Familiegegevens en opleiding
Johannes Louwerense ("volgens trouwacte genaamd en zich ook schrijvende Lourens. Op verzoek van de H.H.Hoboken deze bijvoeging in het Register opgenomen") werd geboren te Rotterdam op 24 juni 1807 als zoon van de Nederlands Hervormde Johannes Lourens en Aaltje van Es. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Kolk nr. 117
Johannes Lourens trouwde op 14 oktober 1829 te Rotterdam met Jannetje de Ligt, geboren te Rotterdam op 01 augustus 1808 als dochter van de Nederlands Hervormde Cornelis de Ligt en Louisa van der Eb. Zij overleed op 20 maart 1886.
Jan overleed in 1871. Bij zijn overlijden is Delfshaven als woonplaats vermeld.003 en 005 en 118
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.Louwerense, adres A.van Hoboken & Zn, werd met vlagnummer 414 effectief lid van "Zeemanshoop" per 07 april 1835 op voorspraak van C.Koert. In het Register wordt als zijn schip de "Elisabeth" vermeld.002.
In de Algemene Vergaderingen van 14/21 april 1835 werd voorgedragen/benoemd Johannes Louwerense, oud 28 jaar, voerend het schip “Jacobus”, wonende te Rotterdam, adres bij J.Bonder te Amsterdam, op voordracht van kapitein P.Kraaij023. (in de notulen wordt dus een ander schip genoemd dan in het Inschrijfregister. In Boum025 wordt er geen kapitein Lourens vermeld als gezagvoerder van een schip met de naam “ Elisabeth”. NOG TE CONTROLEREN IN VAN SLUIJS013)
Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds van Zeemanshoop per 15 maart 1838. "Van beroep veranderd. Overleden 1871"003
.Lourens was effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege “Zeemanshoop”met vlagnummer 414 in de periode 1835 t/m 1836, met vlagnummer 301 in de periode 1836 t/m 1854 en met vlagnummer 96 in de periode 1854 t/m 1871.
J.Lourens was met vlagnummer R48 in de periode 1834 t/m 1871 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
J.Lourens was in 1837 zg “afwisselend commissaris” van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 29 juni 1871 staat een verzoek om de reglementaire uitkering door de wed. kapitein J.Lourens geb. de Ligt, welke haar in de vergadering van 24 juli 1871 ingaande 01 augustus 1871 werd toegekend.042
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 08 augustus 1871 staat vermeld dat per 01 augustus 1871 een uitkering in de 1e klasse is toegekend aan de wed. J.Lourens geb. de Ligt.023.
In de notulen van de Algemene Vergadering dd 11 mei 1886 staat een bericht door J.Lourens omtrent het overlijden van zijn moeder.023.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
414 1835 fregat Jacobus geen opgave
301 1836-1837 bark Jacobus A.van Hoboken & Zn te Rotterdam
1838-1840 fregat Canton idem
1841-1846 fregat Amboina idem
1848-1851 fregat Hendrika idem
1852-1853 fregat Gertrude idem
96 1854-1855 fregat Gertrude idem
1856-1858 fregat Jason idem
1859-1863 fregat Medea idem
1864-1870 geen vermelding van schip en boekhouder
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein J.Lourens met vlagnummer R48 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1849, 1851 fregat “Hendrika” 462 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1855 fregat “Gertrude” 515 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1858 fregat “Jason” 438 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1859, 1862 fregat “Medea” 399 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1863 t/m 1867 geen schepen vermeld
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:
kapitein naam schip vertrek terugkomst
L.Lourens Medea 02 november 1859 27 oktober 1860
Medea 03 september 1861 20 juli 1862
Medea 24 september 1862 niet vermeld
Bouma025 vermeldt J.Louwerense/J.Lourens als gezagvoerder gedurende:
* 1836 t/m 1838 op de 3/m bark “Jacobus”, gebouwd in 1828, 235 ton o.m., varend voor A.van Hoboken te Rotterdam;
* 1839 t/m 1841 op het 3/m schip “Canton” ex Ortelius, gebouwd in 1830, bouwplaats en -jaar niet vermeld, 628 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam. Het schip werd in 1842 geveild;
* 1842 t/m 1847 op het 3/m schip “Amboina”, gebouwd in 1840 te Rotterdam, 722 ton o.m., varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1848 t/m 1852 op het 3/m-schip “Hendrika” gebouwd op de werf Rotterdamsch Welvaren te Rotterdam onder scheepsbouwmeester B.de Hoog. De kiel werd gelegd op 19 november 1835, de tewaterlating vond plaats op 28 juni 1836 (Handelsb 30 juni 1836). Het schip mat 860 ton o.m. De reederij was A.van Hoboken & Co te Rotterdamzie ook 013.
* 1853 t/m 1856 op het 3/m schip “Gertrude”, gebouwd te Rotterdam in 1840, 990 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1857 t/m 1859 op het 3/m schip “Jason”, gebouwd in 1856 te Rotterdam, 829 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1858 t/m 1863 op het 3/m schip “Medea”, gebouwd in 1858 te Rotterdam, 756 ton o.m., varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Carel Anastatius Leopold van der Wijck werd vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam per 07 mei 1846 als jongen geplaatst op de "Amboina" onder kapitein Louwerse (er is foutief vermeld: "Laurens") voor een reis van Rotterdam naar Batavia. Hij meldde zich weer op school per 06 maart 1847"004(533/2012).
In het Archief van het Kadaster voor scheepsbewijzen te Rotterdam 1871, volgnummer register 1370, Algemeen Register Deel 4, nr. 52, dagregister deel 6 nr. 60 3 augustus 1871 komt een notariële akte voor (notaris Willem Simon Burger Wz) van Jacobus van Hoboken van Cortgene, handelend voor de firma A.van Hoboken en Zonnen, zeehandelaren en scheepsreeders welke stelt dat voor zijn rekening is gebouwd het fregat “Jason” op de werf “Rotterdams Welvaren”aan de Hoogen Zeedijk door scheepsbouwmeester Carl Lehman, groot 829 ton. De kiel is gelegd op 08 december 1855 en het schip is van stapel gelopen op 30 augustus 1856. De eerste kapitein was Johannes Lourens
Afschrift van de akte verkregen van de heer Jan Lourens te Alkmaar door tussenkomst van Koen Suyk te Heiloo, januari 2003.
L.Lourens verzorgde per 01 maart 1837 vanaf Hellevoetsluis met de “Jacobus” een troepentransport van 4 officieren en 12 manschappen. In St. Georg d’Elmina werden 71 Afrikaanse recruten aan boord genomen. Hij arriveerde te Batavia op 01 juli 1837 na 122 dagen065*.
Per 16 mei 1846 vertrok hij vanuit Hellevoetsluis met de “Amboina” en een contingent van 4 officieren en 150 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 31 augustus 1846.
Per 10 december 1848 vertrok hij vanuit Hellevoetsluis met de “Hendrika” en 2 officieren plus 200 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 04 april 1849 na 115 dagen. Onderweg waren 4 militairen overleden.
Per 12 november 1850 voer hij vanuit Hellevoetsluis wederom met de “Hendrika”. Hij had 1 officier aan boord en kwam op 13 maart 1851 na 112 dagen te Batavia aan.
Op 12 oktober 1852 voer hij vanuit Brouwershaven met de “Gertrude” en 1 officier en 1 manschap. Aankomstdatum en reisduur zijn niet opgegeven.
Op 05 november 1853 vertrok hij met de “Gertrude” wederom vanuit Brouwershaven en aan boord 1 officier. Ook hier ontbreken aankomstdatum en reisduur.
Op 27 oktober 1856 voer hij vanuit Brouwershaven met de “Jason” en weer met 1 officier. Aankomstdatum en reisduur ontbreken.
Op 24 oktober 1857 vertrok hij weer met de “Jason” en 1 officier vanuit Brouwershaven en ook nu ontbreken reisduur en aankomstdatum.
Op 11 september 1861 vertrok hij vanuit Brouwershaven met de “Medea” en 8 officieren en 1 manschap. Hij arriveerde te Batavia op 18 december 1861 na 98 dagen.
Tenslotte voer hij uit op 25 september 1862 vanuit Brouwershaven met de “Medea” en 2 officieren. Hij arriveerde te Batavia op 30 december 1862065.
Een verslag van een troepentransport is weergegeven in “Het reisjournaal van H.H.G.Peltzer betreffende een reis van Harderwijk naar Batavia op de bark Laurens Koster (kapitein D.R.Kleve) van 12 november 1848 tot 03 april 1849” Transcripte en annotaties door S.Parma, mei 2001. Rapport aanwezig in de bibliotheek van het Nederlands Scheepvaart Museum te Amsterdam. H.H.G.Peltzer was de landmachtbevelhebber van het troepentransport. In dit journaal komt een enkele opmerking voor betreffende de “Hendrika” (blijkensonder kapitein Louwerense)
22 januari 1849 (op de hoogte van de linie op weg naar Batavia)
“In lij hebben wij thans een Hollandsche driemastschip doch door de groote afstand van ons, kunnen wij de signalen die hij doet niet onderscheiden. Des middags echter een goede bries gekregen hebbende, zijn wij hetzelve zoo digt genaderd, dat wij aan het nummer van de Kollegievlag konden bespeuren, dat het een Rotterdams schip was, en wel de Hendrica van Hoboken, waarop een transport troepen met de Kapitein Keurenaar; …” (zijnde een collega-landmachtofficier).
30 maart 1849 (in Straat Sunda bij Prinseneiland)
“Niet weinig waren wij verwonderd des morgens bij het aantreden van den dag zoo veel schepen rondom ons te zien; ongeveer 20, waaronder er waren, die wij reeds vroeger hadden gezien; onder anderen de Hendrica, waarop de Kapt Keurenaar, …”.
31 maart 1849
“… des avonds en des nachts kwamen wij met de schepen Hendrica, Schouwen en de Eersteling tusschen de derde en vierde punt van Java ten anker”.
In mei 1837 verging Z.M.Stoomschip Willem 1 op de Lucipara riffen ten zuiden van Ambon. Berichten hierover bereikten Nederland “in de laatste dagen der maan November ll, … ,voorlopig met het schip Jacobus, Kapitein J.Lourens, op den 20sten dier maand te Hellevoetsluis binnengevallen, … “. (kapitein Lourens had dus in deze periode een reis naar Indië achter de rug).
Uit: Verhaal der schipbreuk geleden door den Luitenant Kolonel De Stuers benevens passagiers en equipage van Z.M. Stoomschip Willem ! op de Lucipara’s in den nacht van den 5den op den 6den Mei 1837. door Luitenant Kolonel De Stuers. ’s Gravenhage. K.Fuhri. 1837.52 pp. Aanwezig in het Nederlands Scheepvaartmuseum te Amsterdam.
“Het zesde en laatste schip van Van Hoboken dat de trip Batavia – Decima vice versa zou maken was in 1842 het fregat Amboina. Gezagvoerder op deze reis was de toen 36-jarige Jan Lourens, een zeeman die zeer werd gewaardeerd. Bij zes jaar eerder – in een brief aan de NHM – had Van Hoboken hem ‘een jonge man, die met ijver zijne zaken drijft, de zoon van onze overleden gezagvoerder van Dijkzigt’ genoemd.”069 – p.191.
“Een … wedstrijd … werd in 1858 gezeild tusschen twee schepen van de Rotterdamsche reederij Van Hoboken. Op den 15den Maart van dat jaar nam kapitein De Vries van de Zephir op de reede van Batavia afscheid van zijn collega J.Louwerse van de Jason. Dat schip was nog niet heelemaal klaar met inladen, hetgeen nog wel een weekje kon duren. “Ik zal je vrouw als ik thuis ben alvast zeggen, dat ze je over een week of twee, drie kan verwachten”, zei De Vries tegen Louwerse, toen die weer naar zijn schip terugkeerde.
Ter hoogte van Kaap de Goede Hoop zagen de mannen van de Zephir een ander clipper aan de kim, die toen hij dichter bij kwam de Triton bleek te zijn, eveneens een schip van Van Hoboken. Fe Triton was ook den 15den Maart vertrokken, exhter van de reede van Banjoewangi. Door Straat Bali was hij op den Oceaan gekomen, zoodat zijn weg naar het vaderland vrijwel even lang was als die van de Zephir, die door Straat Soenda was gevaren van Batavia uit.
Het werd een spannende wedstrijd tusschen de beide schepen. Ze gaven elkaar niets toe en tefelijk stormden ze het Kanaal binnen … Bijna kop aan kop lagen ze, toen ze aan de kim Brouwershaven zagen opduiken en alles zetten de beide kapiteins er op om den ander nog een beetje voor te komen. …
De Zephir scheen tenslotte toch nog te winnen, het schip liep iets uit en kapitein De Vries dacht al overwinnaar te ziijn, toen zijn blik opeens verstarde. Want op de reede zag hij rustig achter zijn ankers met opgedoekte zeilen … de Jason, die zes dagen na hem was vertrokken en reeds de vorige dag was aangekomen. “Ik heb je vrouw al geschreven dat je onderweg bent”, zei kapitein Louwerse toen hij op de Zephir kwam om zijn collega te begroeten. Met een reis van 90 dagen had hij de race gewonnen. … “
Uit “De Clippers” van Anno Teenstra.Uitgave Holdert & Co, Amsterdam, 1945, 306 pp. en wel op pp. 74-75.
Familiegegevens en opleiding
Arend Willem Frederik van Teutem werd geboren op 16 augustus 1823 te Rotterdam als zoon van de Remonstrantse Pieter van Teutem, stuurman en commissionair en Johanna Maria Geertrui Fiege. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan de Weenastraat Wijk 14 nr. 317 en de Coolsingel Wijk 15 nr. 312 (nieuw nr. 54). Hij vertrok op 26 oktober 1868 naar Nieuwveen.
Hij trouwde op 07 december 1859 te Rotterdam met Maria Sophia van der Ven, geboren 05 juli 1829 te Rotterdam als dochter van de Nederlands Hervormde Johannes van der Ven en Maria Verbeet005.
Arend werd geboren op 15 Aug.1823 in de Westewagenstraat Rotterdam als zoon van Pieter van Teutem en Johanna M.Fiege. Pieter van Teutem, was aanvankelijk stuurman, later makelaar/commissionair in koffie en beëdigd translateur Fransche taal.
Arend trouwde in 1859 met Maria S.van der Ven, geboren te Rotterdam op 04 juli 1829 en overleden op 27 oktober 1913 te Den Haag.
Het gezin verhuisde in 1882 van Nieuwveen naar Den Haag, waar Arend in 10-5-1892 overleed.
Het echtpaar had twee kinderen 1. Pieter, officier van administratie eerste klasse Kon. Marine tot 1898, havenmeester van Zaandam 1899-1903 en 2. Maria Sophia, hoofd verpleging Boerhaavekliniek Amsterdam.
Uit: F.C.Hazekamp:“Een kapitein ter Zeilvaart en andere van Teutems. Familiegeschiedenis, genealogie en kwartierstaten van het Rotterdamse geslacht VAN TEUTEM met beknopte genealogische aantekeningen btreffende aangetrouwde geslachten”
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
A.W.F. van Teutem was met vlagnummer R251 in de periode 1858 t/m 1866 lid voor de vlag van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. Dat betekent dat hij wèl gerechtigd was de Maatschappij te voeren, maar geen aanspraak op financiële tegemoetkomingen kon doen058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1866 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in dat jaar voor het vlaglidmaatschap heeft bedankt058.
De schepen van de kapitein
Zie ook de “Overige bijzonderheden” hierna
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein A.W.F. van Teutem met vlagnummer R251 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1858, 1859, 1862 van de 4/m sch. “Argo” 284 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1863 t/m 1865 van het fregat “Medea” 399 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
Bouma025 vermeldt A.W.F. van Teutem als gezagvoerder gedurende:
* 1859 t/m 1863 van de 4/msch. “Argo”, gebouwd in 1854 te Rotterdam, 537 ton o.m., varend voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1864 t/m 1868 op het 3/m schip “Medea”, gebouwd in 1858 te Rotterdam, 756 ton o.m., varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
In 2005 publiceerde F.C.Hazekamp te Baarn de genealogie “Een kapitein ter Zeilvaart en andere van Teutems. Familiegeschiedenis, genealogie en kwartierstaten van het Rotterdamse geslacht VAN TEUTEM met beknopte genealogische aantekeningen btreffende aangetrouwde geslachten” (zie ook Gens Nostra 61, p.393, 2006 voor een bespreking van dit boek).
Op de pp.55 en volgende (hoofdstuk 5) van dit boek staat onder de titel “AREND WILLEM FREDERIK, KAPITEIN TER ZEEILVAART. Van clippers en fregatten” een beschrijving van het leven van genoemde kapitein. Ik neem hierna een aantal bijzonderheden over maar beveel het genoemde boek voor nadere raadpleging aan.
Volgens een ongedateerde advertentie uit de vijftiger jaren voer Arend aanvankelijk voor rederij C.Vlierboom & Zn te Rotterdam op “het extra Snelzeilend Gekoperd, Nederlandsch Barkschip “Boerhave”, hebbende uitmuntende Inrigtingen ter overvoer van Passagiers.” (Bouma025 vermeldt bij dit schip geen kapitein van Teutem. Hij moet vóór 1853 op dit schip hebben gevaren want het verging in 1853 onder kapitein W.Timmermans). Daarna ging hij varen op de “Argo” voor A.van Hoboken & Zn te Rotterdam. De achterkleinzoon W. van Teutem te Baarn (2005) bezit een scheepsportret van dit schip, voerend de nummervlag R251 van het Rotterdams zeemanscollege “Maatschappij tot Nut der Zeevaart.” Er zijn meerdere schilderijen van de “Argo” bekend, o.a. in het Maritiem Museum te Rotterdam.
In 1863 ging hij als gezagvoerder varen op de clipper-fregat “Medea”. Daarover zijn verschillende dagbladadvertenties uit 1864, ’65, ’66 en ’67 meldende het vertrek naa Soerabija en Batavia o.a. “voerende eene geëxamineerden Scheepsdoctor en eene melkgevende koe.”
“Dat Arend tot de betere kapiteins zal hebben behoord blijkt uit een bewaard gebleven oorkonde, waarin wordt vermeldt dat de Commissie ter Bevordering van het onderzoek naar de Verschijnselen op den Oceaan, ingesteld door het KNMI had besloten aan Arend Willem Frederik van Teutem, gezagvoerder van den 3m. schooner Argo hare zilveren medaille toe te kennen voor de inlevering van twee extract journalen voor de metereologische waarnemingen.”
Het boek bevat voorts een genealogie van de vrouw van Arend van Teutem, zijnde Maria S. van der Ven (1829-1913)
“Arend W.F. woonde aanvankelijk op de Coolsingel no.15 in Rotterdam, maar ging in 1868 in Nieuwveen in het Zuid Hollandse plassen- en veengebied “voor anker”. Hij was daar enkele jaren lid van de gemeenteraad. In 1882 vertrok hij naar Den Haag, met zijn vrouw, moeder en de dienstbode.”
A.W.F.van Teutem vervoerde per 03 september 1863 vanuit Brouwershaven met de “Medea” 2 landmachtofficieren en arriveerde te Batavia op 02 december 1863 na een reis van 90 dagen.
Op 27 september 1864 vertrok hij uit Brouwershaven met de “Medea” en 1 landmachtofficier. Hij arriveerde te Batavia op 09 januari 1865 na een reis van 104 dagen.
Op 29 september 1865 vertrok hij van Brouwershaven op de “Medea” met 1 landmachtofficier. Hij arriveerde te Batavia op 06 januari 1866 na een reis van 99 dagen.
Op 22 oktober 1866 vertrok hij van Brouwershaven met de “Medea” en 5 landmachtofficieren. Hij kwam te Batavia aan op 04 februari 1867 na een reis van 105 dagen065.
Familiegegevens en opleiding
Jacob Ankringa werd geboren op 01 september 1827 te Leeuwarden als zoon van de Nederlands Hervormde Jan Dirks Ankringa en Elisabeth Maria Dardenne. Hij woonde te Leeuwarden en vestigde zich op 03 april 1858 te Rotterdam waar hij o.a. woonde aan de Torenstraat Wijk 7 nr. 181 , aan de Westerhaven Wijk 15 nr. 845 en aan de Jacobusstraat Wijk 15 nr. 4. Hij behaalde op 29 december 1860 het diploma 1e stuurman voor de grote vaart.
Hij huwde op 18 april 1858 te Rotterdam met Wilhelmina Cornelia van Dura, geboren 03 augustus 1835 te Amsterdam, dochter van de Nederlands Hervormde Willem Adrianus van Dura, onderwijzer in de zeevaartkunde, wonende te Rotterdam, en Maria Blokhuys005
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.Ankringa was met vlagnummer R129 in de periode 1863 t/m 1891 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
J.Ankringa was on 1867 afwisselend commissaris van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein J.Ankringa met vlagnummer R129 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1863 t/m 1867 met de 4/m sch. “Argo” 284 last varend voor A. van Hoboken & Zonen te Rotterdam
* 1874, 1877, 1878, 1880 t/m 1883, 1885 t/m 1888 geen vermelding van schip en boekhouder
Bouma025 vermeldt J.Ankringa als gezagvoerder gedurende:
* 1864 t/m 1869 op de 4/m schoener “Argo”, gebouwd in 1854 te Rotterdam, 537 ton o.m., varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam;
* 1869 t/m 1874 op het 3/m schip “Medea”, gebouwd in 1858 te Rotterdam, 756 ton o.m., varend voor A. van Hoboken & Zn te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
J.Ankringa verzorgde per 15 september 1864 vanuit Brouwershaven met de “Argo” een troepentransport van 3 officieren en 100 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 09 januari 1865 na een reis van116 dagen.
Op 05 november 1865 vertrok hij uit Brouwershaven met de “Argo” en 3 landmachtofficieren. Hij arriveerde te Batavia op 15 februari 1866 na een reis van 102 dagen.
Op 15 januari 1867 verzorgde hij vanuit Brouwershaven met de “Argo” en transport van 3 officieren en 100 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 11 mei 1867 na een reis van 116 dagen. Onderweg was 1 soldaat overleden.
Op 26 december 1867 vertrok hij met de “Argo” en een troepentransport van 3 officieren en 125 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 23 april 1868 na een reis van 119 dagen. Onderweg was 1 militair overleden065.