1815
Amerikaanse brik ELLEN DOUGLAS, kapt. R.S. Pulsifer, 11 juli 1815 van Boston naar Calcutta, alwaar aangekomen 22 januari 1816.
1816
JGG 270716
Madras, 19 april. Vertrokken: de Amerikaanse brik ELLEN DOUGLAS, kapt. J.C. Bancroft, naar Boston (opm: de brik zou in 1825 door Antwerpse belangen worden aangekocht en kreeg toen de naam HERCULES)
1820
BC 281020
Batavia, 23 oktober. Aangekomen ELLEN DOUGLAS (opm: Amerikaanse brik, in 1825 Zuid-Nederlandse HERCULES), kapt. S.C. MartIn, van Salem den 15 juni.
BC 181120
Batavia. Schepen liggende ter rede: ELLEN DOUGLAS.
BC 251120
Batavia. Vertrokken: 24 november de brik ELLEN DOUGLAS, kapt. S.C. Martin, naar Samarang.
1821
BC 090621
Te Samarang ligt in lading om naar Nederland te vertrekken in den loop dezer maand de Amerikaanse brik ELLEN DOUGLAS, kapt. S.C. Martin.
BC 210721
Te Samarang ligt in lading naar Nederland de Amerikaanse brik ELLEN DOUGLAS, kapt. T. Mullet (opm: de voormalige opperstuurman), om te vertrekken in den loop dezer maand.
1822
In 1822 is geen enkel bericht over de ELLEN DOUGLAS gevonden. Lading vanuit Oost-Indië was zeer schaars en deze Amerikaan kwam sowieso niet in aanmerking voor lading van de Nederlandsche Handel-Maatschappij. Vermoedelijk heeft de brik er sinds juli 1821 nog een jaar over gedaan om in Oost-Indië voldoende lading bijeen te sprokkelen voordat het de reis naar Nederland aanvaardde. In Nederland lagen 1821-1823 in de thuishavens veel Nederlandse schepen opgelegd wegens een gebrek aan lading vanuit Oost-Indië.
1823
LCO 221023
Amsterdam, 20 oktober. Het schip (opm: Amerikaanse brik) de ELLEN DOUGLAS, kapt. G. Rice, van Sumatra naar Antwerpen, te Portsmouth binnen, heeft den 12de dezer de reis voortgezet.
1824
MCO 130124
Vlissingen, 11 januari. Van onze rede, van Antwerpen, is naar zee gezeild The ELLEN DOUGLAS, kapt. G. Rice, naar St. Ubes met stukgoederen. (opm: na lossing in Setubal is de Amerikaanse brik verder naar Oost-Indië gezeild)
DC 211224
Vlissingen, 14 december. Den 12 dezer zijn voor Antwerpen bestemd, op onze rede aangekomen de HERSTELLING, kapt. B.H. Smit, van Liverpool met klipzout en stukgoederen; alsmede the EILE DOUGLAS kapt. G. Rice, van Padang, met koffie en suiker; op dit schip bevond zich de equipagie van het onlangs verongelukte schip la DAME COLLETTE (opm: brik DAME COLETTE, Oostende), gevoerd geweest door kapt. F.P. Hoedt.
(opm: de Amerikaanse brik ELLEN DOUGLAS, werd in maart 1825 aan Antwerpse reders verkocht; nieuwe naam HERCULES, kapt. J. Ghersi)
1825
LCO 250125
Het schip (opm: brik) HERCULES, kapitein J. Ghersi, van Point-Arena, in Zuid Amerika, naar Antwerpen, is den 17 januari te Cowes binnengelopen, hebbende toen 162 dagen reis.
RC 020725
Amsterdam, 30 juni. Kapt. C. Jessen, voerende het schip de PLANTER, van Demerary den 25 juni in Texel binnen, heeft den 12 dito, op de hoogte van Lezard (opm: The Lizard), in goede staat gepraaid de brik HERCULES, kapt. J. Ghersi, van Antwerpen naar Lima.
Op 2 april 1825 werd voor de HERCULES de eerste zeebrief aangevraagd door G. Agie en J. & A. Insinger, Antwerpen, voor J. Ghersi als kapitein. Waarschijnlijk was over het feit dat het schip buitenslands was gebouwd reeds gecorrespondeerd; er werd verwezen naar Zr.Ms. besluit no.129 van 12 maart 1825. De aanvraag werd afgewezen omdat de bescheiden nog moesten worden ingezonden.
Op 18 mei 1825 waren de formaliteiten kennelijk vervuld en werd opnieuw de eerste zeebrief aangevraagd; dit keer met succes.
1828-1830
Op 9 juni 1828 werd een nieuwe zeebrief verstrekt voor de HERCULES, aangevraagd door G. Agie en J. & A. Insinger, Antwerpen, voor J. Ghersi als kapitein.
Op 10 juli 1828 verliet de HERCULES, kapt. J.H. Gersi, Antwerpen voor haar derde reis naar de Westkust van Zuid-Amerika. Op 10 december 1828 arriveerde de brik in Valparaiso. Volgende havens waren Huasco en Callao. Of en zo ja welke reizen op de westkust werden gemaakt is niet teruggevonden. Op 4 mei 1830 vertrok het schip van Valparaiso naar Arica.
OHC 140429
Amsterdam, 13 april. Te Valparaiso is gearriveerd het schip (opm: brik) HERCULES, kapt. J. Ghersi, van Antwerpen.
De HERCULES moet eind 1830 in Rotterdam zijn aangekomen, vermoedelijk daarheen uitgeweken nadat op 4 oktober 1830 eenzijdig de Belgische onafhankelijkheid was geproclameerd waarna de Noordelijke Nederlanden de Westerschelde afsloten en Antwerpen onbereikbaar was geworden. De koning decreteerde vervolgens bij Koninklijk Besluit van 28 oktober 1830 (Staatsblad No. 73), dat van de schepen welke in de Zuidelijke Provinciën van het Rijk tehuis behoorden de Nederlandse zeebrieven moesten worden ingetrokken. Dit betrof 196 schepen, waaronder de HERCULES.
Op 29 december 1830 werd de zeebrief van de HERCULUS, kapt. J. Ghersi, door de gouverneur van de provincie Zuid Holland, naar Den Haag geretourneerd, met vermelding ‘schip behoort in de zuidelijke provinciën’, waarna op 7 januari 1831 royement volgde.
OHC 140429
Amsterdam, 13 april. Te Valparaiso is gearriveerd het schip (opm: brik) HERCULES, kapt. J. Ghersi, van Antwerpen.
1831
De rederij was door het verliezen van de Nederlandse vlag ernstig gehandicapt. Na een tijd van afwachten hoe de krijgskansen en de zeer slechte vrachtenmarkten zich ontwikkelden moet men hebben besloten te proberen de brik te verkopen.
DC 210631
Advertentie. Nicolaus Montauban van Swijndregt, Hubertus Montauban van Swijndregt en Frederik van Dam, makelaars te Rotterdam, als last hebbende van hunne meesters, zijn van mening op donderdag 23 juni 1831, des namiddags ten 4 ure, in het Lokaal op de hoek van de Scheepmakershaven en Bierstraat, wijk A No. 458, publiek te veilen: het Nederlands gekoperde en met koperen bouten gebouwde brikschip HERCULES, volgens meetbrief lang 23 el 50 duim; wijd 4 el 67 duim; hol 3 el 99 duim, en alzo groot 195 tonnen of 103 lasten, met al deszelfs rondhout, staande en lopend want, ankers, touwen, zeilen en verdere scheepsgereedschappen, zo als het voorz. schip is liggende in de Haringvliet. Nadere onderrichting bij bovengemelde makelaars.
Tîjdens de op 23 juni 1831 gehouden veiling werd koper de firma Hudig & Blokhuijzen, kooplieden en scheepsbevrachters te Rotterdam.
Op 15 oktober 1831 werd de HERCULES onderhands doorverkocht aan de kapitein, John Ghersi, inmiddels domicili gekozen hebbende te Rotterdam. De verkoper hield waarschijnlijk een aandeel en werd de scheepsagent en boekhouder.
Op 5 november 1831 werd de eerste zeebrief verstrekt voor de HERCULES, aangevraagd door J. Ghersi, Rotterdam, voor zichzelf als kapitein.
De heer Luc van Coolput, bekend maritiem onderzoeker te Antwerpen, heeft geen enkele zeetijding gevonden en concludeert dat de HERCULES niet daadwerkelijk onder Belgische vlag heeft gevaren.
1832
RC 140432
Advertentie Te Rotterdam ligt in lading, om, wanneer zich genoegzame vracht zal hebben aangeboden, half mei aanstaande te vertrekken, naar Cadiz, Rio de Janeiro, Valparaiso en zodanige andere plaats of plaatsen op de Westkust van Amerika, naar welke zich bekwame partijen goederen zullen presenteren, het met koperen bouten te samengesteld en gekoperd Nederlands brikschip HERCULES, kapt. J. Ghersi. Adres ten kantore van Hudig en Blokhuijzen.
RC 240532
Advertentie. Te Rotterdam ligt in lading naar Cadiz, Rio de Janeiro en Valparaiso, het Nederlands gekoperd brikschip HERCULES, kapt. John Ghersi.
Adres bij Hudig en Bolkhuijzen.
1833
RC 060833
Rotterdam, 5 augustus. Het schip HERCULES, kapt. J. Ghersi, van Rotterdam naar de Westkust van Zuid-Amerika, is, volgens brief van Valparaiso van de 11e maart, de 27e februari van daar naar de Intermedios (opm: tussenliggende havens) en Lima vertrokken. Nadere brieven van Valparaiso, van de 16e, melden, dat weinige dagen na het vertrek van bovengenoemd schip, aldaar van Bordeaux was aangekomen het schip LE TÉLÉGRAPHE, medebrengende de nieuwspapieren tot de 25e november (opm: 1832), waaruit men de intocht der Franse troepen in België, hun aankomst voor Antwerpen en het in Frankrijk en Engeland op de Hollandse schepen gelegde embargo vernomen had. Onderricht zijnde, dat daarop door de Engelse admiraal aan de bevelhebber der Engelse oorlogs-korvet THE TYNE order gegeven was, om zich van alle Nederlandse schepen meester te maken, had men naar Arica en Cobya, welke beide havens de HERCULES zou aandoen, geschreven om daar de goederen te doen ontschepen. Men hoopte dat het schip niet reeds Cobya gepasseerd zou zijn en dat, ten gevolge der door de consul gegeven orders, de gehele lading aldaar gelost zou zijn geworden.
(opm: op 26 februari 1834 werd de zeebrief van de HERCULES door de consul van Valparaiso naar Den Haag teruggezonden met de mededeling ‘schip te Callao (Peru) verkocht’; royement volgde op 1 augustus 1834. De beweegredenen welke tot verkoop hadden geleid en de eventuele verdere levensloop van de brik, gebouwd in de Verenigde Staten in 1811, zijn onbekend. Het bevel van de Engelse admiraal om Nederlandse schepen in beslag te nemen zal echter een belangrijke rol hebben gespeeld.)