Familiegegevens en opleiding
Jan Janse Bonn werd geboren te Norden in ca. 1796 als zoon van Jan Arends Bonn, scheepskapitein en Steintje/Heintje Helders.
Hij trouwde met Geertruida Henrica ten Cate. Hij was luthers en woonde in Rotterdam en Den Haag. In 1849 was hij reder en woonde te Den Haag.
Bataviasche Courant 28 augustus 1824114
Getrouwd, J.J. Bonn, voerende het brikschip de JONGE JACOBUS van Rotterdam, en G.H.E. ten Cate
Kampong Makkasjer, 25 augustus 1824
Jan overleed te Den Haag op 13 februari 1852005 en 064.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
J.J.Bonn was met vlagnummer R120 in de periode 1826 t/m 1854 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. In de periode 1820 t/m 1825 zijn geen ledenlijsten beschikbaar. Het is derhalve mogelijk dat hij in één van de jaren uit de genoemde periode tot de Maatschappij is toegetreden058
In de Jaarverslagen 1849 en 1851 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat J.J.Bonn met vlagnummer R120 als gezagvoerder in de ledenlijsten maar zonder schip en reeder058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In 1824 was J.J.Bonn gezagvoerder van de Rotterdamse brik de “Jonge Jacobus” (95 lasten). De boekhouder was A.van Hoboken012.
Bouma025 vermeldt J.J.Bonn als gezagvoerder gedurende:
-
1821 t/m 1827 op de brik “Jonge Jacobus”, gebouwd in 1818, 178 ton o.m., varend voor A.van Hoboken te Rotterdam;
-
1828 t/m 1829 van het 3-mastschip “Hoop van Alblasserdam”, gebouwd in 1827 te Alblasserdam op de werf van C.Smit, 357 ton o.m., varend voor C.Smit te Alblasserdam;
-
1828 op het 3/m schip “Vijf Gezusters”, gebouwd vermoedelijk in 1820, 530 ton o.m. varend voor Hoboken te Rotterdam. Toegevoegd is: “Gestrand bij het uitvaren met troepen naar Batavia”; (Bouma spreekt hier van kapitein J.J.Bohn). zie hierna bij van Sluijs.
-
1832 t/m 1834 op het fregat “Jonge Jan”, gebouwd in 1830 te Alblasserdam, 490 ton o.m., varend voor C.Smit te Alblasserdam.
Overige bijzonderheden
Van Sluijs013 vermeldt bij de “Vijf Gezusters” eveneens een kapitein J.J.Bohn die op 08 januari 1828 vanuit Hellevoetsluis vertrok met troepen naar Java. Bij het uitzeilen ontstonden moeilijkheden en het schip “heeft 2.20 el water ingekregen. Het schip zal waarschijnlijk weg zijn.”. Volgens de Asd. Courant van 12 februari is het schip in Rotterdam in veiling gebracht “de tuigage en andere goederen geborgen uit het gestrande fregat schip Vijf Gezusters”.
Bossebroek065 vermeldt GEEN uitvaren in januari 1828 van een troepentransportschip. - zie hierna.
Handelsblad 12 januari 1828
“Hellevoetsluis 8 Januarij. Het schip de 5 Gezusters J.J.Bonn, die, gisteren gemeld, op het Goereesche strand is vastgeraakt, heeft zeven voet water in, en zal denkelijk weg zijn; de troepen zijn door behulp van ijssloepen aan wal gebrgt; men is bezig de goederen te bergen, waarvan reeds eene schuit met goederen in de Goereesche haven is aangebragt.”
Hij werd in 1828 gezagvoerder op het fregat “De Hoop van Alblasserdam” en in 1830 op het fregat “De Jonge Jan”, beide varend voor Cornelis Smit te Alblasserdam. Voor dit laatste schip wordt een rederij opgericht op 18 oktober 1830 bij notaris Pijl te Alblasserdam waarbij Cornelis Smit voor 3/6de deel aandeelhouder is. Gezagvoerder Bonn verhuurt en bevracht het schip voor rekening van de Nederlandsche Handelsmaatschappij en hij is gemachtigd om in dringende gevallen en omstandigheden in naam van de heren aandeelhouders het schip te verkopen of te gelde te maken in Batavia of in andere havens. Hij is in 1821 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart064.
J.J.Bonn verzorgde per 10 augustus 1826 vanuit Hellevoetsluis met de “Vijf Gezusters” een troepentransport van 5 officieren en 150 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 11 december 1826 na 123 dagen065.
In 1828 werd op de werf van Cornelis Smit te Alblasserdam te water gelaten het fregat “Hoop van Alblasserdam”. “ … het lukte Cornelis niet er een Hollandse gezagvoerder voor te vinden. Hij nam toen de Duitse Jan Jansz Bonn als gezagvoerder aan en Frans Harms von Lindern als eerste stuurman, beiden uit Duits Oost-Friesland.”064
In de Amsterdamsche Courant dd 22 januari 1814 staat in de rubriek “Zee-Tijdingen” de medling dat te Londen is gearriveerd vanuit Rotterdam de “Jonge Jacobus” onder kapitein Bon. (gezien de leeftijd moet dit een oudere kapitein Bonn zijn geweest.)
“In mei 1822 was Bonn in Kopenhagen om het schip de Frederik de Zesde te kopen en huiswaarts te zeilen. “. Het schip kreeg de naam “De Jonge Adriana”. “Gezagvoerder (H.J.) Bonn had de Jonge Jacob overgegeven aan een kapitein die ook Bonn heette, met de voornamen Jan Jansz – waarschijnlijk diens zoon (zie aldaar, waaruit blijkt dat het géén zoon van hem was). Van Hoboken noemde deze J.J.Bonn als gezagvoerder in een brief van december 1821, …069 – p.122.
Op 29 maart 1824 verscheen het Koninklijk Besluit met daarin de oprichting van de Nederlandsche Handel-Maatschappij. “Het besluit van Willem I werd aan alle Kamers van Koophandel gezonden. De op 8 april 1824 uit Helvoet vertrokken Jonge Jacobus had een stapeltje van deze besluiten aan boord, met de mededeling voor de gouverneur-generaal in Indië dat hij moest meewerken ‘de zaken daarheen te wenden, waar des Konings wil leidt’ Een zo ging de Jonge Jacobus als eerste Van Hoboken-bodem al heel snel onder zeil met de eerste (papieren) ‘NHM-vracht’ “069 – 129.
“Zwaar weer had ook de Jonge Jacobus het, die half oktober 1824 de thuisfreis was begonnen. Kapitein Jan Jansz Bonn rapporteerde na zijn aankomst in Rotterdam – op 11 maart 1825 – dat de opvarenden in Straat Soenda hadden ontdekt dat de fokkemast onder de zaling was gekraakt.” Het schip ging terug naar Batavia voor reparatie. “De Jonge Jacobus kreeg na het vertrek uit Batavia met boos weer en hoge zeeën te maken, tot aan het moment waarop de Afrikaanse kust – op 13 december 1824 – in zicht kwam. Er moest een lek in het achterschip worden gedicht … “069 – p.137.
Het fregat “Vijf Gezusters “ … “- er waren troepen aan boord en NHM-lading als balken, jenever, wijn en papier – was op 6 januari 1828 met noordoostenwind bij Helvoet van wal gestoken. Ver kwamen kapitein Jan Jansz. Bonn en zijn mensen echter niet, want in het aardedonker verdaagde het schip op het Goereese strand. … ’s Nachts om vier uur slaagde een aantal met sloepen te hulp te gekomen Goereese mannen erin het fregat met zwaar anker en veel touw weer in het vaarwater te krijgen, maar de straffe wind dreef het schip toch opnieuw de wal op. … Het schip brak op twee plaatsen en de harde wind sloeg het bovendek gedeeltelijk weg. Op 1 februari werden uit Helvoet de laatste restanten lading en tuig naar Rotterdam gezonden. Het fregat, dat bij eb bijna geheel onder water lag, was een wrak geworden.069 – p.146-147
Ontleend aan. van Blokland-Visser064 het volgende:
Op 31 maart 1820 t/m 1823 te Rotterdam is hij kapitein op de brik “De Jonge Jacobus”. Hij vertrekt naar Batavia en als bemanningslid is aan boord als koksmaat Frans Harms von Lindern 15 jaar met een gage van f 10, - per maand.
In 1828 is hij kapitein op het nieuwe fregat “De Hoop van Alblasserdam” en in 1832/1834 is hij kapitein op het fregat “De Jonge Jan”
Op 18 juli 1826 te Rotterdam is H.J.Bonn kapitein op het fregat “De Vijf Zusters” reder A van Hoboken te Rotterdam, en vertrekt naar Batavia en komt terug in Holland in augustus 1827. Aan boord was als 4e stuurman Frans Harms von Lindern.
Deze melding van van Blokland is fout en moet worden geplaatst bij Jan Jans Bonjer, de broer van Hildert Jans)
Rotterdamse Courant 10 november 1821114
Rotterdam, 9 november. Kapt. J.J. Bonn, voerende het schip (opm: brik) de JONGE JACOBUS, van Batavia alhier binnen, rapporteert den 7 oktober gepraaid te hebben de JOHANNA JACOBA, J. ten Boekel, van Amsterdam naar Rio de Janeiro, op 4º53’ N.B. 23º30’ W.L; de equipagie en passagiers waren in goede staat; hebbende 84 dagen reis; den 3 dezer het Nederlandse pleitschip de IJSSELSTROOM, bij Lezart (opm: Lizard), ten noorden 5 mijlen, van Newcastle naar Bordeaux; de wind O.
Rotterdamsche Courant 08 januari 1822114
Rotterdam, 7 januari. Den 5 zeilden van Helvoetsluis Zr.Ms. corvetschip van oorlog DOLPHIJN, kapt-luitenant Mommendaal, JORINA, T. van Duivenboden, en de JONGE JACOBUS, J.J. Bonn, naar Batavia; VREDE EN VRIENDSCHAP, K. Nieveen, naar Surinamen; SARA, P. Landberg, naar Rio-Janeiro; RESOLUTION, J. Stroobuur, naar Lissabon; ELIZABETH, H.E. Hendriks, naar Marseille; LOUISA, D. Guijt, naar Jersey; ELIZABETH EN CORNELIA, J. Parlevliet, naar Bordeaux; de JONGE WILLEM, J. Parlevliet, naar Newry; VENILLIA, W. van der Kolff, naar Liverpool; GRAAF BERNSTORFF, N.J. Rahlff, naar Brest; dezelve is onder de Goereese haven ten anker gekomen,
en arriveerden CHRIST. JANS, M. Ohlsen, van Corsoer; TRITON, J.P. Engeltan, van Stokholm, laatst van Texel; de JONGE HEEREN, W.B. Bakker, van Riga, en ELIS, P.H. Stokkelge, van Faaborg, als bijlegger, naar Marseille; de wind N.O. en O.N.O.
Den 6 zeilde EDUARD, J. Mouat, naar St. Ubes (opm: Setubal)
Familiegegevens en opleiding
Pieter van Vliet werd geboren te Maassluis op 15 januari 1778.
Hij was getrouwd met Hendrina Pleysier, geboren te Vlaardingen op 19 juli 1780. Vermeld zijn drie dochters (08 maart 1814; 28 maart 1818; 14 oktober 1825).Hendrika overleed in december 1864.
Hij overleed in januari 1844. Ten tijde van zijn overlijden wordt als woonplaats opgegeven Zutphen.003 en 118.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
P.van Vliet werd met vlagnummer 212 per 08 mei 1827 ingeschreven als effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop op voordracht van kapitein P.F.Wegener. Als zijn schip is vermeld “De Jonge Jan”. Toegevoegd is “overleden” 002.
In de Algemene Vergaderingen van 01/08 mei 1827 van het college Zeemanshoop werd Pieter van Vliet, oud 49 jaar voerende de “Koningin der Nederlanden”, adres aan de werf Hollandia, op voordracht van kapitein P.F.Wegener, voorgedragen/benoemd als effectief lid. Zijn vlagnummer werd 212023.
Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds per 15 mei 1827.003.
P.van Vliet was met vlagnummer R93 in de periode 1826 t/m 1844 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart. Daar de ledenlijsten uit de periode 1820 t/m 1825 niet beschikbaar zijn, is het mogelijk dat hij in één van de jarend uit de genoemde periode tot de Maatschappij is toegetreden058.
Opmerkingen in verband met Zeemanscollege(s)
De notulen van van de Bestuursvergadering dd 29 juli 1830 melden dat is besloten “het Dichtstuk van den Heer kapitein P. van Vliet getiteld Zeemanshoop hetwelk op het Diné van den 24 dezer is voorgelezeen op kosten van het Collegie gedrukt zal worden.”042
In de notulen van de Bestuursvergadering dd 28 maart 1839 vraagt kapitein P. van Vliet om een uitkering wegens ouderdom. In de vergadering dd 30 mei 1839 gaat het Bestuur accoord met ingang van 01 mei 1839.042
In de vergadering dd 29 februari 1844 vraagt de wed. P. van Vliet, geb H.Pleizier uit Makkink bij Zutphen om een uitkering. In de vergadering van 26 maart 1844 wordt deze haar toegekend ingaande 01 februari 1844.042
In de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 07 januari 1864 wordt het overlijden gemeld van P. van Vliet geb. Pleysier.
In de notulen van de Algemene Vergadering van 11 juni 1839 staat een verzoek van kapitein P.van Vliet om een uitkering, welke wordt toegestaan met ingang van mei 1839. In de vergadering van 02 april 1844 wordt het verzoek om een uitkering gehonoreerd van H.Pleizier, de weduwe van kapitein P.van Vliet, per 01 februari 1844. In de notulen dd 26 januari 1864 staat vermeld een brief van J. van Vliet waarin vermeld is dat zijn moeder de wed. P. van Vliet geb. Pleysier is overleden.023.
In het Jaarverslag 1839 vande Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1839 “onder de trekkende Leden (is) opgenomen …”. Volgens de Rekening-Courant van dat Jaarverslag kreeg hij in 1839 een uitkering over 9 maanden zijnde f 150,-. en in de 1840 en 1841 het volle bedrag van f 200,- per jaar058
In de Jaarverslag 1849, 1851,1855, 1858 en 1859 van de Maatschappij staat bij de Rekening van Ontvangst en Uitgaaf dat de weduwe P. van Vliet een uitkering krijgt van f 150,-058
In het Jaarverslag 1863 van de Maatschappij staat vermeld dat de “trekkende weduwe” van P. van Vliet in 1863 is overleden058
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
212 1827-1828 fregat Koninging der Nederlanden Nederl.Handelsmaatsch.
1829-1830 geen vermelding van schip en boekhouder
1831 fregat Abel Tasman Hackman & Asschenbergh
1832-1833 geen vermelding van schip en boekhouder
1834-1835 fregat de Jonge Jan C.Smit te Alblasserdam
131 1836-1837 bark de Jonge Jan idem
1838-1843 geen vermelding van schip en boekhouder
Bouman025 vermeldt P.van Vliet als gezagvoerder gedurende:
* 1825 t/m 1829 van het 3/mschip “Koningin der Nederlanden”, geen vermelding van bouwgegevens, varend voor de Nederl. Handel Maatschappij te Amsterdam. Het schip werd in 1829 geveild te Amsterdam;
* 1832 op het 3/m schip “Abel Tasman”, gebouwd in 1824 te Amsterdam, 300 ton o.m., varend voor Haakman, Aschenberg & Co te Amsterdam;
* 1835 t/m 1838 op het fregat “Jonge Jan”, gebouwd in 1830 aan de Kinderdijk te Alblasserdam, 490 ton o.m., varend voor reder C.Smit te Alblasserdam.
Overige bijzonderheden
Op 09 juli 1831 werd Christoffel van Alken vanuit de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam als ligtmatroos geplaatst op de "Abel Tasman" onder kapitein P.van Vliet voor een reis van Amsterdam naar Batavia. Hij keerde terug op 10 juli 1832004(532/1605).
“Reizen rond Kaap Hoorn onder Nederlandse vlag. Overzicht vanaf de ontdekking in 1616 tot het einde van de Nederlandse grote zeilvaart in 1911”. door H.Hazelhoff Roelfzema. Uitgave Stichting Nederlandse Kaap Hoorn-vaarder, 2010, 88 pp plus Bijlage met een Chronologisch Register van Reizen van 1616 tot 1911.121
p.41 e.v. in “Agenten van de Nederlandsche Handel-Maatschappij 1826-1830.
“De wens om schepen van de eigen Maatschappij (i.c. de Nederlandsche Handel-Maatschappij) te mogen ontvangen, werd plotseling vervuld, althans door één koopvaarder. Dat was het driemasstschip Koningin derr Nederlanden, dat in de zomer van 1827 door de N.H.M. werd uitgerust voor de vaart naar Chili en Peru. Nadat zij daarvan vernomen hadden, leefden Doursther en Seruys (twee handelaren uit Antwerpen) in blijde verwachting. Aan het eind van het jaar kwam in Valparaiso al een praairapport binnen. Een Amerikaanse schoener had het schip bij de Linie gepasseerd. Op 21 januari 1828 arriveerde het in Valparaiso. Na lossing van de lading voor Chili, vertrok de Koningin op 6 maart voor de kustreis naar Cobija ( de pas geopende en enige haven van Bolivia), Arica, Islay (haven van Arequipa) en Lima. Doursther ging mee om de markt te verkennen. In de eerste haven werd goed verkocht. Op 5 mei kwamen zij in Callao aan. Daar debarkeerde Doursther om met een direct vertrekkend schip naar zijn standplaats terug te keren. De “Koningin” moest eerst de eerder bezochte havens af om de opbrengsten te incasseren maar het gelukte niet Islay te bereiken. …Het schip keerde terug naar Callao en vertrok van daar naar Arica. Uit die plaats had men in Valparaiso inmiddels bericht ontvangen dat door de Peruaanse invasie van Bolivia de verbinding met La Paz en Potosi was verbroken en dat weinig geld uit het binnenland kon zijn binnengekomen. Doch me mèt het bedrag dat Serruys uit Lima had meegegeven zouden er toch wel 100.000 piastres aan boord zijn, zo berichtte Doursther de Directie, voor het geval dat deze die zilverschat wilde verzekeren. Op 31 oktober kwam de “Koningin” in Valparaiso met een partij tin uit Arica maar nog lang niet alle contanten. De voornaamste koper had wel willen betalen in plata pina, maar het aan boord nemen daarvan werd door Doursther te riskant geacht. Hij hoopte dat Arica spoeddig zou worden aangedaan door een oorlogschip, waarmee het zilver kon worden verscheept. De “Koningin” zou hij het liefst spoedig laten vertrekken naar Nederland, via Buenos Aures, want de blokkade was daar opgeheven. Maar het schip had nog acht dagen nodig om gekalefaat te worden en het tuig na te kijken. Op 15 november 1828 vertrok de “Koningin” tenslotte met het tin en 170.000 piasters. Doursther: “J’ai été satisfait de connaître le capitain Van Vliet qui est un bon et digne homme”.
In Buenos Aires werden huiden geladen voor de waarde van het bedrag dat in 1826 door Doursther tevergeefs wass overgemaakt om ladin voor de Victor (kapt. Ary van Schie) te kopen . Op 14 juni kwam de “Koningin” in Nieuwediep binnen. De kapitein schrijft de Directie “Onder ’s Hemels geleide heb ik hede het geluk Uwe met het behouden arrivement van de rijk gelade Koningin geluk te kunnen wensche. Dezelve bevind zich met deszelfs lading zoo ver mij bewust is in goede staat als ook de gansche equipage die met haar Majesteit zijn uitgevaren…”
De kustreis van de Koningin der Nederlanden had drie maanden langer geduurd dan geraamd
Amsterdamsche Courant 15 december 1825114
….Het schip DE KONINGIN DER NEDERLANDEN, kapt. van Vliet, van Rotterdam naar Sumatra, is den 6 december te Deal binnengelopen.
Bataviasche Courant 12 juli 1826114
Den 5 juli is ter rede van Batavia gearriveerd het schip KONINGIN DER NEDERLANDEN, kapt. P. van Vliet, vertrokken van Rotterdam met 1 passagier op 16 november 1825…..
Amsterdamsche Courant 02 oktober 1826114
Den 26 april is te Padang gearriveerd het schip HARMONIE, kapt. J. Stoffers, van Amsterdam en meldt dat te Bencola gearriveerd is het schip KONINGIN DER NEDERLANDEN, kapt. van Vliet, van Rotterdam.
Leeuwarder Courant 19 januari 1827114
Amsterdam, 16 januari. Kapt. van Vliet, voerende het schip DE KONINGIN DER NEDERLANDEN, den 13 dezer in Texel van Batavia gearriveerd, bericht des morgen ten 4 uren van die dag op de hoogte van Egmond de schepen WATERLOO en WASSENAAR gezien te hebben.
Middelburgsche Courant 20 januari 1827114
Zeetijdingen - Amsterdam, 16 januari. Volgens ontvangen berichten van Egmond aan Zee, was aldaar op heden, des morgens ten vier uren, gestrand een masteloos oorlogsschip, volgens gevonden papieren, waarschijnlijk het fregat DE JAVAAN. Men was er dadelijk met de reddingsboot heen gesneld, ten einde alle mogelijke hulp toe te brengen.
Zr.Ms. oorlogsschepen WASSENAAR en WATERLOO den 12 dezer uit Texel gezeild naar Batavia, zijn de volgende ochtend ten 4 uren op de hoogte van Egmond gezien door kapitein P. van Vliet, voerende het schip DE KONINGIN DER NEDERLANDEN, van Batavia, den 13 dezer in Texel binnengekomen.
Algemeen Handelsblad 22 augustus 1829114
Advertentie. R. Hoyman, J.E. Lublink, G.J. Roland Holst, F. der Kinderen, J. Corver, J. Boelen, H.J. Rietveld en G.W. Sesink Clee, makelaars, zullen op maandag de 31e augustus te Amsterdam in de Nieuwe Stads Herberg aan het IJ, verkopen een extra ordinair welbezeild gekoperd fregatschip, genaamd DE KONINGIN DER NEDERLANDEN, gevoerd door kapt. Pieter van Vliet, lang 26 el, wijd 7 el 34 duim, hol 2 el 95 duim, het verdek 1 el 55 duim. Breder bij de inventaris en bericht bij de makelaars.
Algemeen Handelsblad 31 mei 1831114
In lading liggende schepen te Amsterdam:
Naar Batavia. Het gekoperd tweedeks fregat ABEL TASMAN, kapt. Pieter van Vliet, van Amsterdam. Adres bij Jan Corver en C.F. der Kinderen en B.D. Bosscher…..
Algemeen Handelsblad 13 augustus 1831114
….Texel, 10 augustus. Vertrokken: ABEL TASMAN, kapt. Van Vliet, naar Batavia.
Javasche Courant 13 deccember 1831114
Batavia, 11 december. Heden arriveerde alhier het schip ABEL TASMAN, kapt. P. van Vliet, met een aantal passagiers, den 10 augustus vertrokken van Amsterdam
Rotterdamsche Courant 05 september 1837114
Rotterdam,…. Den 2 dezer arriveerden CONCORDIA, F.H. Eddes, van Liverpool, INDIA, P. Vis, en JONGE JAN, P. van Vliet, van Batavia, de laatste laatst van Rio-Janeiro, en HERSTELLING, H.A. Karsens, van Tremblade…..
Familiegegevens en opleiding
De lezer wordt gewaarschuwd voor verwarring in de navolgende opgaven. Er is sprake van twee broers met de naam J.C. van Delft, zijnde Johannes Cornelisz en Jan Cornelisz. De diverse bronnen halen deze twee broers door elkaar. De geinteresseerde genealoog dient deze knoop te ontwarren.
Jan Cornelisz. van Delft werd geboren te Rijnsburg op 22 mei 1820 als zoon van Cornelis van Delft en Grietje van der Meij. Hij huwde in 1843 te Katwijk met Wilhelmina Cornelisdr. Wassenaar en overleed op 21 juli 1854 op de rede van Hongkong.
In het Notarieel Archief van Katwijk uit 1845 wordt hij vermeld als koopvaardij-kapitein woonachtig te Rijnsburg later te Katwijk.
Er wordt in de Burgerlijke Stand van Katwijk van 1848 vermeld dat hij in 1847 en tot en met mei 1849 kapitein is op de 320 last metende, in 1841 te Elshout gebouwde bark “Jonannes Marinus” en van mei 1849-1851 op de 330 last metende, in mei 1839, bij de werf van de gebroeders Pot te Elshout gebouwde bark “Koninklijke Nederlandsche Yachtclub”. In 1851 wordt hij kapitein van de 361 last metende, in 1851 bij de scheepsbouwer C.Smit te Alblasserdam gebouwde bark Souburg, alle van de rederij F.H.von Lindern te Alblasserdam. Van 1852-1854 was hij kapitein op de 373 last metende, bij scheepsbouwmeester F.Kloos, in 1852 gebouwde bark Voorwaarts van reder C.G.van der Lee te Alblasserdam.
Bij zijn overlijden op 21 juli 1854 op de rede van Hong-Kong wordt hij vermeld als gezagvoerder van de bark “Johannes Marinus”. Bekend is ook dat hij in 1840 kapitein was op de bark de “Jonge Cornelis”. (hiervan zou een zwaar beschadigde aquarel zijn gemaakt door J.Spin).
Volgens een artikel van W.A.Poort in de Nieuwe Leidse Courant van 20 juni 1856 zou Jan Cornelisz van Delft overleden zijn in 1866 te Delft054-010.(dit slaat op zijn broer)
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
- van Delft voerde de Collegevlag van het Rotterdamse College “Maatschappij tot Nut der Zeevaart” met nummer R160.(moet zijn R78)
J.van Delft Jr was met vlagnummer R78 in de periode 1849 t/m 1854 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
J.van Delft was met vlagnummer R160 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart van 1838 t/m 1850. Vanaf 1851 t/m 1864 is het nummer bezet door J.van Delft Cz. In 1865 door J.van Delft en van 1866 t/m 1870 door P.van Delft. Daarna blijft het nummer onbezet058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s:
In het Jaarverslag 1855 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat zijn weduwe in 1855 een ondersteuning kreeg van f 197, 70 voor haar en haar twee kinderen. In het Jaarverslag 1858 is vermeld dat zij in 1858 is hertrouwd. In hetzelfde Jaarverslag staat dat de weduwe van J. van Delft Jr voor haar kinderen nog een uitkering heeft gekregen van f 53,65 voor onderstand en schoolgeld. In 1859 krijgt de weduwe J. van Delft weer een uitkering van f 125,40 voor haarzelf en twee kinderen incl. schoolgeld058. dit snap ik niet! In 1858 hertrouwd en in 1859 toch weer een uikering als de weduwe J. van Delft. Er is wel een tweede kapitein J.van Delft (zie hiervoor) maar die is overleden in 1866058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van het College staat kapitein J. Van Delft Jr met vlagnummer R78 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1849, 1851 van de bark “Johannes Marinus” 320 last varend voor F.H. von Lindern te Alblasserdam
Bouma025 vermeldt J.van Delft als gezagvoerder gedurende:
* 1839-1843 van het fregat “Jonge Jan”, gebouwd in 1830 aan de Kinderdijk te Alblasserdam, 490 ton o.m., varend voor reder C.Smit te Alblasserdam;
* 1841-1842 op de bark “Jonge Cornelis”(sic), gebouwd in 1840 te Alblasserdam, 346 ton o.m., varend voor Kuijper, van Dam & Smeer te Rotterdam;
* 1842-1845 op het fregat “Johannes Marinus”, gebouwd in 1841 te Elshout, 610 ton o.m., varend voor Hoogewerf & Chabot te Rotterdam;
* 1845 t/m 1854(sic) op hetzelfde schip maar nu voor F.H.von Lindern te Alblasserdam;
en J.van Delft Cz gedurende
* 1850-1853 op de bark “Kon.Ned.Yachtclub”, gebouwd in 1849 te Elshout, 625 ton o.m., varend voor F.H.von Lindern te Alblasserdam;
* 1852-1853 op de bark “Schelde”, gebouwd in 1851 te Zierikzee, 658 ton o.m., varend voor J.de Jonge & Keller te Zierikzee;
* 1853-1854 op de bark “Souburg”, gebouwd in 1851 te Alblasserdam, 690 ton o.m., varend voor F.H.von Lindern te Alblasserdam;
* 1853-1855 op de bark “Voorwaarts”, gebouwd in 1852 te Alblasserdam, 706 ton o.m., varend voor C.G.van der Lee te Alblasserdam
Er zijn overlappingen in gezagvoerderschap op de “Jonge Jan” en de “Jonge Cornelis” resp“ Johannes Marinus” en de “Koninklijke Nederlandsche Yachtclub” Kennelijk zijn er twee personen met dezelfde naam en was de een lid van Zeemanshoop en de ander van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart. De opgaven bij Bouma slaan kennelijk op de beide broeders met dezelfde namen Ik meen dat de opgaven uit de Amsterdamsche Almanak voor Koophandel en Zeevaart001 de juiste zijn voor de hier behandelde Johannes Cornelis. De overlappingen zouden dan op conto van de andere kapitein Johannes Cornelis komen.
Overige bijzonderheden
Ik ben J.van Delft Cz bij verschillende schepen en gezagvoerders tegengekomen als reder te Overschie. Zie bv. Arie Jacobszoon van Duijn die voer op de schepen “Jan van Schaffelaar” en “Vice Admiraal Gobius” (zie bij van Duijn).
Familiegegevens en opleiding
Rense Anthoon Tange werd geboren te Harlingen op 15 januari 1814 als zoon van koopvaardijkapitein Anthoon Tange (1782 - 1838) en Maayke Rinses Seba
Hij trouwde in 1838 met Maria ’t Hoen, geboren te Alblasserdam op 24 juni 1806 als dochter van Jan Johannes ’t Hoen en Adriaantje Kortland. Zij overleed in oktober 1876. 003 en 118.
Rense overleed te Delft op 08 april 1861 (mededeling W.J.Tange te Leeuwarden, dd 09 maart 2000).
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
R.A.Tange werd met vlagnummer 639 per 30 augustus 1842 effectief lid van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop op voordracht van kapitein B.J.Martens. Als zijn schip is vermeld “De Jonge Jan”. Toegevoegd is “overleden” 002. Ten tijde van de inschrijving waren Tange en zijn vrouw 28 resp. 36 jaar. Ingeschreven staat 1 zoon uit 1840002a.
In de Algemene Vergaderingen van 23/30 augustus 1842 van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop is als effectief lid voorgesteld/ingeschreven Rense Anthoon Tange, oud 28 jaar, voerend de bark “De Jonge Jan”, wonend te Alblasserdam, op voordracht van kapitein B.J.Martens.023.
Hij werd deelnemer in het Weldadig Zeemans Fonds per 22 november 1842.003.
R.A.Tange was van 1840 t/m 1861 met vlagnummer R174 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 27 februari 1851krijgt kapitein R.A.Tange een maand gage wegens schipbreuk.042.
In de notulen van de Bestuursvergadering van 26 januari 1860 vraagt R.A.Tange om een tegemoetkoming wegens een schipbreuk, welk verzoek wordt afgewezen.042.
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 25 april 1861 vraagt de wed. R.A.Tange, geb. ’t Hoen om een uitkering welke haar in de vergadering van 06 juni 1861 wordt toegekend met ingang van 01 mei 1861.042.
In de notulen van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop dd 11 maart 1851 staat vermeld dat kapitein R.A.Tange een maand gage als tegemoetkoming heeft gekregen vanwege het verlies van zijn schip. In de notulen dd 31 januari 1860 doet kapiteinR.A.Tange wederom een verzoek om een tegemoetkoming vanwege een schipbreuk, welke echter wordt afgewezen.023.
In de notulen van de Algemene Vergadering dd 02 juli 1861 staat vermeld dat per 01 mei 1861 een uitkering is toegekend aan de weduwe van kapitein R.A.Tange geb.`’t Hoen.023.
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
639 1842-1846 bark De Jonge Jan C.Smit & Co te Alblasserdam
1848-1849 bark Schouwen De Jonge & Keller te Zierikzee
1850 bark De Drie Vrienden C.Smit te Alblasserdam
1851-1853 bark Australië Hoogewerf & Chabot te Rotterdam
286 1854 geen vermelding van schip en boekhouder
1855 bark Maria Agnes James Barge te Amsterdam
1856-1859 bark Ferdinandina Emma idem
1860 geen vermelding van schip en boekhouder
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein R.A.Tange met vlagnummer R174 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1849 van de bark “Schouwen” 325 last varend voor de Jonge & Keller te Zierikzee
* 1851 van de bark “Australië” 321 last varend voor Hoogewerff & Chabot te Rotterdam
* 1855 van de bark “Maria Agnes” 319 last varend voor James Barge te Amsterdam
* 1858 van de bark “Ferdinandina Emma” 398 last varend voor James Barge te Amsterdam
* 1859 geen vermelding van schip en reeder
Bouman025 vermeldt R.A.Tange als gezagvoerder gedurende:
* 1843 t/m 1848 op het fregat “Jonge Jan”, gebouwd in 1830 aan de Kinderdijk te Alblasserdam op de werf van Cornelis Smit , 490 ton o.m., varend voor reder C.Smit te Alblasserdam;
* 1849 t/m 1852 op de bark “Schouwen”, gebouwd in 1848 op de Stadswerf van C.Mak te Zierikzee, 638 ton o.m., varend voor J. de Jonge & Keller te Zierikzee;
* 1851 van de bark “Drie Vrienden”, gebouwd in 1842 op de werf van Cornelis Gips te Alblasserdam, 590 ton o.m., varend voor C.Smit te Alblasserdam. Het schip is gestrand bij Madura;
Lloyd’s vermeldt087: 20 Dec 1850 DRIE VRIENDEN on shore abandoned”.
Als deze Lloyd’s opgave inderdaad bij dit schip hoort dan moet het vaarjaar onder kapitein Tange worden veranderd in 1850.
* 1852 t/m 1854 van de bark “Australië”, gebouwd in 1847 op de werf van J.Otto te Krimpen aan de IJssel, 608 ton o.m., varend voor Hoogewerff & Chabot te Rotterdam;
* 1856 van de bark “Maria Agnes” ex Cornelia Margaretha, gebouwd in 1854 te Capelle aan de IJssel, 604 ton o.m., varend voor James Barge te Amsterdam;
* 1857 t/m 1859 van de bark “Ferdinandina Emma”, gebouwd in 1856 op de werf van J.Jonkers te Alblasserdam, 753 ton o.m., varend voor James Barge te Amsterdam. Het schip is in december gestrand bij Kamperduin en wrak geraakt;
Van Sluijs013 en Bouma025 vermelden kapitein R.A.Tange van 1848-1850 als gezagvoerder van de bark “Schouwen”, op stapel gezet op 05 juni 1847 en te water gelaten op 12 oktober 1848 door scheepsbouwmeester C.Mak op de werf van C.Smit te Zierikzee, varend voor rederij J.de Jonge & Keller te Zierikzee.
Van Sluijs013 en Bouma025 vermelden kapitein R.A.Tange van 1852-1854 als gezagvoerder van de bark “Australië”, op 02 april 1847 bij scheepsbouwmeester J.Otto te Krimpen aan de IJssel te water gelaten, 608 ton o.m., varend voor Hoogewerff & Chabot te Rotterdam
Van Sluijs013 en Bouma025 vermelden kapitein R.A.Tange in 1855/56 als gezagvoerder van de bark “Maria Agnes”(ex Cornelia Margaretha), op 06 september 1853 op stapel gezet bij W.C.Hoogendijk te Capelle aan de IJssel en aldaar op 23 september 1854 te water , 604 ton o.m., varend voor James Barge te Amsterdam.
Dezelfde auteurs vermelden hem als gezagvoerder van de bark ‘Ferdinandina Emma”, op 05 augustus 1856 op de werf van J.Jonkers in Alblasserdam te water gelaten, 753 ton o.m., varend voor James Barge te Amsterdam. Hij verongelukte bij Camperduin.
Overige bijzonderheden
Handelsblad 30 november 1859 in de rubriek Scheepstijdingen
“… Aangaande het schip Ferdinandina Emma, kapt. R.A.Tange, van Batavia herwaarts gedestineerd, bij Egmond gestrand, wordt volgens brief van Egmond van 28 dezer, gemeld, dat men wegens den harden wind en hooge zee het niet had kunnen bereiken en er waarschijnlijk weinig geborgen zou kunnen worden; van eene sloep, waarin zich 6 man en eene dame bevonden, die zich daarmede hadden willen redden, had men nog niets vernomen. Het was den bemanning van de Egmonder reddingboot na herhaalde inspanning gelukt 16 man der equipage behouden aan wal te brengen”.
Handelsblad van 20 maart 1851:
“Directeuren der te Rotterdam gevestigde Zuid-Hollandsche maatschappij tot redding van schipbreukelingen hebben besloten te doen uitreiken: aan Brata-Yoeda, opperhoofd van het eiland Ra-os, gelegen beoosten het eiland Madura, de groote zilv.medaille, wegens verleende hulp aan de equipage van het op 4 Oct. ll. op de klippen nabij gemeld eiland gestrand en vergaan Ned. Brikschip de Drie Vrienden, gevoerd door kapt. R.A.Tanger; …”
In het Rotterdams Jaarboekje 1920, tweede reeks, 8ste jaarg, 1920 staat een overzicht door W.J.L.Poelmans “Nieuwsberichten uit de Rotterdamsche Courant, 1851-1852”, waarin het volgende bericht:
“14`MAART 1851 De Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen besluit medailles te doen uitreiken aan: Brata Yoeda, opperhoofd van het eiland Ra-as, voor het verleenen van hulp aan de bemanning van het op 4 Oktober 1850 gestrande Ned. barkschip ‘de Drie Vrienden’, kapitein R.A.Tange te Alblasserdam; … “
"Een vlugge overtocht over den Noord Atlantischen Oceaan maakte de Bark Australië met landverhuizers. Deze bark ... arriveerde onder Kapitein R.A.Tange ... te New York na een reis van 23 dagen. Sneeuw en ijs en rollende waterbergen waren de verpoozing van manschap en passagiers"026(37/321).
Een verslag van een troepentransport naar Nederlands Oost-Indië is weergegeven in “Het reisjournaal van H.H.G.Peltzer betreffende een reis van Harderwijk naar Batavia op de bark Laurens Koster (kapitein D.R.Kleve) van 12 november 1848 tot 03 april 1849” Transcripte en annotaties door S.Parma, mei 2001. Rapport aanwezig in de bibliotheek van het Nederlands Scheepvaart Museum te Amsterdam. H.H.P.Peltzer was de landmachtbevelhebber van het troepentransport. In dit journaal komen een aantal opmerkingen voor betreffende het schip “Schouwen”, onder gezag van kapitein Tange:
31 maart 1849 (in Straat Sunda)
“… des avonds en des nachts kwamen wij met de schepen Hendrica, Schouwen en de Eersteling tusschen de derde en vierde punt van Java ten anker”.
“De bark Schouwen was 638 ton groot. Scheepsbouwmeester C.Mak legde voor dit schip op 5 juni 1857 de kiel. Opdrachtgever was de rederij De Jonge en Keller. Op 12 oktober volgde vanaf de Commerciewerf de tewaterlating.
De stoomboot Stad Zierikzee sleepte het schip op 12 december naar de rede en zes dagen later koos het onder kapitein R.A.Tange zee op weg naar Batavia waar het op 3 april 1849 arriveerde. Na een reis van 104 dagen keerde de Schouwen in september terug op de rede van Brouwershaven.
De Nederlansche Handelmaatschappij brevrachtte de bark voor haar reizen naar Oost-Indië en vandar voer het schip onder andere naar Hongkong. …”074.
Ferdinandina Emma. CSR 389/98: 666 tons. 28 crew. Captain = R. A. Tange. Departed Cardiff, Wales on 28 November 1856 with a cargo of “Steam Coal” and arrived at Albany on 28 March 1857. Where intended bound – Java.
Ontleend aan van Blokland-Visser:
In 1850 is hij kapitein op de bark “De Drie Vrienden,,. Vertrek op 30 april 1850 naar Batavia en op 23 oktober 1850 gestrand met zijn schip bij het eiland Raas/Ind de gehele bemanning werd gered.
Op 1 november 1856 is hij kapitein op de nieuwe bark “Ferdinandina Emma” en vertrekt uit Hellevoetsluis naar Batavia Anderhalf jaar later is hij weer terug met zijn schip. Op 28 november 1859 strandt hij op het strand van Egmond / Camperduin op de thuisreis uit Batavia. Wegens de de hoge zee was het schip moeilijk te bereiken. Van een sloep met 6 man en een vrouw heeft men niets meer van vernomen. De Egmonder reddingsboot heeft na herhaalde inspanning 16 man van de bemanning aan wal weten te brengen.
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
G.F.Bus was met vlagnummer R209 was in de periode 1846 t/m 1859 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1859 van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld dat hij in 1859 is overleden. In hetzelfde Jaarverslag staat dat de vader van wijlen kapitein G.F.Bus een uitkering heeft gekregen van f 25,- voor 6 maanden. Hieruit zou te concluderen zijn dat zijn vader de gerechtigde voor een Maatschappijuitkering is geweest, en dat kapitein Bus ongetrouwd (of als weduwnaar?) is overleden. Tevens is te concluderen (vanwege die 6 maanden uitkering) dat Kapitein Bus c. juni 1859 is overleden058.
In het Jaarverslag 1866 van het College staat vermeld dat zijn vader in 1866 is overleden058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van het College staat kapitein G.F.Bus met vlagnummer R209 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
- 1849 van de bark “Jonge Jan” 256 last varend voor C.Smit te Alblasserdam
- 1851 van de bark “Nijverheid” 330 last varend voor C.G. van der Lee te Alblasserdam
- 1855, 1858 van de bark “Voorwaarts” 373 last varend voor C.G. van der Lee te Alblasserdam.
Bouman025 vermeldt G.F.Buss als gezagvoerder gedurende:
- 1847 t/m 1848 op de bark “Zorgvliet”, gebouwd in 1853 te Alblasserdam, 278 ton o.m., varend voor Gebr. Hendrichs & Co te Amsterdam
- 1849 t/m 1851 op het fregat “Jonge Jan”, gebouwd in 1830 aan de Kinderdijk te Alblasserdam, 490 ton o.m., varend voor reder C.Smit te Alblasserdam;
- 1852 t/m 1853 van de bark “Nijverheid”, gebouwd in 1851 te Kinderdijk, 670 ton o.m., varend voor C.G. van der Lee te Alblasserdam;
- 1855 t/m 1859 op de bark “Voorwaarts”, gebouwd in 1852 te Alblasserdam, 706 ton o.m., varend voor C.G. van der Lee te Alblasserdam.
Overige bijzonderheden
G.F.Buis (sic) vertrok op 11 november 1852 vanuit Hellevoetsluis met de “Nijverheid” en een contingent van 5 officieren en 150 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 25 februari 1853 na een reis van 106 dagen065.
Dordrecht, 16 juni 1851
12 juni is te Alblasserdam met het beste gevolg te water gelaten het barkschip Nijverheid, 670 ton, gevoerd zullende worden door kapitein G.F. Bus, gebouwd door den scheepsbouwmeester F. Kloos, voor rekening eener reederij onder directie van den heer C.G. van der Lee alhier.
Bron: www.grotezeilvaart.nl
Familiegegevens en opleiding
Geen
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
H.B.L.Evers was met vlagnummer R321 in de periode 1851 t/m 1858 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1858 van de Maatschappij staat vermeld dat hij in 1858 is overleden. In het Jaarverslag 1859 staat in de Rekening van Ontvangst en Uitgaaf dat zijn weduwe in dat jaar een uitkering voor 14 maanden heeft ontvangen van f 210,99 voor haar en twee kinderen. Hieruit is te concluderen dat kapitein Evers in c oktober/november 1858 is overleden 058.
In het Jaarverslag 1863 van het College (Maritiem Museum, Rotterdam) is vermeld dat de weduwe H.B.L.Evers weer is gehuwd (en dus niet langer een ondersteuning van het College ontvangt)058.
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein H.B.L.Evers met vlagnummer R321 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1851 van de bark “Jonge Jan” 256 last varend voor C.Smit te Alblasserdam
* 1855 van de bark “Souburg” 361 last varend voor F.H. von Lindern te Alblasserdam
Bouman025 vermeldt L.Evers als gezagvoerder gedurende:
* 1852 op het fregat “Jonge Jan”, gebouwd in 1830 aan de Kinderdijk te Alblasserdam, 490 ton o.m., varend voor reder C.Smit te Alblasserdam;
* 1854 t/m 1859 op de bark “Souburg”, gebouwd in 1851 te Alblasserdam, 690 ton o.m., varend voor F.H.von Lindern te Alblasserdam. Het schip is in 1859 gestoten bij Probolingo en gezonken.
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Adrianus Hoogenstraten werd geboren te Leiden op 18 november 1823, Rooms-Katholiek. Hij woonde te Delft en Rotterdam, o.a. aan de Westerkade Wijk 15 nr. 840.
Hij was getrouwd met Catharina Sophia Christiaanse, geboren op 13 maart 1829 te Leiden, Nederlands Hervormd.
Hij verleed aan boord van het fregat “Utrecht” op 18 augustus 1869 zeilende tussen Kaap de Goede Hoop en St. Helena005.
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
-
Hoogenstra(a)ten was met vlagnummer R376 in de periode 1853 t/m 1870 lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
Geen
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat kapitein A.Hoogenstraaten met vlagnummer R376 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1855 bark “Jonge Jan” 256 last voor C.Valkenburg te Den Haag
* 1858, 1859,
1862 t/m 1864 de bark “Bar.v.Palland v. Rosendaal 399 last voor Huigens & Hardenberg, Den Haag
* 1865 t/m 1867 het fregat “Willem Poolman” 859 last van Zeijlen & Decker te Rotterdam
Bouma025 vermeldt A.Hoogenstraten als kapitein gedurende:
* 1852 t/m 1856 op het fregat “Jonge Jan”, gebouwd in 1830 te Alblasserdam (aan de Kinderdijk), 490 ton o.m., varend voor C.Smit te Alblasserdam;
* 1858 op de bark “Commissaris des Konings van der Helm”, gebouwd in 1856 te Alblasserdam, 662 ton o.m., varend voor Huygens & Hardenberg te Den Haag;
* 1859 t/m 1866 op de bark “Baron van Pallandt van Rosendaal”, gebouwd in 1858 te Alblasserdam, 756 ton o.m., varend voor Huygens & Hardenberg te Den Haag;
* 1866 t/m 1868 op het fregat “Willem Poolman”, gebouwd in 1865 te Bolnes, 1627 ton o.m., varend voor van Zeylen & Dekker te Rotterdam;
* 1869 op het ijzeren fregat met hulpstoom “Utrecht”, gebouwd in 1868 te Bolnes (op de werf van de Gebr. Pot), 2009 ton o.m.-80 pk, varend voor van Zeijlen & Dekker te Rotterdam.
Overige bijzonderheden
Adrianus Hoogenstraten maakte de volgende reizen005:
* Jonge Jan 1855 Banjoewangi - Rotterdam koffie
1855 Rotterdam - Batavia diversen
* Commissaris des Konings van der Heym 1856 Rotterdam - Batavia diversen
1858 Banjoewangi - Rotterdam koffie, suiker
* Baron van Palland van Rosendael 1863 Passaroeang - Rotterdam suiker
1863 Rotterdam - Melbourne diversen
* Willem Poolman 1867 Batavia - Rotterdam suiker, koffie
* Utrecht 1868 Rotterdam - Batavia diversen
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:
-
van Hoogenstraten Baron van Pallandt van Rosenthal 13 april 1861 28 mei 1862
Baron van Pallandt van Rosenthal 19 juli 1862 16 mei 1863
A.Hoogenstraten verzorgde per 28 juli 1862 van Nieuwediep met de “Baron Pallandt van Rosendaal”een transport van 5 officieren en 150 manschappen. Hij arriveerde te Batavia op 03 november 1862 na een reis van 98 dagen.
Op 26 november 1868 vertrok hij van Brouwershaven met 1 landmachtofficier met de “Utrecht”. Hij arriveerde te Batavia op 26 februari 1869 na een reis van 92 dagen065.
Familiegegevens en opleiding
Eliza Hendrik Pfeiffer werd geboren op 21 april 1818 te Rotterdam als zoon van de Nederlands Hervormde Jean Jaques Pfeiffer en Johanna Dina Elemans. Hij woonde te Rotterdam o.a. aan Prinsenstraat Wijk 9 nr. 132 (nieuw nr. 61).
Hij trouwde op 26 maart 1856 te Rotterdam met Jacoba Cornelia Hell, geboren 13 september 1813 te Harlingen als dochter van de Nederlands Hervormde Pieter Hell (o.a. wonend te Egmond aan Zee) en Jacoba van den Berg. Zij was de weduwe van Fredrik Wissemann005
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
E.H.Pfeiffer was met vlagnummer R459 in de periode 1857 t/m 1867 effectief lid van het Rotterdamse zeemanscollege Maatschappij tot Nut der Zeevaart058
E.H.Pfeiffer was in 1858, 1860 en 1864-1866 secretaris van de Maatschappij058.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In het Jaarverslag 1867 van de Maatschappij (Maritiem Museum, Rotterdam) staat vermeld “dat het bestuur art. 37 (heeft) moeten toepassen”, hetgeen betekent dat hij uit de Maatschappij is uitgeschreven, vanwege het niet nakomen van zijn financiële verplichtinge058
De schepen van de kapitein
In de Jaarverslagen van de Maatschappij staat kapitein E.H.Pfeiffer met vlagnummer R459 als gezagvoerder in de ledenlijsten van058:
* 1858 van de bark “Jonge Jan” 256 last varend voor J.H. van Santen te Krimpen a/d Lek
* 1859 geen vermelding van schip en boekhouder
* 1862 van de bark “Batavier” 332 last reederij van het barkschip Batavier te Rotterdam
* 1863 t/m 1866 geen vermelding van schip en boekhouder
Bouman025 vermeldt E.H.Pfeiffer als gezagvoerder gedurende:
* 1857 t/m 1858 van het fregat “Jonge Jan”, gebouwd in 1830 aan de Kinderdijk te Alblasserdam, 490 ton o.m., varend voor C.Smit te Krimpen aan de Lek. Het schip werd (in 1858?) als bark getuigd
* 1859 van het fregat/bark “Jonge Jan”, gebouwd in 1830 aan de Kinderdijk te Alblasserdam, 490 ton o.m., varend voor reder J.H.van Santen in Krimpen aan de Lek;
* 1861 t/m 1863 van de bark “Batavier”, gebouwd in 1841 te Alblasserdam, 628 ton o.m., varend voor Reederij Batavier te Rotterdam. Het schip werd in 1863 verkocht naar Noorwegen;
Verhoeff086 zegt dat het schip in 1863 in Noorwegen werd herdoopt in “Eidsvold” en omstreeks 1894 is gesloopt.
Overige bijzonderheden
Handelsblad 19 juli 1859 onder Advertenties:
“De Makelaars F.N.Montauban van Swijndregt, W.van Dam H.Hz , W.H.Montauban van Swijndregt en B.C.D.Hanegraaff te Rotterdam, zijn van meening, op last van hunnen Meester, op Dingsdag den 2den Augustus 1859, des middags ten Half Een Ure, in de zaal, op de Scheepmakershaven, Wijk 1 No499, publiek te verkoopen: Het extra, snelzeilend, gekoperd en kopervast Nederlands Barkschip De Jonge Jan laatst gevoerd door kapitein E.H.Pfeiffer, volgens meetbrief lang 36 El 40 Duim, wijd 6 El 30 duim, hol 4 El 77 Duim, en alzoo groot 486 Tonnen, met al deszelfs Rondhout, staand en loopend Want, Ankers, Kettingen, Touwen, Zeilen, Geschut en verdere Scheepsgereedschappen, zoo als hetzelve thans is liggende in de haven van het Rijks-Entrepôt aan het Rijn-spoorwegstation binnen deze stad. Het schip is inmiddels uit de Hand te koop …”.
Familiegegevens en opleiding
Abraham Langereis was getrouwd met Catharina Christina Wallin, die in september 1862 hertrouwde.
Abraham overleed in 1861 en bij zijn overlijden is als woonplaats Nieuwediep opgegeven.118
Lidmaatschap zeemanscollege(s)
A.Langereis werd met vlagnummer 761 effectief lid van "Zeemanshoop per 13 september 1859 op voorspraak van L.P.Wassenaar. Ten tijde van de inschrijving was zijn schip de "Jonge Jan". Toegevoegd is "overleden"002.
In de notulen van de Algemene Vergaderingen van het Amsterdamse zeemanscollege Zeemanshoop dd 06/13 september 1859 is vermeld dat tot effectief lid is voorgedragen/benoemd Abraham Langereis, oud 34 jaar, voerend de bark “Jonge Jan”, voor rekening van P.A. van der Drift en van Voorst te Alkmaar,wonend te Nieuwediep, op voordracht van kapitein L.P.Wassenaar.023.
Opmerkingen in verband met lidmaatschap Zeemanscollege(s)
In de notulen van de Bestuursvergadering van Zeemanshoop dd 28 februari 1861 vraagt de weduwe Langereis geb. Wallin om een uitkering, welke haar in de vergadering dd 25 april 1861 wordt toegestaan ingaand 01 januari 1861 voor haar en één kind.042.
In de notulen van 28 mei 1861 van de Algemene Vergadering van Zeemanshoop staat vermeld dat per 01 januari 1861 een uitkering is toegestaan aan de weduwe van kapitein A.Langereis geb. Waller voor haar en 1 kind.023..
De schepen van de kapitein
lidmaatschap van College Zeemanshoop te Amsterdam001
vlagnummer jaren type scheepsnaam naam reder/boekhouder
761 1859-1860 bark Jonge Jan P.A.van der Drift & W.van der Voort (van Voorst) te
Alkmaar
Vertrek en terugkomst van schepen in Amsterdam093:
kapitein naam schip vertrek terugkomst
A.Langereis Jonge Jan 08 april 1860 niet vermeld
Bouman025 vermeldt A.Langereis als gezagvoerder gedurende:
* 1860/1861 op het fregat “Jonge Jan”, gebouwd in 1830 aan de Kinderdijk te Alblasserdam, 490 ton n.m., varend voor reder P.A.van der Drift te Alkmaar. Het schip werd op 02 augustus 1859 te Rotterdam in veiling verkocht.
Overige bijzonderheden
Geen
Familiegegevens en opleiding
Geen
De schepen van de kapitein
Bouman025 vermeldt J.Vermeulen als gezagvoerder gedurende:
* 1862 op het fregat “Jonge Jan”, gebouwd in 1830 aan de Kinderdijk te Alblasserdam, 490 ton o.m., varend voor reder J.H.van Santen in Krimpen aan de Lek. Het schip verongelukte onder kapitein Vermeulen in 1862 op de klippen bij Stockholm.
Overige bijzonderheden
Geen
|