harlingen, 13 april. Heden zeilde uit deze haven het brikschip SPITSBERGEN, kommandeur (opm: kapitein) Willem Rab, uitgerust door de heren Barend Visser en Zoon en verdere reders alhier, ter walvisvangst naar Groenland.
Het is nu 50 à 60 jaren geleden, dat er dergelijke expeditiën van deze plaats geschied zijn, en dus was dezelve weder geheel nieuw. Ondernemingen van deze aard, zijn voor de algemene welvaart, en inzonderheid voor de plaats alwaar de uitrusting geschiedt, van een zo groot belang, dat alle wensen zich voor een gelukkige vangst en terugkomst verenigen, opdat de ondernemers genoegen en voordeel van hun werk oogsten, en anderen daarin een prikkel vinden mogen, tot meerdere uitbreiding dezer aloude tak van nationale nijverheid. (opm: zie RC 140721)
Rotterdamsche Courant 23 april 1822114
Amsterdam, 20 april. Kapt. W.D. Kleininga, den 15 in het Vlie binnengekomen, rapporteert, dat hij den 8 april laatstleden, in goede staat bij Bevesier (opm: Beachy Head) gepraaid heeft een brik, voerende een blaauwe vlag met Nr. 37; uitgezeild is (opm: ondermeer) W. Rab, SPITSBERGEN, naar Groenland.
Leeuwarder Courant 23 april 1822114
Harlingen. ….
…..Den 13 dito uitgezeild het brikschip SPITSBERGEN, kommandeur Willem Rab, ledig naar Groenland; de kofschepen EENDRACHT, kapt, K.M. de Jonge, VRIENDSCHAP, kapt. G.H. Haverbult; de smakschepen GESINA CHARLOTTA, kapt. G. van Veen, CASTOR, kapt. S.H. Hooghout, HILLEGINA, kapt. H. Kleeve, de VROUW MARTHA, kapt. Dirk Clazen de Groot, de VIJF GEZUSTERS, kapt. P.E. de Jonge, alle met ballast op avontuur; het sloepschip SWIFT, kapt. Wm. Barfield, ATALANTE, kapt. James Byrne, beide met boter naar Londen. ….
Leeuwarder Courant 27 september 1822114
Harlingen.
….Den 20 dito binnen gekomen het tjalkschip de VROUW FENNEGINA, kapt. A.C. Ruiten; het smakschip ZEELUST, kapt. P.E. Boer, beide met hout van Noorwegen; het smakschip VRIENDSCHAP, kapt. Christiaan F. Paaij, met teer van Christiaanstadt; het brikschip SPITSBERGEN, kapt. Willem Rab, met walrus spek, tanden en huiden van Groenland…..
Datum vanaf: |
1822 |
Kapitein: |
Rab, Willem |
Overige informatie: |
0 |
Familiegegevens en opleiding
Iemke Jans Ruige ook genaamd Ruyge, commandeur, geboren te Hoorn (Terschelling) gedoopt op zondag 21 november 1758 aldaar met getuige de grootmoeder, verdronken op vrijdag 21 oktober 1825 te Huisduinen (NH), 62 jaar oud, zoon van Jan Iemkes Ruyge en Trijntje Zijbrands.
Iemke is getrouwd op zaterdag 19 augustus 1786 te Sloterdijk (NH), op 23-jarige leeftijd met Trijntje Cornelis Sorgdrager (20 jaar oud), geboren op vrijdag 17 januari 1766 op Terschelling, gedoopt op zondag 19 januari 1766 te Midsland (Terschelling) met de getuigen de vader en de grootmoeder (doopgetuigen waren Cornelis Gerrits Sorgdrager en Baukje Hilles), overleden op vrijdag 10 oktober 1824, 58 jaar oud, dochter van Cornelis Gerrits Sorgdrager en Antje Cornelis. Trijntje had een buitenechtelijke relatie met Joucke Jans Vlieger, geboren rond 1760(?)
Ontleend aan gegevens van C.J.Stada te Kropswolde, januari 2000
Emke Jansz Ruige was in 1825 gezagvoerder van de "Walvis- en Straat Davis-vaarder" het pinkschip de "Willem de Eerste". Het schip strandde "op zijn thuisreis ter hoogte van Huisduinen in de nacht van 21 op 22 oktober 1825 in een vliegende storm (en werd) totaal verbrijzeld." De kapitein en 11 bemanningsleden kwamen om het leven010-p.36.
De schepen van de kapitein
Zie hierna
Overige bijzonderheden
De "Willem de Eerste" was in 1825 een "met 46 koppen bemand pinkschip, groot 365 ton en eigendom van de "Nederlandsche Groenland en Straat Davis Sociëteit" te Harlingen, (Directeur P.Rodenhuis) ...". Het schip "telde in 1825 onder haar opvarenden twintig Terschellinger zeelieden, onder wie de zeven en zestigjarige commandant Emke Jansz Ruig en zijn drie zoons Jan, Cornelis en Gerrit." De "Willem de Eerste" was in 1823 gebouwd op de Harlinger werf "Alta", (in 1967 de werf "Welgelegen"). Het schip vertrok in april 1825 voor zijn derde reis onder kapitein Ruig naar de vangstgebieden rond Groenland en Straat Davis. Op twintig september werd de terugreis aanvaard en zonder moeilijkheden kwam men op 19 oktober voor het Texelse Gat. "De volgende dag werd de loods aan boord genomen, maar voormiddags te ongeveer half elf, halverwege het binnenzeilen van genoemd zeegat, schoot de wind plotseling naar het noorden; het getij verliep en men moest dientengevolge noodgedwongen besluiten te ankeren tussen de tweede en derde ton van het Schulpengat. Een plotseling opkomende bui uit het noordwesten, aanwakkerend tot orkaankracht was het begin van de ramp die zich in de komende uren zou voltrekken; het breken van de ankertouwen met de daaropvolgende onvermijdelijke stranding en als slotfase het totaal verbrijzelen van deze walvisvaarder door de woeste zee op de Nederlandse kust ter hoogte van Huisduinen. Het volledige trieste verhaal van dit vreselijk gebeuren werd destijds vastgelegd in een scheepsverklaring, die zeventien overlevenden aflegden ten overstaan van notaris Sjoerd Simons Wijma te Harlingen."
Daarna volgt de integrale tekst van het notariële stuk gedateerd 29 oktober 1825.
Emke Jansz Ruig was de zoon van Jan Imkesz Ruyge overleden op 12 juli 1763 en gehuwd met Trijntje Sybrants, gedoopt 20 november 1735 en overleden 22 juni 1813 te Terschelling. Trijntje Sybrants huwde voor de tweede maal met Jan Dirksz Koen.
Emke Jansz Ruig werd geboren in 1758 en overleed 21 oktober 1825 voor Huisduinen. Hij werd begraven te Huisduinen. Hij was in 1786 gehuwd met Trijntje Cornelis Zorgdrager, geboren 17 januari 1766 en overleden 10 oktober 1824. Uit het huwelijk werd 7 kinderen geboren, waaronde de meede-omgekomen zeelieden Jan (1787-1825), Cornelis (1790-1825) en Gerrit (1805-1825). Deze drie omgekomen zonen werden eveneens te Huisduinen begraven.
Uit: Ondergang van een walvisvaarder in 1825. Ongeluksreis voor Terschelling. Anoniem in "Cornelis Douwes". Orgaan van de Vereniging van Oud-leerlingen der Zeevaartschool Terschelling nr.20. December 1967. pp.389-392.
“Op 20 october 1825 verongelukte, even bezuiden de vuurtoren van Huisduinen, de Groenland- en Straat Davisvaarder WILLEM DEN EERSTE. De Commandeur was Ymke Jan Ruygh van Terschelling. Van de 61 opvarenden brachten slechts 15 er het levend af. Het ooggetuigenverslag van deze ramp, op schrift gesteld door Notaris Albarda te Harlingen, geeft een zeer duidelijk beeld van de scheepsramp in het begin der 19e eeuw. Een samenvatting van de sober gestelde scheepsverklaring laten wij hier volgen:
De Groenlandvaarder WILLEM DEN EERSTE had de gehele zomer van 1825 in Straat Davis op walvissen gejaagd en keerde op 21 september 1825 terug. Op 19 october kwam hij voor het zeegat van Texel en tegen tien uur s’avonds zag de uit 61 koppen bestaande bemanning het eerste vuur van de Hollandse kust. Dit bleek Kijkduin te zijn, het vuurbaken bij Huisduinen. s’Nachts zeilden zij door en met dagworden werd een loodsschuit verkend en een loods overgenomen. De wind was w.n.w., het weer buiig. Tegen half elf voeren zij het Schulpengat binnen. De wind schoot plotseling naar het noorden zodat er niet meer gezeild kon worden. Het tij verliep en er zat niets anders op, dan te ankeren tussen de 2e en 3e ton van buiten af. s’Middags wakkerde de wind meer en meer aan; veiligheidshalve liet men het tweede anker vallen.
s’Middags drie uur liep de wind met een bui terug naar het noordwesten en de hoop werd levendig, dat ’t nog zou lukken terug naar het noordwesten binnen te zeilen. Maar de wind ruimde weer naar het noorden en nam tot orkaankracht toe. De vrees, dat de ankertrossen niet bestand zouden zijn tegen de hevige rukken, bleek gegrond te zijn.
Acht uur s’avonds was de WILLEM DE EERSTE een hulpeloze prooi van de storm; de fok en het voorstengestagzeil werden bijgezet om hiermee voor de wind op het strand te kunnen lopen; de enige kans voor de bemanning om er het leven af te brengen.
Zwaar stotend kwam de WILLEM DE EERSTE over de buitenste bank, maar daarna kwam het schip dwars op het strand te zitten. Het was toen 9 uur s’avonds. Het wrak stootte toen zwaar en de bemanning begreep, dat zij bij het aanhouden van de storm en het opkomen van de vloed in groot gevaar zouden kommen te verkeren. Het was lichte maan en zij hoopten dus van de wal af gezien te worden; met een in de bezaansmast gehesen lantaarn werden noodseinen gegeven. Een der sloepen werd overboord gezet en tien schepelingen sprongen er in. Nauwelijks van het schip af, werd het schip door een stortzee over de sloep gesmeten en de bemanning raakte te water. Slechts drie man konden worden gered. Nu trachte men een tweede sloep met een tros naar het land te laten drijven, maar deze manouver mislukte. Er was n.l. geen volk op het strand. Tegen elf beraadslaagde de nog aan boord zijnde equipage op het achterschip hoe zij zich nog uit de levensgevaarlijke toestand, waarin zij zich bevonden, konden redden. Het roer was reeds weg en het achterschip begon te breken. De commandeur, die zeer bedaard was, zei de bemanning dat er niets meer te doen was en ieder zich zelf moest zien te redden. Hij wilde op het achterschip blijven en men hoorde, dat hij afscheid nam van zijn zoons. De bemanning trachtte op het voordek te komen, maar dit bleek niet meer voor allen mogelijk te zijn. Enkele opvarenden sloegen overboord of in het ruim, anderen redden zich in de grote mast.
Deze brak af en drie man dreven ermee naar het strand. Slechts één man bracht er het leven af. Deze, Jan Diedrich Ehlers, onder-timmerman, liep toen naar de vuurtoren teneinde hulp te vragen voor de schipbreukelingen, wiens angstkreten hij kon horen. De helft van de equipage zag nog kans het voorschip te bereiken, nauwelijks waren zij er af of het achterschip sloeg tot het grote luik weg en de fokkemast ging, met enkele schepelingen, overboord. Nu begon het voorschip uit elkaar te slaan, om middernacht was het geheel aan stukken en de overlevenden, wier aantal voortdurend afnam, hielden zich met de grootste moeite aan stukken van de vleet vast …
s’Morgens vier uur zagen zij aan het strand mensen met lantaarns; deze liepen de zee in en wierpen de schipbreukelingen touwen toe. Men zag kans deze aan de kluiverpen vast te maken, die nog aan de boegspriet en een stuk van het voorschip vastlag en nu konden de redders de uitgeputte overlevenden, zij het ook met groot levensgevaar voor de redders, in veiligheid worden gebracht.
46 man verloren bij deze ramp het leven. De reddingboot stond in de duinen op de wagen gereed, mar had tengevolge van het hoge water de strandingsplaats niet kunnen bereiken.”
Uit archiefstuk van Loek Deugd, gedateerd 01-05-1987 dat ik verkreeg via de heer R.K.Mast te Delfzijl dd november 2004. De heer Deugd is lid van de groep Wraksys te Den Helder, die gegevens verzameld over reddingen in en om het Marsdiepzie ook 094
Via dezelfde weg verkreeg ik een archiefstuk van Hille van Dieren te Terschelling dd 01 deccember 1997, vermoedelijki bestemd voor een publicatie in “Cornelis Douwes’, het tijdschrift van oudleerlingen van de Hogere Zeevaartschool te Terschelling. Ook van Dieren maakt deel uit van de groep Wraksys te Den Helder.
Van Dieren geeft eveneens een verslag van de “Ongeluksreis voor Terschelling”, een ongeluksreis, omdat er zich onder de bemanningsleden nogal wat Terschellingers bevonden. Hij vermeldt een notarieel opgestelde scheepsverklaring, net als door Deugd (zie hiervoor), maar nu opgesteld door Sjoerd Simons Wijma te Harlingen op grond van het verslag van 16 getuigen. Dit verslag vertoont grote overeenkomst met het hiervoor vermelde en wordt door mij niet overgenomen.
Van Sluijs013 heeft de volgende bijzonderheden bij de beschrijving van de “Willem de Eerste”:
Walvisvaarder, 2deks pinkschip, varend voor de Ned. Groenland en Straat Davis Societeit te Harlingen. Commandeur Ymke Jan Ruygh, verongelukt bij Texel, van de 61 opvarenden 15 man gered. (zie De Reddingsboot nr. 54, Kerstnummer 1842 en de Amsterdamsche Courant 24 oktober 1825).
Amsterdamsche Courant 07 november 1825: Van de 46 man equipage zijn slechts 17 gered en 29 man plus de loods zijn verdronken. Onder de slachtoffers zijn de commandeur met zijn 3 zoons, alsmede de stuurman. Ook de lijst der overigen, zie dezelfde courant.
Amsterdamsche Courant 24 oktober 1825: “Scheeps-tijding. Het schip Willem den 1, Commandeur Y.J.Ruyge, van Straat Davis, den 20sten October in het gat genaderd, is sedert in de nabijheid van de Kleine Keeten, gestrand en totaal verbrijzeld: - De Commandeur, benevens de Loods en een groot gedeelte der equipagie, is daarbij verongelukt.”
Geen vermelding in Bouma025.
Van januari tot april 1789 voer Jan Cornelis Groendijk als kajuitwachter (f 12,- per maand) met het schip 'Asia' van Ymke Jansz Ruige naar Groenland of Straat Davis.
Gegevens van Auwert Dijkstra te Schiermonnikoog (april 2009). Zijn vrouw is een Groendijk en stamt van Terschelling
Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”
Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp
p.101 The First compagny in Harlingen to fit out ships for whaling was the firm Barend Visser & Sons. This firm haqd been active in the whale fishery from as early as around 1760” “
In 1822 werd de brik Spitsbergen gekocht.
“The first two voyages to the Davis Strait – 1822 under master Willem Rab and in 1823 under Ymke Jansz Ruygh of the Frisian island of Terschelling – were not unsuccessful. But these espeditions were not succesfull enough to make the revenues cover the expenses. …
p104 e.v. Op 01 januari 1825 werd voor een periode van 10 jaar te Harlingen de Groenlandse en Straatdavidse Visscherij Socviëteit opgericht met Pieter Rodenhuis als president directeur. Het eerste schip was de pink “Willem de Eerste”, gebouwd in 1822-1823 door Johan Alta te Harlingen “and, for obvious reasons, was named after the King who was supportive to the industry”. De commandaant was Ymke Jansz Ruygh, die eerder het commando voerde over de “Spitsbergen”.
“During his stay on the hunting grounds in the Davis Strait, Ruygh filled his ship with an unimpressive 40 kwartelen (about 9300 litres) of seal blubber and three barrels of blubber from a dead whale they had found floating”
Op de terugreis verging het schip voor de Nederlandse kust waarvan het relaas hiervoor uit andere bronnen is vermeld. “The directors of the company organised a fair to raise money for the survivors. The material damage – the loss of the ship – was covered by the insurance company.”
p.312 In een monsterrol te Amsterdam dd 23 februari 1821 van de pink “Groenland” onder kapitein Frans Oom wordt vermeld als “1st mate”(stuurman) Imke J.Ruijge, 57 jaar van Terschelling met een maandgage van f 90,-.
p.313 Idem dd 23 februari 1822, weer met een gage van f 90,-
Familiegegevens en opleiding
Jan Cornelis Groendijk werd geboren op 06 oktober 1775 te Hoorn, Terschelling.
Hij trouwde op 05 februari 1804 te Hoorn met Grietje Gossens Smit, gedoopt op 20 mei 1781 te Hoorn en overleden 15 september 1846. Het echtpaar kreeg 5 kinderen: Cornelis, Neeke, Cornelis, Gossen en Trijntje.
Jan woonde van 1812-1830 in Formerum 77 toen Oost 85.
Jan overleed op 10 september 1846
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt J.C.Groendijk als gezagvoerder gedurende:
* 1826 t/m 1827 van de pink “Willem I”, geen vermelding van bouwgegevens, thuishaven en eigenaar. ( maar is: varend voor de Groenland en Straat Davis Visserij te Harlingen.)
Het schip is 1 keer te Harlingen geregistreerd komend van Straat Davis. Het is in 1827 verongelukt in Groenland.
Overige bijzonderheden
Jan Cornelisz. Groendijk, gezagvoerder
gedoopt op zondag 8 oktober 1775 te Hoorn
overleden op donderdag 10 september 1846 te Formerum
70 jaar, 11 maanden en 2 dagen
beroepen: landbouwer, commandeur, schieman, stuurman, kok, kajuitwachter
woonplaats: Formerum
Van januari tot april 1789 voer Jan Cornelis Groendijk als kajuitwachter voor fl 12,-
per maand op het schip "ASIA " van zijn oom Ymke Jansz Ruige naar Groenland of
Straat Davis. In 1816 voer hij op "t HERSTELDE NEDERLAND "' van Gerrit Siebes Rotgans
als kok voor fl 26,- per maand naar Koningsbergen en Memel (Rivier in 't zuiden van
Litouwen). In 1817 idem 2x als stuurman naar Memel resp. Koningsbergen voor fl
37,-. In 1817 tevens als stuurman bij Pieter F. Zijlstra naar de Oostzee en in 1819
nog op kofschip "MINERVA " van schipper Cornelis C. Bos naar Riga en Dantzig voor fl
32,- (Monsterrollen 513-13).
Daarna beginnen er enkele reizen op de walvisvaart. In 1822 als schieman met
Pinkschip"GROENLAND "' van Commandeur Frans Oom naar Straat Davis. Zie ook
Cornelis Jans Groendijk (geboren 30 juni 1771). Op 21 februari 1825 werd een
nieuwe zeebrief verstrekt voor brikschip de "SPITSBERGEN ", aangevraagd door de
Nederlandsche Groenlands en Straat Davids Visscherij Sociëteit, Harlingen, voor
J.C. Groendijk als kapitein en op 7 maart uitgezeild uit het Vlie. (MarHisData.nl) Op
15 april 1825 is Jan Cornelis Groendijk als commandeur op het brikschip
"SPITSBERGEN " naar Groenland vertrokken (De Jong, 1978). Op 27 okt. 1826 komt het
Pinkschip "WILLEM DEN EERSTEN " schoon (=leeg) terug uit Straat Davis. Op 27 maart
1827 vaart het Pinkschip met als Commandeur Jan Cornelis Groendijk weer uit,
maar op 27 mei 1827 verongelukt het bij Groenland, "Het volk is geborgen"(= gered)
door Douwe Jansz Cupido van de 'Maasstroom' (It Beaken, 1983: 16). Jan woonde
van 1812 - 1830 Formerum 77 (nu kampeerhuis 'Vesta', Sml 1985(2): 83 & SmL
2006(2):70), toen Oost 85. In 1831 ondertekende hij een schuldbekentenis voor
enige percelen land gekocht voor fl 130,- van de BUUL. Hiervoor moest hij jaarlijks fl
6,50 rente betalen aan de BUUL totdat alle schulden waren afbetaald (De BUUL,1987:83 )
Gegevens uit: "De familienaam Groendijk van Terschelling"
Auteur : R. Groendijk, Bennekom.
Van Sluijs013 vermeldt bij de “Willem de Eerste”, walvisvaarder, het volgende:
“Het schip Willem de Eerste, comm J.C.Groendijk, uitgerust door de Ned. Groenl. en Straat Davis Visscherij Sociëteit te Harlingen, is 27 Mrt 1827 uit ’t Vlie gezeild en is 27 Mei in Groenland verongelukt, de equipage is door den Rotterdamschen Commandeur D.J.Cupido opgenomen en vervolgens overgezet op verscheidene schepen (Bremer en Hamburger) alsmede op het schip van comm. J.C.Adriaan (Nederland), die de commandeur J.C. (of J.J.) Groendijk en 14 man in Texel heeft aangebracht. 24 Sept. voor 98% schade uitgekeerd. Brief Ds.W.A.Poort ag no 16340 (is dit een code uit het NSM?)
Zie ook bij J.Abes
Ontleend aan: “Trying-0ut. An Anatomy of Dutch Whaling and Sealing in de Nineteenth Century, 1815-1885”
Joost C.A.Schokkenbroek, Aksant, Amsterdam, 2008, 366 pp
p.108 Op 01 januari 1825 werd voor een periode van 10 jaar te Harlingen de Groenlandse en Straatdavidse Visscherij Socviëteit opgericht met Pieter Rodenhuis als president directeur.
Het derde schip van deze maatschappij was de “Willem de Eerste II”. “This second whaleship to bear the King’s name returned “clean” from the Davis Strait to the home port on 27 Ocober under command of Jan Cornelisz Groendijk. In other words, no whales or seals had been caught
“The 1827 season again brought misfortune to the company. Willem de Eerste(II) left the harbour of Harlingen 0n 27 March 1827 ubder the command of Jan Cornelisz Groendijk. …Exactly two months later, while on the Greenland whaling grounds, the vessel was damaged and had to be abandoned. Douwe Jansz Cupido, whaling captain fom Rotterdam, came tot the secue of the crew and took them all on board his ship Maasstroom. Later, some crew were transferred to whaleships sailing under the flags of Bremen and Hamburg. J.J.Adriaan, Captain of Nederland brought Groendijk and 14 men back to their home port
Datum vanaf: |
1825 |
Kapitein: |
Groendijk, Jan Cornelis |
Overige informatie: |
* Terschelling 06.10.1775, † Terschelling.10.09.1846. |
OOK HENDRIK
Familiegegevens en opleiding
Hinrich Rickmers was afkomstig van het Duitse eiland Föhr. Hij had een zoon Hinrich Braeren Rickmers, die kapitein werd op de walvisvaarder “Dirkje Adema”. Zie aldaar
De schepen van de kapitein
Bouma025 vermeldt H.Rickmers als gezagvoerder gedurende:
* 1830 t/m 1840 van de brik “`Spitsbergen”, gebouwd in 1829 te Harlingen, 250 ton o.m., geen vermelding van eigenaar en thuishaven. (maar is: varend voor de Groenland en Straat Davis Visserij te Harlingen en voor Barend Visser & Zn te Harlingen)
Overige bijzonderheden
Van der Wal en Fopma (Harlingen weerspiegeld, Harlingen, 1998.) noemen de "Spitsbergen" als tweede schip van de Nederlandsche Groenlands- en Straat Davis Visserij-Sociëteit. Samen met het derde schip "Dirkje Adema" van deze Maatschappij zou de "Spitsbergen" meer succesvol in de walvisjacht zijn geweest dan het eerste schip de "Harlingen", die in 1825 verloren ging in het pakijs van Straat Davis (zie bij J.Hoekstra).
Op 10 maart 1829 werd Jan Hendrik Breukemeijer vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart geplaatst op de "Spitsbergen" onder kapitein H.Rickener (sic) voor een reis naar Harlingen vanuit Harlingen010(532-1542).
Op 01 januari 1825 werd voor een periode van 10 jaar te Harlingen de Groenlandse en Straatdavidse Visscherij Socviëteit opgericht met Pieter Rodenhuis als president directeur.
p.107 e.v. Op 01 januari 1825 werd voor een periode van 10 jaar te Harlingen de Groenlandse en Straatdavidse Visscherij Socviëteit opgericht met Pieter Rodenhuis als president directeur.
Het tweede schip van deze maatschappij was de “Spitsbergen” onde kapitein Hendrik/Hinrich Rickmers. Deze kwam van Föhr
“Rickmers saild his ship into Harlingen harbour on 26 July (1826), with a greasy cargo of 3124 seals
p.110 “Later that year, on 31 October (1827), Spitsbergen was sold at auction. During this public sale at the home of Hendrik Winter, proprietor of the Heerren Logement in Harlingen, several parties showed keen interest in this vessel … and … was eventually purchased by merchant Tjerk Pieters Metzelaar for f 745,-. The Directors of the Sociëteit commissioned the construction of another Spitsbergen.”
p.111 “In 1829, both Nederland under command of Klaas Hoekstra and the newly-built Spitsbergen (II) sailed for Spitsbergen. Catches were disappointing, as the first vessel returned empty. Klaas Hoekstra was again assigned master of Nederland in 1830 and remained in command until the discontinuation of the Sociéteit (1834)
Spitsbergen (II) made its voyage to the Arctic under command of Captain Hendrik Rickmers, who maintained command over vessel and crew until 1841. This German whaling master from the island of Föhr kept journals of all the voyages he made between 1830 and 1840. …”
De auteur vermeldt in detail de reizen van Rickmer and zijn vangsten. Hier niet verder vermeld en verwezen naar originele publicatie van Schokkenbroek.
Na opheffing van de Sociëteit werden de Nederland en de Spitsbergen (II) in 1834 verkocht aan de firma Barend Visser & Zn te Harlingen.
p.124 e.v. In 1835 werd te Harlingen een nieuwe maatschappij gevestigd, zonder een specifieke naam maar gevoerd door de rederij Barend Visser en Zoon. Zij kochten de “Spitsbergen II” en de “Nederland”, die werd herdoopt in “Dirkje Adema”, vernoemd naar de eerste vrouw van Dirk Cornelis Zijlstra, een vermogend Harlinger. De nieuwe maatschappij was een privé onderneming zonder aandeelhouders
De “Spitsbergen II” kwam onder het commando van Hendrik Rickmers, die een hele reeks van tochten naar het Arctische gebied ondernam. Hij schreef zijn belevenissen in geschriften, die thans berusten in het Friesenmuseum in Wyk op Föhr en waaruit Schokkenbroek uitgebreid citeert. Ook wordt geput uit berichten in de Leeuwarder Courant.Zie daarvoor Schokkenbroek vanaf p. 125.
p.130 “In 1841, Captain Hinrich Braren Rickmers was succeeded by Otto Mehlen, who left Harlingen harbour on 9 March on board Dirkje Adema , in company with the Spitsbergen (II), which was under the newly appointed Captain Johan Both, who in turn had succeeded Hendrick Rickmers.
p.205 e.v. Gedataileerde beschrijvingen van de tochten met de “Spitsbergen II” in de periode 1830-1840.
Rotterdamsche Courant 22 juli 1837114
Rotterdam, 21 juli. Commandeur (opm: kapitein) H. Ponselius, van de Groenlandse walvisvangst te Brake binnen, rapporteert, in de maand mei gepraaid te hebben de Harlinger walvisvanger SPITSBERGEN, commandeur H. Rickmers, hebbende als toen één vis gevangen.
Rotterdamsche Courant 10 augustus 1837114
Rotterdam, 8 augustus. In het Vlie is binnen H. Rickmers, van Groenland met een vis (opm: walvis) en 56 robben of 42 quarterdelen spek.
Leeuwarder Courant 15 augustus 1837114
Harlingen. Binnengekomen: …..
…..Den 11 dito het kofschip AUGUSTA CATHINKA, kapt. L.J. Dreijer, van Dantzig, het schonerschip SARAH & HELEN, kapt. J. Atkins, van Newcastle, het barkschip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers, van de Groenlandsche Visscher…..
Leeuwarder Courant 27 maart 1838114
Harlingen. Binnengekomen: …..
…..Den 23 dito de kofschepen VRIENDSCHAP, kapt. K.J. Klazen, naar …… (opm: open gelaten), GEZIENA JOHANNA, kapt. H.W. Lukema, de HOUTHANDEL, kapt. D.K. de Grooth, beide naar Noorwegen, JAN FREERK, kapt. G.H. Smit, naar Schotland, de VROUW ANTJE, kapt. K.D. de Grooth, de JONGE DERK, kapt. H.E. Vos, ELIZABETH MARIA, kapt. J.A. Keun, CONCORDIA, kapt. H.B. Drok, IJPEUS, kapt. H. de Weerd, jr, en het smakschip AMELIA, kapt. H.H. Naatje, alle zes naar Noorwegen; het barkschip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers, naar Groenland…..
Zeepost 29 maart 1838 – 40114
Het schip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers, is den 27 maart uit het Vlie naar Groenland gezeild.
Leeuwarder Courant 17 juli 1838114
De commandeur (opm: kapitein) van een den 23 juni van het ijs vertrokken en den 9 juli te Glückstadt (opm: plaats aan de Elbe) aangekomen Groenlandvaarder, rapporteert, dat bij zijn vertrek de Harlinger Groenlandvaarders SPITSBERGEN, commandeur H. Rickmers, 2 vissen en 600 robben, en DIRKJE ADEMA, commandeur J. Rickmers, 2 vissen en 130 robben gevangen hadden.
Volgens rapport van een Groenlandsvaarder, te Peterhead teruggekomen, had hij den 16 juli een der Hollandse Groenlandsvaarders vol spek, bij het ijs verlaten.
Zierikzeesche Courant 20 juli 1838114
De commandeur van een den 23 juni van het ijs vertrokken en den 9 dezer te Glückstad aangekomen Groenlandvaarder rapporteert, dat bij zijn vertrek de Harlinger Groenlandvaarders SPITSBERGEN, commandant H. Rickmers, 2 vissen en 600 robben, en DIRKJE ADAMA, commandant J. Rickmers, 2 vissen en 130 robben gevangen hadden. Volgens rapport van een Groenlandvaarder, te Peterhead teruggekomen, had hij den 16 juni één der Nederlandse Groenlandvaarders vol spek bij het ijs verlaten.
Leeuwarder Courant 27 juli 1838114
Harlingen, 25 juli. Heden is alhier de tijding bekomen, dat het schip DIRKJE ADEMA, commandeur (opm: kapitein) H.B. Rickmers, behouden in Texel is binnen gekomen, met 4 vissen (opm: walvissen) en 130 stuks robben, zo mede dat het schip SPITSBERGEN, commandeur H. Rickmers, met 3 vissen en 600 stuks robben, bij het Vlie (opm: Vlieland) voor de wal gepraaid was.
ZierikZeescheCourant 31 juli 1838114
Den 25 is behouden van Groenland in Texel binnengelopen het schip DIRKJE ADAMA, commandeur (opm: kapitein) H.B. Rickmers, met 4 vissen en 130 stuks robben, en bij het Vlie was voor de wal gepraaid het schip SPITSBERGEN, commandeur H. Rickmers, met 3 vissen en 600 stuks robben.
Leeuwarder Courant 31 juli 1838114
Harlingen. Binnengekomen: ……
…..Den 28 dito de schonerschepen HOPE, kapt. W. Cousins, en FAME, kapt. W. Barfield, beide van Londen,het pinkschip DIRKJE ADEMA, kapt. H.B. Rickmers, van Groenland, de kofschepen
ZeePost 01 augustus 1838 – 146114
Harlingen, 30 juli. Heden arriveerde alhier van Groenland het schip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers, met drie vissen (opm: walvissen) en 600 robben.
Leeuwarder Courant 07 augustus 1838114
Harlingen. Binnengekomen: …..
…. Den 30 dito het barkschip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers, van Groenland…..
Leeuwarder Courant 19 maart 1839114
Harlingen. Binnengekomen:
…. Den 8 dito het smakschip de VROUW ELIZABETH, kapt. J.H. Cappen naar Hull; het pinkschip DIRKJE ADEMA, kapt. H.B. Rickmers, naar Groenland (opm: robbenjager).
Den 10 dito het barkschip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers, naar Groenland (opm: robbenjager); het schonerschip FRIENDS, kapt. W. Cousins, naar Londen.
ZeePost 05 augustus 1839 – 460114
Commandeur Nickelsen, van Groenland te Aarhuis (opm: Arhus) gearriveerd, rapporteert gepraaid te hebben de schepen SPITSBERGEN, commandeur Rickmers, met 180, en NEDERLAND, commandeur Rickmers Jr, met 200 robben.
ZeePost 08 augustus 1839 – 463114
Te Harlingen is de 4e augustus van Groenland gearriveerd het schip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers.
Leeuwarder Courant 13 augustus 1839114
Harlingen. Binnengekomen: den 4 augustus het smakschip HET TOEVAL, kapt. H.H. Ebes, van Memel (opm: Klaipeda); het kofschip GEZINA, kapt. B.A. Visser, van Oostrisoer; het barkschip SPITSBERGEN, kapt. H. Rickmers en het pinkschip DIRKJE ADEMA, kapt. H.B. Rickmers, beide van Groenland (opm: robbenjagers); het galjasschip MARIA LOUISE, kapt. J.F. Smidt, van Dantzig (opm: Gdansk).
|